nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2007
Op verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
dd. 6 juni 2007 (SZW07-B-027) beantwoord ik bij deze de vraag die de
commissie mij gesteld heeft. De commissie heeft een reactie ontvangen van
de FNV op mijn brief aan de FNV van 14 mei 2007. In die brief ben ik
ingegaan op de vragen van de FNV over de verplichting van de werkgever een
beleid te voeren gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De commissie
vraagt nu antwoord op de volgende vraag:
Mag een individueel bedrijf, zonder dat daar economische, technische of
operationele redenen voor zijn, een oplossing/middel voor een arborisico dat
inmiddels geïmplementeerd is in het bedrijf – en waarmee men voorop
loopt in de sector of branche – deze oplossing bij nader inzien intrekken
en als het ware weer «terugschakelen» naar oplossingen en middelen
die in de branche als gemiddeld en meest gebruikt worden gezien? Welke betekenis
moet worden gegeven aan de begrippen «stand van de techniek» en «stand
van de wetenschap»?
In het algemeen kan gesteld worden dat een individuele werkgever op grond
van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) zorg moet dragen voor de veiligheid
en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten.
De werkgever dient daartoe een beleid te voeren dat is gericht op zo goed
mogelijke arbeidsomstandigheden. Bij die beleidsvoeringverplichting dient
de werkgever een aantal algemene uitgangspunten in acht te nemen (zoals onder
meer aanpak van gevaren en risico’s in eerste aanleg bij de bron) en
te letten op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening (artikel
3, eerste lid). De werkgever dient het aldus gevoerde arbeidsomstandighedenbeleid
regelmatig te toetsen aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en dient
de genomen maatregelen aan te passen zo dikwijls als de opgedane ervaringen
daartoe aanleiding geven (artikel 3, vierde lid). De beleidsvoeringverplichting
houdt voor de werkgever tevens de verplichting in een schriftelijke risico-inventarisatie
en -evaluatie op te stellen en in het kader daarvan in een plan
van aanpak de in verband met de geïnventariseerde risico’s te nemen
maatregelen aan te geven. Ook de risico-inventarisatie enevaluatie en het
daarvan deel uitmakende plan van aanpak dienen te worden aangepast zo dikwijls
als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden
of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding
geven (artikel 5, lid 4).
In de Arbowet zijn in artikel 3 twee toetsingscriteria opgenomen:
1. de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening;
2. het principe dat maatregelen alleen behoeven te worden genomen als
deze in redelijkheid van de werkgever kunnen worden gevergd (het redelijkerwijs
principe).
Het toetsingscriterium «stand van de wetenschap en professionele
dienstverlening» houdt niet in dat steeds de, uit het oogpunt van veiligheid
en gezondheid, meest doeltreffende van alle mogelijke maatregelen getroffen
moet worden. Wel dienen die maatregelen genomen te worden die door vakdeskundigen
in brede kring worden aanvaard als toepasbaar in de praktijk. Het begrip «stand
van de techniek» komt in de Arbowet niet voor. In het spraakgebruik
wordt deze term wel gebezigd en is dan veelal synoniem met bovenstaande uitleg
van stand van de wetenschap en professionele dienstverlening.
Het toetsingscriterium dat maatregelen niet behoeven te worden genomen
als deze in redelijkheid niet van een werkgever kunnen worden gevergd heeft
tot doel een afweging van het belang van de veiligheid en gezondheid van werknemers
tegen andere belangen mogelijk te maken. Hierbij spelen de technische1, operationele 2 en economische 3 haalbaarheid een rol. Algemeen uitgangspunt daarbij is
dat in beginsel het doelstellingenniveau dat de Arbowet stelt niet ter discussie
staat. Maar dat toegespitst op de concrete situatie van een individueel bedrijf
de uitvoeringsmodaliteit, de wijze waarop of het tijdpad waarin het doelstellingenniveau
bereikt kan worden ter discussie staat.
Uit het voorgaande volgt dat in het algemeen een individuele werkgever
verplicht is een arbeidsomstandighedenbeleid te voeren waarbij rekening gehouden
wordt met de stand van de wetenschap en de professionele dienstverlening in
bovenbedoelde zin. Daarbij kan een individuele werkgever, onder verwijzing
naar de technische, operationele of economische haalbaarheid, na een afweging
van belangen, van mening zijn dat het nemen van bepaalde maatregelen in redelijkheid
(nog) niet (meer) van hem kan worden verlangd. Zonder bedoelde afweging kan
en mag een individuele werkgever niet afzien van het nemen van bepaalde maatregelen
of al genomen maatregelen weer intrekken.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner