nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot verhoging
van de grens van de bevoegdheid van de kantonrechters en van de apellabiliteit
van vonnissen van deze rechters in burgerlijke zaken.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
7 februari 1998
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de grens
van de bevoegdheid van de kantonrechters en van de grens van de appellabiliteit
van vonnissen van deze rechters in burgerlijke zaken te verhogen, en dat het
derhalve nodig is de Wet op de rechterlijke organisatie, het Burgerlijk Wetboek
en enkele andere wetten aan te passen alsmede een regel van overgangsrecht
tot stand te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 38 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500,
en «f 5000» telkens door: f 10 000.
B
In artikel 39 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500.
C
In artikel 42 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500,
en «f 5000» door: f 10 000.
ARTIKEL II
In de eerste volzin van de artikelen 131 en 241 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek wordt «f 5000» vervangen door: f 10 000.
ARTIKEL III
In artikel 132 van de Pachtwet wordt «f 2500» vervangen door:
f 3 500.
ARTIKEL IV
In artikel 50 van de Jachtwet wordt «f 2500» vervangen door:
f 3 500.
ARTIKEL V
In artikel 12b, tweede lid, van de Waterstaatswet 1900 wordt «f
2500» vervangen door: f 3 500.
ARTIKEL VI
De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op zaken die door
het uitbrengen van een inleidende dagvaarding zijn aangevangen vóór
de dag waarop deze wet in werking treedt, ook als in die zaken na die dag
hoger beroep wordt ingesteld.
ARTIKEL VII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,