25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 353 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2019

Met deze brief informeer ik u over een tweetal recente rapporten op het terrein van arbeidsomstandigheden. Het betreft de nieuwe monitor «Arbo in bedrijf 2018»1 en het kwalitatieve onderzoek «De nieuwe Arbowet: stand van zaken van de implementatie en uitvoering»2.

Door middel van deze brief wil ik uw Kamer over de belangrijkste bevindingen informeren.

De onderzoeken laten zien dat de naleving van de arbozorgverplichtingen verbetert, maar nog niet op voldoende niveau is. Vervolgens geef ik aan welke activiteiten de Inspectie SZW de komende periode uitvoert om deze naleving te verbeteren.

Hoe is de huidige naleving van de Arbozorgverplichtingen

Werkgevers hebben een zorgplicht ten aanzien van hun werknemers. Dit houdt in dat zij, in samenspraak met werknemers, moeten zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving. Om veilig en gezond werken te borgen is een goede beheersing van veiligheidsrisico’s van groot belang. Uit eerdere onderzoeken van de Inspectie blijkt dat deze beheersing vooral gebaat is bij het hebben van een toereikende RI&E in combinatie met een plan van aanpak en regulier overleg met werknemers.3 Om zicht krijgen op de naleving van de arbozorgverplichtingen voert de Inspectie sinds 1998 periodiek de monitor Arbo in bedrijf uit. In Arbo in bedrijf 2018 staan de nationale kerncijfers over de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet (de Arbowet) door bedrijven en een overzicht van de arbeidsomstandigheden die betrekking hebben op gezond en veilig werken.4

Uit de monitor Arbo in bedrijf 2018 blijkt dat:

  • De naleving van de Arbowet en -regelgeving zich over het algemeen positief heeft ontwikkeld. Dit wordt zichtbaar in de nalevingsindicator voor G&VW die sinds 2010 een stijging laat zien van vijf procentpunt.

  • Het aandeel bedrijven met een RI&E voor het eerst sinds 2012 weer significant is toegenomen, maar relatief laag blijft. Waar in 2016 45% van de bedrijven voldeed aan deze verplichting, voldoet in 2018 49% van de bedrijven hieraan. Niet alle RI&E’s zijn echter volledig. Van de RI&E’s bevat 61% alle belangrijke risico’s van het bedrijf, de rest mist een aantal belangrijke risico’s (37%) of beschrijft geen enkel belangrijk risico (1%). Van alle Nederlandse bedrijven heeft 30% (49%*61%) dus een RI&E waarin daadwerkelijk alle belangrijke risico’s zijn geïnventariseerd.

  • Het aantal bedrijven dat gelijktijdig voldoet aan meerdere kernbepalingen in 2018 eveneens is gestegen. Meer bedrijven hebben zowel een RI&E als een contract met een arbodienstverlener, organiseren bedrijfshulpverlening en hebben een preventiemedewerker. Waar in 2016 nog 27% van de bedrijven aan deze vier belangrijke kernbepalingen voldeed, is dit in 2018 het geval bij 33% van de bedrijven. Bij deze bedrijven werkt 67% van de werknemers in Nederland. Dat laat zien dat met name grotere bedrijven aan de verplichtingen voldoen. Van de bedrijven met minder dan 10 werknemers heeft 40% een RI&E. Hoewel dit betekent dat relatief veel werknemers in een bedrijf werken met een RI&E, is het zo dat als wordt gekeken naar bijvoorbeeld arbeidsongevallen deze zich met name voordoen bij kleine bedrijven.5

In 2018 heeft de Inspectie ook kwalitatief onderzoek laten uitvoeren naar mechanismen die van invloed zijn op de implementatie en uitvoering van de nieuwe verplichte elementen in de Arbowet per 1 juli 2017. Dit onderzoek geeft op een aantal onderdelen een nadere duiding aan de uitkomsten van Arbo in bedrijf en laat zien wat mede bepaalt of werkgevers de nieuwe verplichtingen al hebben geïmplementeerd.

  • De implementatie blijkt afhankelijk van de prioriteit die werkgevers eraan geven. Bij bedrijven waar werkgevers intrinsiek gemotiveerd zijn of waar er sprake is van hoge arbeidsrisico’s, is er (al langer) aandacht voor preventie en samenwerking. Motieven voor niet-naleving zitten in zaken als «vinden de regels niet belangrijk»; of men maakt een kosten-baten afweging.

  • Ook de bedrijfsgrootte speelt een rol: bij grote bedrijven zijn arbotaken specifiek belegd, bij kleinere bedrijven heeft vaak de directeur of een administratief medewerker het extra in het takenpakket. Door de grotere span of control raakt aandacht voor arbozorg op de achtergrond, zeker als er sprake is van een laag ziekteverzuim in combinatie met weinig arbeidsrisico’s.

  • Factoren die bevorderend werken voor de implementatie van de nieuwe bepaling zijn de aanwezigheid van een specifieke functionaris of OR, veel arbeidsrisico’s en een goede preventiecultuur (elkaar aanspreken). Ook een proactieve arbodienstverlening, eisen van klanten of opdrachtgevers (certificeringen) en inspecties hebben een positieve invloed.

  • Belemmerende factoren zijn personeelstekorten, de uitbesteding van arbozaken aan een administratiekantoor (waardoor werkgevers weinig weten van de afspraken met de arbodienst en deze daardoor weinig praktische gevolgen hebben), dreigend tekort aan bedrijfsartsen en de verwachting dat de nieuwe elementen in de wet tot hoge kosten leiden, zoals het open spreekuur en de second opinion.

Speerpunten huidig beleid: koplopers geven impuls aan RI&E

Ik heb eerder aangegeven dat ik het essentieel vind dat werkgevers meer aan preventie doen en de naleving van de RI&E verbetert. Uit de resultaten van deze monitor blijkt dat inmiddels een goede ontwikkeling kan worden waargenomen. Ik vind het van belang dat dit zich verder doorzet, zowel in kwantiteit als kwaliteit van de RI&E. Zo is het alleen hebben van een RI&E niet voldoende. De RI&E is een essentieel instrument in het bedrijf om structuur te geven aan het arbobeleid.

De RI&E mag geen papieren tijger zijn.

Daarom heb ik eerder aangekondigd maatregelen te nemen om de werking van de RI&E te versterken. In deze context was 2 juli jl. de startbijeenkomst «Impuls RI&E» om werkgevers beter te bereiken en te helpen met de RI&E. Bij deze bijeenkomst was een groep vertegenwoordigers van sociale partners, brancheorganisaties, zakelijke dienstverleners, kennisinstituten en arboprofessionals aanwezig. Zij zijn de koplopers als het gaat om het versterken van de werking van de RI&E.

Sommige werkgevers «willen niet», maar meestal is het een kwestie van «niet kunnen of weten», zeker bij kleine ondernemers. Ze weten niet hoe ze een RI&E moeten opstellen of zijn zelfs helemaal niet op de hoogte van het bestaan van de verplichting (Arbo in Bedrijf 2018, zie tabel 1). Om ondernemers beter te bereiken en te ondersteunen is innovatie en denkkracht nodig. De koplopers kunnen ervoor zorgen dat het aantal bedrijven met een RI&E toeneemt door de ondersteuning en hulp aan bedrijven te innoveren. Het kan dan gaan om het verder vereenvoudigen van bestaande instrumenten maar ook het beter benutten van andere wegen om bedrijven te bereiken.

Tabel 1. Redenen waarom bedrijven geen RI&E hebben (n=386)

Tabel 1. Redenen waarom bedrijven geen RI&E hebben (n=386)

Wat zijn de huidige en voorgenomen activiteiten van de Inspectie SZW

Zoals ik u in mijn brief Uitbreiding Inspectieketen Inspectie SZW van 31 oktober 2018 heb aangekondigd, gaat in totaal 17% van de extra middelen (50 mln. euro) naar gezond en veilig werk, en zal de besteding van het totale budget (circa 146 mln. euro) van de Inspectie aan gezond en veilig werk circa 45% zijn in 2023.6

Alle actieve inspectieprogramma’s op het terrein van gezond en veilig werk kunnen hiermee worden geïntensiveerd. Behalve dat de gewenste balans ontstaat tussen preventieve inspecties en ongevalsonderzoek en klachten, biedt een grotere inzet ook meer mogelijkheden om intensiever toezicht te houden op de kernverplichtingen voor goede arbozorg.

Hoewel de actieve inzet van arbocapaciteit in 2019 nog onder druk staat van de reactieve inzet op arbeidsongevallen, heeft de Inspectie op verschillende manieren aandacht voor de kernverplichtingen voor goede arbozorg.

  • Wanneer er sprake is van een overtreding wordt altijd gekeken of er een RI&E is waarin het risico is benoemd en beheersmaatregelen zijn aangegeven. De aanwezigheid van een RI&E is daarbij een matigingsgrond voor een eventuele boete.

  • In het programma Psychosociale Arbeidsbelasting wordt verder standaard de RI&E gecontroleerd op maatregelen ten aanzien van werkdruk.

  • Zoals ook beschreven in het Jaarverslag 2018 wil de Inspectie het effect van haar ongevalsonderzoek vergroten, zodat er een grotere preventieve werking vanuit gaat. Hiertoe zijn nieuwe werkwijzen verkend, zoals het uitvoeren van een actieve interventie en het opstellen van een verbeterplan door de werkgever. In beide interventies is de naleving van de kernverplichtingen een belangrijk onderwerp. Op dit moment verkent de Inspectie de verdere implementatie van deze nieuwe interventies.

  • Uiteraard wordt ook jaarlijks de monitor Arbo in bedrijf uitgevoerd, waarin een grote aselecte groep werkgevers worden bevraagd over de naleving van de kernverplichtingen.

  • Nog dit jaar zal het niet hebben van een RI&E en/of plan van aanpak direct beboetbaar worden en worden de boetes verhoogd. De komende tijd gaat de Inspectie haar inzet op de naleving van de arbozorgverplichtingen daarom intensiveren. Op basis van de uitkomsten van de hierboven beschreven onderzoeken wordt een interventiemix ontwikkeld. In de actieve inspecties zal worden gecontroleerd op minimaal de aanwezigheid van de RI&E en het basiscontract. Bij afwezigheid van de RI&E en/of het basiscontract zal er een boete worden opgelegd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Staat van arbeidsveiligheid, Inspectie SZW 2018; Kamerstuk 25 883, nr. 325

X Noot
4

Tussen september 2017 en december 2018 zijn ruim 1.300 aselect getrokken vestigingen van bedrijven bezocht. Hoewel dit minder is dan in eerdere jaren, kunnen op basis van 1.300 betrouwbare uitspraken gedaan worden over landelijke ontwikkelingen op het gebied van naleving van de Arbowet- en regelgeving. Over sectoren en grootteklassen worden alleen uitspraken gedaan, als er in de betreffende categorie meer dan 50 bedrijfsbezoeken zijn afgelegd.

X Noot
5

Staat van arbeidsveiligheid 2018

X Noot
6

Kamerstuk 29 544, nr.846,

Naar boven