Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2019
Met mijn brief van 5 juli jl. heb ik u laten weten dat ik een commissie Vergemakkelijking
Schadeafhandeling Beroepsziekten heb ingesteld (Kamerstuk 25 883, nr. 352). De commissie heb ik verzocht aanbevelingen op te stellen voor een betere organisatie
van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke
stoffen. De heer T. Heerts, thans voorzitter van de MBO-Raad, heb ik benoemd tot voorzitter
van de commissie.
Zoals u wellicht heeft vernomen, zal de heer Heerts op 18 december a.s. geïnstalleerd
worden als burgemeester van de gemeente Apeldoorn. Het doet mij deugd u te kunnen
melden dat de heer Heerts zijn rol als voorzitter van de commissie zal voortzetten.
Verder kan ik u melden dat de heer Heerts mij met bijgevoegde brief op de hoogte heeft
gesteld van de voortgang van het werk van de commissie1. In deze brief geeft hij aan dat de commissie, gezien de complexiteit van de materie
en de verscheidenheid aan opvattingen, meer tijd nodig heeft om te komen tot een breed
gedragen eindadvies. Hij heeft mij daarom verzocht het advies uiterlijk 1 april 2020
te mogen uitbrengen.
Gezien het belang dat ik hecht aan een breed gedragen advies op deze complexe materie,
heb ik ingestemd met het verzoek van de heer Heerts. Dit betekent dat dat het adviesrapport
van de commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten niet op 31 december
2019, maar uiterlijk op 1 april 2020 wordt verwacht. Ik zal dit advies spoedig na
ontvangt met uw Kamer delen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark