25 879
Arbeidsomstandighedenwet 1998

nr. 51
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2004

Bijgaand bied ik u het rapport aan van het door Research voor Beleid verrichte onderzoek «Evaluatie van de Arbowet inzake ongewenste omgangsvormen»1. Het onderzoek heeft ten doel het verschaffen van inzicht in de mate waarin werkgevers hebben voldaan aan de verplichting tot het voeren van een preventief beleid en een beleid voor opvang na incidenten met seksuele intimidatie en agressie en geweld. Op grond van de Arbowet, en ook de Algemene Wet Gelijke Behandeling zijn werkgevers immers verplicht ongewenste omgangsvormen op het werk tegen te gaan.

Het onderzoek brengt tevens de prevalentie in beeld van seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten, discriminatie en conflicten op de werkvloer. Dat gebeurt onder andere op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, een grootschalige werknemersenquête van TNO Arbeid. De rapportage over deze enquête gaat eveneens hierbij.

Onderhavig onderzoek is verder gebaseerd op interviews met werkgevers, literatuurstudie en groepsgesprekken met deskundigen. De resultaten van dit onderzoek kunnen worden vergeleken met de uitkomsten van een nulmeting uit 1995 en een vervolgmeting uit 2000.

De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn de volgende.

Betreffende de prevalentie van en klachten over ongewenste omgangsvormen:

* 27% van de werknemers heeft last van intimidatie door het publiek, 15% heeft te maken met intimidatie van chefs/collega's, 9% met lichamelijk geweld van het publiek, 9% met seksuele intimidatie door publiek, 1%–5% wordt gepest, 1%–3% wordt gediscrimineerd en 15% heeft te maken met conflicten. Intimidatie door internen wordt erger gevonden dan intimidatie door externen.

* Er is door de jaren heen een stijgende trend op het gebied van intimidatie of lichamelijk geweld: de omvang van intimidatie door publiek steeg van 21% in 2000 tot 27% in 2003, lichamelijk geweld door publiek van 7% in 2000 tot 9% in 2003. Intimidatie door chefs/collega's bleef ongeveer gelijk (15%).

* Slachtoffers van ongewenste omgangsvormen geven aan minder goed te functioneren en minder plezier in het werk te hebben en er is ook een relatie met verzuim en gezondheidsklachten. Blootstelling aan ongewenste omgangsvormen werkt door op het functioneren van collega's op het werk en op de thuissituatie van de slachtoffers.

* 16% van de werkgevers kreeg in het afgelopen jaar één of meer klachten over agressie en geweld en 17% over conflicten. Het percentage werkgevers dat klachten kreeg over seksuele intimidatie bedroeg gemiddeld 4, pesten 5 en discriminatie 5.

* Er zijn grote verschillen in het aantal klachten tussen de diverse sectoren. Organisaties van de overheid en van de overige dienstverlening krijgen relatief veel klachten.

Betreffende het beleid van werkgevers:

* In vergelijking met de wetsevaluatie uit 2000 blijkt dat werkgevers hun arboverplichtingen beter nakomen. Niet alleen grote organisaties doen het beter, ook het midden en kleinbedrijf scoort beter wat betreft aandacht voor ongewenste omgangsvormen in de RI&E (gemiddeld 79%, in 2000: 72%)

* Er is vaker een plan van aanpak (74%, was 57%) en er zijn meer vertrouwenspersonen (53%, in 2000 34%) en de ondersteuning door arbodiensten is sterk verbeterd (80%, was 58%)

* Bij 70% van de grotere bedrijven heeft de Arbowet invloed gehad bij het maken van beleid inzake ongewenste omgangsvormen. Bij de kleinste bedrijven (1 – 9 werknemers) is dit 37%. In de wetsevaluatie van 2000 was de invloed van de Arbowet veel lager: 11% voor agressie en geweld, 18% voor seksuele intimidatie

* Tussen de 40% (kleinste bedrijven) en 60% (grootste bedrijven) van de bedrijven heeft een gedragscode

* Volgens deskundigen ontbrak in 2000 bij de meeste bedrijven een goed registratiesysteem. In 2004 registreert bijna de helft van de bedrijven klachten over ongewenste omgangsvormen. Desondanks blijkt het moeilijk om een goed beeld te krijgen van de omvang van ongewenste omgangsvormen op het werk.

Terugkijkend op vorige evaluaties komen de onderzoekers tot de paradoxale conclusie dat ongewenste omgangsvormen op de werkvloer wijd verbreid voorkomen en soms zelfs zijn toegenomen, terwijl er tegelijkertijd minder klachten worden gemeld bij werkgevers over agressie en geweld en seksuele intimidatie. Het aantal klachten over pesten is ongeveer gelijk gebleven. In de gesprekken met deskundigen wordt naar voren gebracht dat slachtoffers incidenten minder vlug zouden melden omdat zij bang zijn om hun baan te verliezen in deze economisch mindere tijden. Ook zou de meldingsbereidheid afnemen omdat slachtoffers geen vertrouwen hebben in de afhandeling.

Het onderzoek toont in ieder geval duidelijk aan dat werkgevers hun formele arbobeleidsverplichtingen goed nakomen. Opvallend is ook de toename van het aantal gedragscodes. Maar het feit dat werknemers aangeven dat er sprake is van een toename van ongewenste omgangsvormen toont ook aan, dat een echte aanpak van ongewenste omgangsvormen nog niet voldoende tussen de oren van de chefs en hun werknemers zit. Op het aspect van de doorvertaling van beleid is dus zeker nog verbetering nodig en mogelijk. Hier ligt een belangrijke rol voor de sociale partners.

Dit is in lijn met de SER-adviesaanvraag betreffende de Evaluatie van de Arbowet, waarin is aangegeven dat Psychosociale Arbeidsrisico's (OO behoort hiertoe) op de agenda van werkgevers en werknemers moet staan.

Om partijen hierbij te ondersteunen kunnen goede praktijken helpen. Daarom laat ik in 2005 een inventarisatie starten naar goede voorbeelden voor preventie en aanpak van ongewenste omgangsvormen. Hierbij zal ook worden geput uit de (eerste) positieve resultaten met de aanpak van agressie op het werk van de arboconvenanten uit de afgelopen twee jaar. Ter afronding van dit traject wordt een expertmeeting georganiseerd, waarbij de resultaten van voornoemde inventarisatie zullen worden gepresenteerd. Vertegenwoordigers van werkgevers-, werknemersorganisaties en arbodiensten vormen de doelgroep van deze meeting.

Alle informatie hierover wordt verspreid en op de SZW-website geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

BIJLAGEN:

– «Evaluatie van de Arbowet inzake ongewenste omgangsvormen»

– Persbericht


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven