25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 393 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2020

Op 13 juli jl. stuurde ik uw Kamer de Kabinetsreactie op het advies van de commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (de commissie Heerts) (Kamerstuk 25 883, nr. 389). De commissie deed onder meer voorstellen over een tegemoetkoming voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen en over een versterking van de kennisinfrastructuur op het terrein van deze stoffen. Daarover gaf ik aan dat het kabinet deze voorstellen over wil nemen, maar dat de kosten en dekking daarvan een integrale weging vergen in augustus. Hierbij informeer ik u over de uitkomsten daarvan.

Met deze brief geef ik tevens invulling aan de toezegging om uw Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over de definitieve opdracht en aanstelling van een verkenner die de aanpak van de voorgestelde aanpassingen van de kennisinfrastructuur zal uitwerken. Daarnaast ga ik nader in op de aangekondigde tegemoetkomingsregeling.

Naast de hiervoor genoemde toezeggingen uit de Kabinetsreactie op het advies van de commissie Heerts, zijn ook toezeggingen gedaan op het terrein van een intensivering van de preventie, de bedrijfsgezondheidszorg en de handhaving en het toezicht. In het voorjaar van 2021 zal ik u informeren over de voortgang van het totale pakket van maatregelen dat voortvloeit uit de Kabinetsreactie.

Terugkoppeling augustusbesluitvorming

In de Kabinetsreactie liet ik u weten dat de kosten die voortvloeien uit het advies van de commissie Heerts en de dekking hiervan, zouden worden bezien in de augustusbesluitvorming. Het gaat hierbij om de kosten voor de tegemoetkomingsregeling en de versterking van de kennisinfrastructuur. In de rijksbegroting voor 2021 is vermeld dat het kabinet voor deze kosten een reservering heeft gemaakt. De extra uitgaven worden mogelijk gemaakt door de Aof-premie, die alle werkgevers betalen, vanaf 2022 licht te verhogen. Naar verwachting gaat het om een verhoging met 0,04 procentpunt.

Van het bedrag dat daarmee jaarlijks beschikbaar komen, zal € 62,5 mln. worden ingezet voor de tegemoetkomingsregeling en € 6 mln. voor de aangepaste kennisinfrastructuur. Bij de berekening van de benodigde middelen voor de tegemoetkomingsregeling is een aantal aannames gedaan, waarbij is uitgegaan van maximaal 2.5001 tegemoetkomingen per jaar.

Aanstelling verkenner en definitieve opdracht

In de Kabinetsreactie onderschreef ik het belang van een verbeterde kennisinfrastructuur voor stoffengerelateerde beroepsziekten, ten behoeve van een adequate preventie. Daarbij kondigde ik aan op korte termijn een verkenner aan te stellen, om met concrete voorstellen te komen voor de door de commissie voorgestelde verbeterde kennisinfrastructuur. Ten behoeve van de verdere implementatie is een nadere uitwerking van de aanbevelingen van de commissie op dit punt nodig.

Met genoegen kan ik u melden dat ik inmiddels de oud-minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Bruno Bruins, bereid heb gevonden deze taak op zich te nemen. Ik heb met hem afgesproken dat hij zo snel mogelijk in november aan de slag gaat.

De opdracht die ik aan de heer Bruins heb meegegeven is drieledig.

In de eerste plaats zal hij nader uitwerken wat nodig is om te komen tot deze verbeterde kennisinfrastructuur. De beoogde verbetering moet onder meer leiden tot een bundeling van de bestaande kennis en expertise, het aanjagen van kennisontwikkeling en het actief bevorderen van de verspreiding van de kennis. Dit draagt bij aan zowel de preventie van stoffengerelateerde beroepsziekten als aan de diagnosestelling en de behandeling daarvan. Ik heb de heer Bruins gevraagd rekening te houden met de voorkeur om de verbetering te realiseren binnen de bestaande kennisinfrastructuur. Verder is het wenselijk dat er draagvlak is voor deze verbetering onder de betrokken partijen. In dat kader zal hij in kaart brengen hoe de instellingen die nu deel uitmaken van de kennisinfrastructuur aankijken tegen de aanbeveling en hun rol daarin.

In de tweede plaats zal de heer Bruins adviseren over hoe zo spoedig mogelijk kan worden gekomen tot een eerste adequate en werkbare lijst van ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten, die een van de grondslagen zal vormen voor de toegang tot de tegemoetkomingsregeling, en hoe deze in de toekomst actueel kan worden gehouden. Daarbij kijkt hij ook naar de mogelijkheden van een gefaseerde inwerkingtreding, te starten op basis van een eerste lijst met beroepsziekten die gaandeweg en mede op basis van ervaringen verder wordt uitgebreid.

In de derde plaats heb ik de heer Bruins gevraagd hoe te komen tot een panel van deskundigen of een beoordelingsinstituut dat bij aanvragen voor een tegemoetkoming kan adviseren over de medische causaliteit tussen aandoeningen en uitgeoefende werkzaamheden.

De heer Bruins heeft mij laten weten uiterlijk 1 april 2021 te zullen rapporteren over zijn bevindingen.

Tegemoetkomingsregeling

Ik ben inmiddels gestart met de uitwerking van de tegemoetkomingsregeling voor de slachtoffers van ernstige beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Met deze tegemoetkoming geeft het kabinet erkenning aan het leed dat door deze beroepsziekten wordt veroorzaakt. Het lukt ernstig zieke slachtoffers nauwelijks hun schade te verhalen op hun (ex)werkgever via een schadeclaim. In de kabinetsreactie merkte ik al op dat de uitwerking van de regeling complex is.

Naast de al genoemde lijst van stoffengerelateerde beroepsziekten en de beoordeling van de medische causaliteit, waarover de heer Bruins mij zal adviseren, is nog op veel punten een nadere uitwerking nodig. Zo is een concrete invulling nodig van termen en criteria als «ernstig ziek», «voorshands aannemelijk», «gebaseerd op wetenschappelijke criteria» en «een beroepsziekte ontstaan door blootstelling aan gevaarlijke stoffen». Doordat veel tijd verstreken kan zijn tussen de blootstelling en het ontstaan van klachten, zal bovendien niet altijd blootstellingsinformatie voorhanden zijn. In het geval van bijvoorbeeld de Chroom-6-regelingen van het Ministerie van Defensie en de gemeente Tilburg is het relatief eenvoudig om een uitspraak te doen over de relatie tussen blootstelling en klachten, omdat het RIVM al uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar doelgroep, locaties en arbeidsomstandigheden. Daarvan is bij deze tegemoetkomingsregeling geen sprake. Waar mogelijk zal ik wel gebruik maken van het voorbeeld van deze en vergelijkbare regelingen.

Voor mij staat voorop dat er een duidelijke en goed uitvoerbare regeling komt, die middels een snelle en toegankelijke procedure aan zieke (ex-)werkenden helderheid biedt over waar zij aan toe zijn.

Met de tegemoetkomingsregeling komt er zicht op erkenning en concrete verbeteringen voor slachtoffers van beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Ik zet alles in werking om te bereiken dat deze regeling per 1 juli 2022 van start kan gaan.

Zo snel mogelijk nadat ik de rapportage van de heer Bruins heb ontvangen, zal ik uw Kamer in de eerdergenoemde voortgangsbrief daarover en over het vervolg dat ik daaraan zal geven, informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout


X Noot
1

Gebaseerd op schattingen door PWC en ECCB. Tweede Kamer, Kamerstuk 25 883, nr. 289 Rapportage over de positionering van een Expertise Centrum Causaliteit Beroepsziekten (ECCB), p. 22.

Naar boven