Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2015
Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het op 24 maart jl. verschenen Briefadvies
van de Gezondheidsraad aan, getiteld «Werknemers en Q-koorts: criteria voor vaccinatie»1.
In 2012 heeft de toenmalige Staatssecretaris De Krom de Gezondheidsraad om advies
gevraagd over de wenselijkheid van vaccinatie van (groepen) werknemers tegen Q-koorts.
Directe aanleiding was de uitbraak van Q-koorts en de gevolgen daarvan voor werkenden.
Het advies geeft aan dat in de meeste situaties andere maatregelen dan vaccinatie
van werknemers de voorkeur hebben, zoals blootstelling mijden en het gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen. De Gezondheidsraad geeft aan dat ze in 2010 al kanttekeningen
plaatste bij de effectiviteit van het vaccin en dat ze deze kanttekeningen nog steeds
onderschrijft.
Veterinaire vaccinatie tegen Q-koorts is verplicht voor melkgeiten en melkschapen
op (opfok-)bedrijven met meer dan vijftig dieren. Deze vaccinatieverplichting geldt
ook voor schapen en geiten op locaties met een publieksfunctie, evenementen, tentoonstellingen
en keuringen. De NVWA ziet hier op toe. Vaccinatie van schapen en geiten verkleint
de kans op blootstelling van werknemers aan de bacterie drastisch.
Het advies van de Gezondheidsraad geeft aan dat humane vaccinatie in zeer uitzonderlijke
situaties een beschermende maatregel kan zijn. Dit betreft situaties waarbij werknemers
een verhoogde kans hebben op extreme blootstelling aan de bacterie. De Gezondheidsraad
denkt hierbij aan werknemers die vaak in aanraking komen met niet gevaccineerde besmette
dieren of materiaal daarvan. Daarnaast benoemt de Gezondheidsraad de risicogroep van
werknemers met bepaalde gezondheidsklachten die bij blootstelling een verhoogde kans
hebben op een ernstiger beloop van de ziekte.
Tenslotte acht de Gezondheidsraad de kans op een nieuwe uitbraak bij gelijkblijvende
maatregelen zeer gering en adviseert daarom om werknemers die kunnen worden ingezet
bij dierziektebestrijding op dit moment geen vaccinatie aan te bieden.
Concluderend is de Gezondheidsraad van mening dat de huidige arbeidhygiënische en
veterinaire maatregelen afdoende zijn om de meeste werknemers te beschermen en veilige
en gezonde arbeidsomstandigheden te bieden.
Ik onderschrijf de lijn van het advies. De kans dat uitzonderlijke blootstellingsituaties
zich voor zullen doen is, gezien de veterinaire vaccinatieplicht, zeer klein. Ik zie
op dit moment dan ook geen aanleiding tot het nemen van extra maatregelen.
De Gezondheidsraad adviseert tenslotte om de overheid, bijvoorbeeld via het RIVM,
een centrale rol te laten spelen bij aanschaf en distributie van Q-VAC, het vaccin
tegen Q-koorts. Dit is mogelijk binnen de huidige structuur en deze structuur zal
dan ook gebruikt worden indien hier aanleiding toe is.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher