25 883 Arbeidsomstandigheden

32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 446 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2022

In deze brief breng ik u op de hoogte van de voortgang van de tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), zoals ik u had toegezegd per brief op 20 mei 2022.1 De MDIEU heeft als doel dat werkenden zoveel mogelijk gezond werkend hun pensioen kunnen halen, ook degenen die zwaar werk verrichten. Op dit moment wordt in de context van behandeling van het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen (Kamerstuk 36 067) gesproken over hoe werkenden met zwaar werk gezond werkend hun pensioen kunnen bereiken. Mochten er vanuit die wetsbehandeling ideeën naar voren komen ter verbetering van de MDIEU, zal ik die bestuderen, bespreken met sociale partners in de Stichting van de Arbeid en uw Kamer hierover informeren.

Ik zal ingaan op de uitkomsten van de voortgangsrapportage van het monitorings- en evaluatieonderzoek naar de MDIEU. Daarnaast informeer ik u over de bevindingen van het tweede aanvraagtijdvak (januari-maart 2022) voor subsidie voor activiteitenplannen. Tot slot kijk ik vooruit naar de MDIEU in 2023 en de mogelijkheden om bedrijven en sectoren te faciliteren die van de MDIEU gebruik willen maken.

Uitkomsten eerste voortgangsrapportage MDIEU

Onderzoeksbureau SEOR monitort en evalueert de MDIEU. Gedurende de looptijd van de MDIEU ontvangt u drie voortgangsrapportages: nu, in 2023 en in 2024. In 2026 volgt de eindevaluatie. Als bijlage bij deze brief treft u de eerste voortgangsrapportage aan. Deze rapportage gaat vooral in op het bereik van de regeling en het proces van subsidieaanvraag en beoordeling. Evaluatievragen betreffende additionaliteit en doelmatigheid komen in de latere rapportages aan de orde, wanneer de gesubsidieerde projecten verder gevorderd zijn.

SEOR stelt vast dat tot nu toe subsidie voor 53 activiteitenplannen is verleend aan sectoren die 40–45% van de werkgelegenheid in Nederland vertegenwoordigen. SEOR concludeert op basis van indicatoren uit de Nederlandse Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) dat de subsidie over het algemeen meer terecht komt bij de sectoren met relatief grote problematiek rond duurzame inzetbaarheid en zwaar werk.

Brede toegankelijkheid van de subsidieregeling voor iedereen die wil investeren in duurzame inzetbaarheid, is van belang. Daarom is bij de opzet van de MDIEU in 2021 voorzien in de openstelling van een extra tijdvak in 2023 voor individuele bedrijven, tenzij uit onderzoek zou blijken dat de sectorale opzet van de regeling voldoende bereik heeft. Dat concludeert SEOR in bijgevoegd onderzoek niet. Uit interviews met niet-deelnemende sectoren en bedrijven blijkt dat subsidie aanvragen vaker lastig is voor sectoren met een lagere organisatiegraad. Samenwerking is niet in alle sectoren eenvoudig en aansluiten bij een aanvraag van een ander samenwerkingsverband blijkt in de praktijk weerbarstig. Ook het minimumbedrag van de aangevraagde subsidie (€ 125.000) is voor sommige (kleinere) sectoren een belemmering. Andere sectoren vragen (nog) geen subsidie aan omdat er geen concrete invulling van het activiteitenplan is gevonden, de administratieve vereisten veel werk kosten, er al veel wordt gedaan op het terrein van duurzame inzetbaarheid of er nog cao-onderhandelingen lopen. De inhoudelijke voorwaarden van de MDIEU op het terrein van regelingen voor vervroegd uittreden (hierna: RVU) en duurzame inzetbaarheid (hierna: DI) worden niet genoemd als reden om niet deel te nemen.

De dienstverlening van het ministerie wordt door de projectleiders van de eerste 13 projecten (die vorig jaar al begonnen zijn) beoordeeld met een 7,4 gemiddeld. De projectleiders zijn tevreden over de inhoudelijke voorlichting en het aanvraag- en beoordelingsproces, behalve over de duur van de beoordeling. Verder blijkt de regeling ook bij niet-deelnemende sectoren goed bekend te zijn.

De activiteitenplannen sluiten qua opzet goed aan bij de intentie van de regeling. Zo worden de verschillende thema’s en type subsidiabele DI-activiteiten goed benut, geholpen door een zogenoemde menukaart 2 met een breed spectrum aan praktische voorbeelden van subsidiabele activiteiten, die door veel sectoren wordt gebruikt. Wat betreft korte trainingen en workshops worden in totaal circa 84.000 deelnemers verwacht. Daarnaast worden veel andere DI-activiteiten uitgevoerd, die bijvoorbeeld gericht zijn op het opzetten van sectorale structuren, het doen van onderzoek en het onder de aandacht brengen van het thema duurzame inzetbaarheid.

Met betrekking tot RVU combineren sectoren verschillende criteria om de doelgroep van werknemers met zwaar werk af te bakenen, waarbij meestal wordt gekeken naar het aantal dienstjaren en de aard van het werk. Gemiddeld krijgt in deelnemende sectoren beduidend minder dan de helft van de werknemers in de RVU-leeftijdsgroep3 een aanbod om eerder uit te treden. Dit percentage wisselt aanzienlijk tussen sectoren, maar de doelgroep is altijd afgebakend, omdat dit een voorwaarde is in de MDIEU.

Ongeveer 30% van die afgebakende doelgroep maakt naar verwachting daadwerkelijk gebruik van het aanbod. In totaal zijn dat ongeveer 15.000 werknemers binnen de 25 sectoren met een gesubsidieerde RVU.

Op basis van de procesevaluatie en de genoemde redenen voor niet-deelname noemt SEOR vier mogelijkheden om het bereik van de regeling te vergroten:

  • Een extra tijdvak voor individuele bedrijven openstellen;

  • Het drempelbedrag van € 125.000 verlagen;

  • Meer ondersteuning bieden bij het indienen van een subsidieaanvraag;

  • De informatievoorziening over het opstellen van een activiteitenplan versterken.

Aan het eind van deze brief ga ik verder in op deze voorstellen.

Activiteitenplannen tot nu toe: inzet op duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Het tweede aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen stond open van 10 januari tot en met 31 maart 2022. In dit tijdvak zijn bij mijn ministerie 40 subsidieaanvragen ingediend en beschikt voor activiteitenplannen op het gebied van duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. Daarmee staat de teller op 53 gesubsidieerde activiteitenplannen sinds de inwerkingtreding van de MDIEU. De beschikte subsidie bedraagt in totaal ongeveer € 250 miljoen.

Voordat sectoren een activiteitenplan indienen, dienen ze een sectoranalyse uit te voeren. Op basis van deze analyse bepalen sectoren welke knelpunten op het gebied van duurzame inzetbaarheid en zwaar werk ze aanpakken. De plannen dienen in ieder geval DI-activiteiten te bevatten; het daarnaast aanbieden van een RVU is facultatief. Het subsidiepercentage is voor DI-activiteiten 50% en voor RVU’s 25%. De 53 activiteitenplannen zetten allemaal in op duurzame inzetbaarheid en 26 daarvan ook op eerder uittreden.4

Er bestaat een grote variëteit aan activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Sectoren zetten zowel op het gebied van fysieke als mentale werkbelasting DI-activiteiten op. Er worden veel onderzoeken gedaan naar verbetermogelijkheden op het gebied van duurzame inzetbaarheid binnen de sector. Daarnaast worden bedrijfsscans aangeboden en worden leidinggevenden getraind om een zinvol gesprek over duurzame inzetbaarheid te voeren met werknemers. Wat betreft het bereiken van werknemers is bewustwording een belangrijk speerpunt, omdat bekendheid van bestaande activiteiten en mogelijkheden bij de werkenden vaak achter blijkt te blijven. Hierbij kan worden gedacht aan het aanbieden van financiële adviesgesprekken aan werknemers zodat ze goed onderbouwde beslissingen kunnen nemen over zaken als eerder uittreden, deeltijdpensioen of vermindering van werktijd.

Er worden ook veel trainingen en workshops aangeboden, bijvoorbeeld een workshop «Maatwerkroosteren voor 55 plussers», workshops om te investeren in een betere gezondheid en vitaliteit en trainingen om te leren omgaan met agressie van derden.

De helft van de activiteitenplannen bevat een RVU-component. De meeste RVU’s zijn een collectieve afspraak (vaak vastgelegd in een of meerdere cao’s, maar dit is geen voorwaarde) waar de werknemer aanspraak op kan maken. In sommige sectoren wordt juist op individuele basis bepaald of iemand in aanmerking komt voor RVU. De hoogte van de gesubsidieerde RVU’s is in vrijwel alle gevallen gelijk aan het maximumbedrag waarover geen RVU-heffing geldt in de periode 2021–2025 (de fiscale drempelvrijstelling). Wel geldt meestal een deeltijdfactor op de hoogte van de uitkering, hoewel sectoren ook de ruimte hebben om werknemers die in deeltijd werken het volledige RVU-bedrag te bieden. Tot slot hanteren 20 sectoren een maximale RVU-duur van 3 jaar (het fiscale maximum), terwijl 5 sectoren de RVU-duur maximeren op 2 jaar.

MDIEU in 2023

Van 9 januari tot en met 31 maart 2023 wordt een volgend aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen MDIEU opengesteld, waarin sectoren subsidie kunnen aanvragen voor activiteitenplannen.

De mogelijkheden uit de voortgangsrapportage om het bereik van de regeling verder te vergroten neem ik ter hand. De regeling voorziet al in de mogelijkheid tot het instellen van een extra aanvraagtijdvak voor individuele bedrijven. Nu SEOR aangeeft dat een dergelijk tijdvak leidt tot een grotere toegankelijkheid van de MDIEU, ben ik van plan om een dergelijk aanvraagtijdvak open te stellen na de zomer van 2023. Daarnaast ben ik voornemens – ook in navolging van de voortgangsrapportage – het drempelbedrag te verlagen, overigens met behoud van voldoende schaalgrootte. Zo kunnen niet alleen individuele bedrijven maar ook kleinere sectoren en branches gemakkelijker MDIEU-subsidie aanvragen.

Om ondersteuning te bieden aan sectoren bij het aanvragen van subsidie worden momenteel informele gesprekken met sectoren aangeboden ter voorbereiding op het indienen van een aanvraag. Daarnaast bezie ik op welke manier verbeteringen kunnen worden aangebracht ten aanzien van ondersteuning bij de aanvraagprocedure. Met de actualisatie en uitbreiding van de menukaart wordt ingespeeld op de behoefte aan meer inhoudelijke voorbeelden voor het opstellen van een activiteitenplan. In 2023 wordt daarnaast geïnvesteerd in duidelijke voorlichting, vooral ook voor individuele bedrijven, over het opstellen van activiteitenplannen en het aanvragen van subsidie daarvoor.

Voor de zomer van 2023 zal ik u informeren over de bevindingen van het derde aanvraagtijdvak en over de uitwerking van het extra aanvraagtijdvak waarin ook individuele bedrijven de mogelijkheid krijgen subsidie aan te vragen. In de debatten over het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen heb ik aangegeven bereid te zijn om te kijken naar mogelijkheden om de MDIEU te verbeteren. Indien gesprekken met sociale partners de komende maanden inderdaad leiden tot verdere verbeteringen van de MDIEU, dan zal ik u vanzelfsprekend daarover ook informeren. Tevens ontvangt u in 2023 de volgende voortgangsrapportage van SEOR.

Tot slot

Uit de rapportage van SEOR en mijn eigen bevindingen blijkt dat veel sectoren de weg naar de MDIEU hebben weten te vinden. Het is goed om te zien dat werkend Nederland het belang onderschrijft van duurzame inzetbaarheid en bereid is daarin te investeren, zodat zoveel mogelijk werkenden gezond en met plezier kunnen werken tot aan hun pensioen. Ik ben blij dat de MDIEU hierbij een helpende hand kan bieden. Samen met sociale partners zal ik voortdurend letten op mogelijkheden om het bereik te vergroten en meer sectoren, branches en bedrijven te faciliteren om te investeren in duurzame inzetbaarheid. Het openstellen van nieuwe aanvraagtijdvakken in 2023, ook voor kleinere branches en bedrijven, is een goede stap in die richting.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk ken 25 883 en 32 043, nr. 433.

X Noot
3

De drempelvrijstelling in de RVU-heffing geldt voor werknemers die maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd uittreden. Ook in de MDIEU is deze drie jaar van toepassing.

X Noot
4

Per abuis heb ik u op 20 mei jl. per brief gemeld dat in het tweede aanvraagtijdvak 21 aanvragen betrekking hadden op duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. Dit waren er 18. In totaal zijn er 52 samenwerkingsverbanden die 53 activiteitenplannen uitvoeren. Eén samenwerkingsverband is namelijk al aan het tweede activiteitenplan bezig, doordat het eerste activiteitenplan een korte looptijd had. Deze beide plannen bevatten ook een RVU.

Naar boven