nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2004
In het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 18 december jl. heb ik op een vraag van het kamerlid Vietsch (CDA)
de toezegging gedaan de Tweede Kamer te informeren inzake de stand van zaken
van het overleg tussen de Arbeidsinspectie, LTO en het College Toelating Bestrijdingsmiddelen
(CTB) over de voorschriften bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen
in de landen tuinbouw (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 239/25 883/25 720
nr. 3). Deze toezegging doe ik hierbij gestand.
Achtergrond
Vanaf medio 2002 tot en met voorjaar 2003 heeft de Arbeidsinspectie een
eerste inspectieproject in de glastuinbouw uitgevoerd naar de beperking van
de huidblootstelling van werknemers die werken in of met gewassen die zijn
behandeld met bestrijdingsmiddelen (zogenaamde herbetredingswerkzaamheden).
De resultaten uit dit project geven aan dat werkgevers in deze sector
zich nauwelijks bewust zijn van de gezondheidsrisico's die deze werkzaamheden
kunnen opleveren, waardoor beheersmaatregelen om blootstelling aan bestrijdingsmiddelen
te beperken veelal ontbreken. Daarom heb ik de Arbeidsinspectie gevraagd de
inspecties in deze sector voort te zetten en zich daarbij niet te beperken
tot de 10 eerder geselecteerde bestrijdingsmiddelen. Dit project gestart eind
2003 loopt door tot zomer 2004. Het gaat hierbij niet alleen om de vraag of
het bedrijf de risico's van o.a. herbetreding kent, maar ook om de vraag hoe
hiermee in de praktijk wordt omgegaan.
Gebleken is, dat in veel gevallen huidbeschermende maatregelen nodig zijn:
het dragen van handschoenen en het bedekken van armen en benen.
LTO heeft bezwaren tegen de inspectiemethodiek van de Arbeidsinspectie.
Door de CDA-fractie zijn vragen gesteld over dit inspectieproject (Aanhangsel
der Handelingen II, vergaderjaar 2002–2003 nr. 943 en nr. 1505).
In de beantwoording van de Kamervragen is reeds aangegeven dat ten aanzien
van de beperking van deze huidblootstelling, zowel krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet
als in de Arbeidsomstandighedenwet, nadere regels zijn gesteld. De Arbeidsinspectie
heeft in het inspectieproject in de glastuinbouw gehandhaafd op basis van
de voorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet. LTO heeft zich hier steeds
tegen verzet en stelde dat de toelatingsvoorschriften van bestrijdingsmiddelen
door het College Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB), met name het etiket
op de verpakking van het bestrijdingsmiddel, voor de gebruiker voldoende informatie
bevat of moet bevatten aangaande maatregelen die moeten worden getroffen ter
bescherming van betrokken personen. Deze informatie zou betrekking moeten
hebben op zowel het toepassen van het bestrijdingsmiddel als de gezondheidsrisico's
bij het werken in en met gewassen daarna. Deze opstelling gaat eraan voorbij
dat de tekst van het CTB zoals deze op de etiketten van bestrijdingsmiddelen
is geplaatst generiek is, toepasbaar voor alle verschillende individuele bedrijven,
en een vertaling naar de specifieke bedrijfsgebonden situatie behoeft. Derhalve
moet de tuinder in zijn risico-inventarisatie en -evaluatie, die is vereist
op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, nader op dit risico ingaan voor
zijn specifieke bedrijfssituatie en de voorschriften op het etiket daarnaar
vertalen.
Stand van zaken
Het verslag van het eerste project Glastuinbouw van de Arbeidsinspectie
(bijlage bij deze brief)1 bevestigt dat het voor
de telers soms onduidelijk is, dat de voorschriften op het etiket op het bestrijdingsmiddel
niet in alle gevallen voldoende bescherming bieden, en dat afhankelijk van
de bedrijfssituatie aanvullende informatie en maatregelen op grond van de
Arbeidsomstandighedenwet nodig kunnen zijn.
De resultaten van het inspectieproject Glastuinbouw I zijn voor mij aanleiding
geweest de inspecties te doen voort zetten in een vervolgproject Glastuinbouw
II, juist omdat dit de gelegenheid biedt de tuinders op de risico's van herbetreding
te wijzen en de bescherming van de werknemers te verbeteren. Bovendien biedt
voortzetting van de inspectieaandacht voor deze problematiek in deze sector
de gelegenheid het ingezette bewustwordingsproces van de gezondheidsrisico's
van herbetredingswerkzaamheden te bestendigen.
Daarnaast zijn de inspectieresultaten aanleiding geweest voor een project
«Bestrijdingsmiddelen en preventie in de glastuinbouw». Doel van
dit project is een instrument te ontwikkelen die het de tuinder mogelijk maakt
op eenvoudige wijze een specifieke, op het bedrijf toegesneden inschatting
te kunnen laten maken van de risico's en de beheersmaatregelen die genomen
moeten worden. Het project wordt uitgevoerd door Stigas (Arbodienst). In de
begeleidingscommissie werken onder andere de Arbeidsinspectie en de LTO samen.
In het project wordt bij de ontwikkeling van deze risicobeoordeling onder
andere gebruik gemaakt van de gegevens over bestrijdingsmiddelen die bij het
CTB beschikbaar zijn. Uit deze risicobeoordeling kan de individuele tuinder
vervolgens afleiden welke beheersmaatregelen hij moet treffen om de blootstelling
aan bestrijdingsmiddelen in voldoende mate te beheersen. Opzet van deze RI&E
is dat het wordt opgenomen in de nieuwe RI&E-methoden die op dit moment
in het kader van het project «Kwaliteitsverbetering RI&E»
van het Arboconvenant Agrarische Sectoren door Stigas worden ontwikkeld.
Naar verwachting zal dit project in de zomer 2004 worden afgerond. Over
de resultaten van het project zal ik u te zijner tijd informeren.
Ik verwacht u met bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte