25 883 Arbeidsomstandigheden

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 490 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2024

Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen in een veilige omgeving kan werken. Werkgevers zijn op basis van de Arbowet verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving. Het voorkomen en tegengaan van psychosociale arbeidsbelasting (PSA) zoals ongewenst gedrag en werkdruk maakt hiervan onderdeel uit.

De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft in 2023 onderzoek verricht naar de stand van zaken omtrent ongewenst gedrag (en werkdruk) en de aanpak hiervan op de 14 Nederlandse publieke universiteiten. Bijgaand bied ik u de resultaten van het onderzoek aan in de vorm van het onderzoeksrapport «Arbo in Bedrijf Special Psychosociale arbeidsbelasting Universiteiten» en een publieksversie van het onderzoeksrapport. De aandacht voor dit onderwerp is niet nieuw. PSA, bestaande uit werkdruk en ongewenst gedrag, vormt voor werknemers binnen universiteiten al langere tijd een probleem. In 2020 heeft de Arbeidsinspectie de 14 publieke universiteiten verzocht hiervoor actieplannen op te stellen. Na beoordeling van deze actieplannen in 2021 en andere onderzoeken bleek de aanpak nog onvoldoende. Bovendien blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) dat werknemers op universiteiten vaker dan werknemers in andere sectoren aangeven dat er onvoldoende maatregelen genomen worden om werkdruk en ongewenst gedrag tegen te gaan.

Naar aanleiding van deze signalen wilde de Arbeidsinspectie meer inzicht krijgen in hoeverre de universiteiten sinds 2021 verbeteringen hebben doorgevoerd op het gebied van PSA en met welk effect. Dit rapport gaat over de huidige stand van zaken, evenals de oorzaken van de psychosociale arbeidsbelasting op de universiteiten.

Kern bevindingen Arbeidsinspectie

Uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie komt naar voren dat universiteiten op diverse manieren invulling geven aan het arbobeleid op het gebied van PSA. Een geïntegreerde aanpak ontbreekt echter veelal en de borging in de organisatie blijkt lastig. Ook is het inzicht in de oorzaken van ongewenst gedrag en werkdruk beperkt. Enquêteresultaten laten zien dat werkdruk en ongewenst gedrag door velen wordt ervaren; hoge werkdruk blijkt op basis van de ontvangen documentatie, interviews en enquête bij alle universiteiten een aanhoudend probleem.

De belangrijkste oorzaken van PSA worden gevormd door de wijze van financiering, te veel taken, prestatiedruk, en ambities van zowel individuen, als faculteiten en universiteiten. De hiërarchische structuur en leidinggevenden spelen een centrale rol als het gaat om ongewenst gedrag. Universiteiten nemen veel beheersmaatregelen, maar werknemers zijn er beperkt bekend mee en maken er beperkt gebruik van. Er wordt weinig gemeld bij vertrouwenspersonen en officiële klachten worden nagenoeg niet ingediend.

Uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie volgt dat werkdruk en ongewenst gedrag een aanhoudend probleem vormen onder het onderwijzend en wetenschappelijk personeel. De verantwoordelijkheid voor een gezonde werkomgeving ligt primair bij werkgevers. In het geval van de universiteiten zijn de besturen eindverantwoordelijk voor een goed Arbobeleid. Op grond van deze verantwoordelijkheid en aan de hand van de bevindingen uit dit onderzoek moeten zij het voortouw nemen om tot verbeteringen te komen, daarop te sturen en actief verantwoording te vragen van de faculteiten/hoogleraren.

De Arbeidsinspectie zal dit onderzoek in 2025 laten opvolgen door een handhavend inspectieproject.

Beleidscontext

Gezien de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voor het hoger onderwijs, met inbegrip van de aanpak van PSA, zal de beleidsinhoudelijke reactie op dit rapport aan uw Kamer worden gestuurd door de Minister van OCW, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Ten slotte

De Arbeidsinspectie is graag tot een nadere toelichting op het onderzoek bereid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven