25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 269 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht op korte termijn schriftelijk te reageren op een door deze commissie vastgesteld «Position paper inzake EU-Arbowetgeving» zodat het antwoord nog betrokken kan worden bij het algemeen overleg over arbeidsomstandigheden dat gepland is op 18 februari 2016.

Ik heb het paper met belangstelling gelezen. Het beschrijft op goede en begrijpelijke wijze het arboacquis met daarin de Kaderrichtlijn en de 23 bijzondere richtlijnen. Het paper wijst op de Nederlandse benadering van arboregelgeving met een nadruk op doelvoorschriften enerzijds en anderzijds praktische (sectorgewijze) arbovoorschriften. De invulling van die voorschriften kan plaatsvinden in arbocatalogi.

De opvatting van de Kamer zoals die is verwoord onder «Standpunt Tweede Kamer» sluit aan bij de opvattingen van het kabinet. Eerder heb ik eurocommissaris Thyssen, en haar voorganger Andor, geïnformeerd over deze opvattingen. Daarbij heb ik ondermeer gewezen op het belang van doelvoorschriften waarbij technische voorschriften aan de individuele lidstaten worden overgelaten en op het bereiken van een gelijk Europees speelveld. Ondermeer door op Europees niveau meer grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen vast te stellen.

Een belangrijk punt uit het paper is de stelling dat vanuit culturele overwegingen (in Nederland bijvoorbeeld de samenwerking tussen sociale partners) en vanuit het subsidiariteitbeginsel, de EU-regelgeving dusdanig moet zijn dat er op EU-niveau een gelijk speelveld ontstaat en er tegelijkertijd ruimte is voor een passende invulling per lidstaat. Hierbij staat voor mij, net als voor uw Kamer voorop dat het beschermingsniveau van werknemers minimaal gelijk blijft en mogelijk verhoogd wordt.

Wellicht ten overvloede wil ik aangegeven dat ik van opvatting ben dat het aanpassen van het arboacquis, dat over een periode van meerdere decennia tot stand is gekomen, een logische stap is. Stroomlijnen van concepten en het aanpassen van regelgeving aan de actualiteit zijn mijns inziens voorwaarden om een regelgeving «in goede conditie» te houden.

Op dit ogenblik beraadt de Europese Commissie zich op nadere stappen wat betreft de evaluatie en herziening van de Europese arboregelgeving. Mij lijkt het waarschijnlijk dat de commissie ook opvattingen vanuit de lidstaten, niet zijnde van ministers of regeringen, mee zal wegen. Ik wil u dan ook aanraden uw opvattingen niet alleen mij kenbaar te maken, maar die ook actief te delen met de Europese Commissie en het Europees parlement.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven