25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2011

U heeft mij om een reactie gevraagd op de uitzending van Zembla van 14 mei jl. over de Arbeidsinspectie. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek. In deze reactie ga ik in op de rol van de Arbeidsinspectie in de context van het arbostelsel in Nederland.

Het Nederlandse arbostelsel

Het arbostelsel omvat het geheel aan verantwoordelijkheden, rechten, plichten en taken met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. In mijn visie, die overigens aansluit bij die van mijn voorgangers, is de overheid verantwoordelijk voor de inrichting van het stelsel, maar zijn het primair de werkgevers en werknemers die baat hebben bij en zorg dragen voor de arbeidsomstandigheden in bedrijven.

Op basis van een SER-advies uit 20051 maakt de Arbowet onderscheid tussen het publieke domein en het private domein. Het uiteindelijke doel van deze tweedeling is een stelsel waarin de overheid in het publieke domein zogeheten doelvoorschriften vaststelt en handhaaft en de sociale partners in het private domein zorg dragen voor de wijze waarlangs de doelen gerealiseerd worden.

Het merendeel van de Arbowetgeving is internationaal bepaald (EU, ILO). Elk land richt op basis van deze bepalingen een eigen stelsel in. In Nederland is de Arbowet bij de laatste wijziging zoveel als mogelijk teruggebracht tot een kader van rechten, plichten en doelen waarbinnen sociale partners in een branche of sector afspraken kunnen maken over de wijze waarop zij hieraan invulling geven. Sociale partners maken hier ook echt werk van. Er zijn onder andere reeds meer dan 150 arbocatalogi, en sociale partners ondernemen activiteiten om de maatregelen uit die catalogi te implementeren op de werkvloer.

Op basis hiervan kan elk bedrijf of arbeidsorganisatie, voor zijn of haar unieke samenstel van arbo-aspecten, een passend arbobeleid vormgeven. Bedrijven zijn er wel aan gehouden zich daarbij te laten ondersteunen door een deskundige. Ook ten aanzien van verzuimbegeleiding is deskundige ondersteuning verplicht, dit is veelal een bedrijfsarts (ruim 2000 in Nederland).

Behalve een kaderstellende rol heeft de overheid ook een faciliterende rol en draagt zij zorg voor toezicht en handhaving. De faciliterende rol richt zich op het ondersteunen van werkgevers en werknemers bij het invullen van hun verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden. Het gaat hier bijvoorbeeld om het verspreiden van informatie en het verwerven van kennis en inzicht over nieuwe arbeidsrisico’s.

Voor de kaderstellende en faciliterende rol wordt overleg gevoerd met en advies gevraagd aan sociale partners op landelijk en sectoraal niveau, aan de SER en de Gezondheidsraad. Tevens wordt gebruik gemaakt van de expertise van TNO, RIVM en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB).

De Arbeidsinspectie heeft in dit arbostelsel tot taak om toezicht te houden op de naleving door bedrijven van hetgeen in wettelijke regelingen is neergelegd. Het toezicht van de Arbeidsinspectie vormt hiermee het sluitstuk van het stelsel. Nederland voldoet in dit kader aan de ILO-verdragen 81 en 129.

Het resultaat van dit gehele stelsel steekt gunstig af in vergelijking met de andere landen in Europa. Dit positieve beeld ontleen ik aan de uitkomsten van enquêtes onder Nederlandse en Europese werknemers. Meer dan driekwart van de Nederlandse werknemers geeft aan tevreden tot zeer tevreden te zijn over hun arbeidsomstandigheden (76%) en werk (78%). In vergelijking met andere landen in Europa is het arboprofiel van de Nederlandse werknemers gunstiger dan dat van de overige Europese werknemers.2 Ook de kans op een dodelijk arbeidsongeval is in Nederland lager dan gemiddeld in Europa.3

De Arbeidsinspectie

De Arbeidsinspectie is naar mijn mening een deskundige dienst, die door een goede risicoanalyse steeds selectiever wordt. Door een aanscherping van het sanctiebeleid zullen slechte bedrijven nog beter worden aangepakt. Het werk van de Arbeidsinspectie wordt daarmee nog effectiever.

De kwaliteit van het toezicht door de Arbeidsinspectie is niet (alleen) af te leiden van het aantal inspecteurs. Het toezicht is doelgericht en met inzet van de nieuwste ICT-middelen. Ook de samenwerking met andere inspectiediensten, o.a. in de vorm van een betere uitwisseling van informatie over bedrijven verhoogt de effectiviteit. Door andere diensten medebevoegd te maken nemen ook zij arbo-aspecten mee bij hun inspecties. Op dit terrein is er al een verregaande samenwerking met de Inspectie Leefomgeving en Transport, het Staatstoezicht op de Mijnen en de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit.

Ook de vormgeving van een Inspectiedienst SZW heeft betekenis voor de effectiviteit van het toezicht. Kennis en instrumenten kunnen beter worden gebundeld. Zo biedt bijvoorbeeld de samenwerking tussen de Arbeidsinspectie en de SIOD nieuwe perspectieven voor het opsporen en waar nodig harder aanpakken van bijvoorbeeld niet-gecertificeerde asbestbedrijven. Daarnaast biedt die grotere inspectiedienst mogelijkheden om afhankelijk van de prioriteiten flexibeler over de verschillende werkterreinen heen inspectiecapaciteit in te zetten.

De kerntaak is en blijft handhaven van de wet- en regelgeving. Dit gebeurt

enerzijds door preventie, anderzijds door streng op te treden tegen overtredingen. Wat betreft dit laatste verwijs ik ook naar de brief Aanpak fraude van 10 maart 2011 die ik u heb gestuurd.

Gezien de belangrijke rol die werkgevers en werknemers in het arbostelsel hebben, wordt op brancheniveau veel gedaan aan voorlichting en handhavingscommunicatie. Daarbij worden de arbocatalogi van sociale partners gebruikt als referentiekader.

Zoals gezegd gebeurt het inspecteren risicogericht; in de sectoren met de grootste risico’s en binnen die sectoren zo veel mogelijk bij de bedrijven waar overtredingen worden verwacht.

Ik acht het verantwoord dat ook de Arbeidsinspectie een bijdrage levert aan een compactere overheid. Voor de invulling hiervan verwijs ik naar de brief over de Taakstelling SZW-domein 2012–2015 van 14 maart 2011. De verantwoordelijkheid die in het stelsel bij de werkgevers en werknemers is neergelegd en die zij steeds beter oppakken, en de effectievere werkwijzen in het toezicht, leiden ertoe dat het aantal inspecteurs kan worden verminderd. Dankzij het amendement van de heer Spekman kan de omvang daarvan worden beperkt.

Tot slot

In mijn brief aan uw Kamer over de invulling hoofdlijnen taakstelling heb ik gemeld dat de verantwoordelijkheden op het terrein van het arbeidsomstandighedenbeleid tussen de overheid, sociale partners en andere betrokkenen verdergaand zullen worden aangepast. Dit heeft behalve voor de beleidsopgave ook betekenis voor de toezichtstaak van de overheid op het terrein van arbeidsomstandigheden.

Met een grotere rol voor sociale partners kan het toezicht nogselectiever worden.

De aanpak van meer risicogericht toezicht binnen één geïntegreerde inspectie SZW maakt het mogelijk om deskundigheid, mensen en middelen in te zetten waar ze het meeste effect hebben. Daarnaast geeft versterking van het sanctieregime inspecteurs de middelen die zij nodig hebben om stevig in te grijpen.

Net als u hecht ik grote waarde aan een goed functionerende Arbeidsinspectie. Gelet op de inrichting van het gehele arbostelsel en het gerichter en selectiever toezicht kan de Arbeidsinspectie een bijdrage leveren aan de taakstelling van mijn ministerie op een wijze die zo min mogelijk gevolgen heeft voor het niveau van arbeidsomstandigheden in Nederland.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

SER, Evaluatie Arbowet 1998, publicatienummer 9, juni 2005.

X Noot
2

TNO, Arbobalans 2007/2008, 2009.

X Noot
3

TNO, Monitor arbeidsongevallen in Nederland 2008.

Naar boven