nr. 51
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2004
Bijgaand bied ik u het rapport aan van het door Research voor Beleid verrichte
onderzoek «Evaluatie van de Arbowet inzake ongewenste omgangsvormen»1. Het onderzoek heeft ten doel het verschaffen van inzicht
in de mate waarin werkgevers hebben voldaan aan de verplichting tot het voeren
van een preventief beleid en een beleid voor opvang na incidenten met seksuele
intimidatie en agressie en geweld. Op grond van de Arbowet, en ook de Algemene
Wet Gelijke Behandeling zijn werkgevers immers verplicht ongewenste omgangsvormen
op het werk tegen te gaan.
Het onderzoek brengt tevens de prevalentie in beeld van seksuele intimidatie,
agressie en geweld, pesten, discriminatie en conflicten op de werkvloer. Dat
gebeurt onder andere op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden,
een grootschalige werknemersenquête van TNO Arbeid. De rapportage over
deze enquête gaat eveneens hierbij.
Onderhavig onderzoek is verder gebaseerd op interviews met werkgevers,
literatuurstudie en groepsgesprekken met deskundigen. De resultaten van dit
onderzoek kunnen worden vergeleken met de uitkomsten van een nulmeting uit
1995 en een vervolgmeting uit 2000.
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn de volgende.
Betreffende de prevalentie van en klachten over ongewenste omgangsvormen:
* 27% van de werknemers heeft last van intimidatie door het publiek, 15%
heeft te maken met intimidatie van chefs/collega's, 9% met lichamelijk geweld
van het publiek, 9% met seksuele intimidatie door publiek, 1%–5% wordt
gepest, 1%–3% wordt gediscrimineerd en 15% heeft te maken met conflicten.
Intimidatie door internen wordt erger gevonden dan intimidatie door externen.
* Er is door de jaren heen een stijgende trend op het gebied van intimidatie
of lichamelijk geweld: de omvang van intimidatie door publiek steeg
van 21% in 2000 tot 27% in 2003, lichamelijk geweld door publiek van 7% in
2000 tot 9% in 2003. Intimidatie door chefs/collega's bleef ongeveer gelijk
(15%).
* Slachtoffers van ongewenste omgangsvormen geven aan minder goed te functioneren
en minder plezier in het werk te hebben en er is ook een relatie met verzuim
en gezondheidsklachten. Blootstelling aan ongewenste omgangsvormen werkt door
op het functioneren van collega's op het werk en op de thuissituatie van de
slachtoffers.
* 16% van de werkgevers kreeg in het afgelopen jaar één
of meer klachten over agressie en geweld en 17% over conflicten. Het percentage
werkgevers dat klachten kreeg over seksuele intimidatie bedroeg gemiddeld
4, pesten 5 en discriminatie 5.
* Er zijn grote verschillen in het aantal klachten tussen de diverse sectoren.
Organisaties van de overheid en van de overige dienstverlening krijgen relatief
veel klachten.
Betreffende het beleid van werkgevers:
* In vergelijking met de wetsevaluatie uit 2000 blijkt dat werkgevers
hun arboverplichtingen beter nakomen. Niet alleen grote organisaties doen
het beter, ook het midden en kleinbedrijf scoort beter wat betreft aandacht
voor ongewenste omgangsvormen in de RI&E (gemiddeld 79%, in 2000: 72%)
* Er is vaker een plan van aanpak (74%, was 57%) en er zijn meer vertrouwenspersonen
(53%, in 2000 34%) en de ondersteuning door arbodiensten is sterk verbeterd
(80%, was 58%)
* Bij 70% van de grotere bedrijven heeft de Arbowet invloed gehad bij
het maken van beleid inzake ongewenste omgangsvormen. Bij de kleinste bedrijven
(1 – 9 werknemers) is dit 37%. In de wetsevaluatie van 2000 was de invloed
van de Arbowet veel lager: 11% voor agressie en geweld, 18% voor seksuele
intimidatie
* Tussen de 40% (kleinste bedrijven) en 60% (grootste bedrijven) van de
bedrijven heeft een gedragscode
* Volgens deskundigen ontbrak in 2000 bij de meeste bedrijven een goed
registratiesysteem. In 2004 registreert bijna de helft van de bedrijven klachten
over ongewenste omgangsvormen. Desondanks blijkt het moeilijk om een goed
beeld te krijgen van de omvang van ongewenste omgangsvormen op het werk.
Terugkijkend op vorige evaluaties komen de onderzoekers tot de paradoxale
conclusie dat ongewenste omgangsvormen op de werkvloer wijd verbreid voorkomen
en soms zelfs zijn toegenomen, terwijl er tegelijkertijd minder klachten worden
gemeld bij werkgevers over agressie en geweld en seksuele intimidatie. Het
aantal klachten over pesten is ongeveer gelijk gebleven. In de gesprekken
met deskundigen wordt naar voren gebracht dat slachtoffers incidenten minder
vlug zouden melden omdat zij bang zijn om hun baan te verliezen in deze economisch
mindere tijden. Ook zou de meldingsbereidheid afnemen omdat slachtoffers geen
vertrouwen hebben in de afhandeling.
Het onderzoek toont in ieder geval duidelijk aan dat werkgevers hun formele
arbobeleidsverplichtingen goed nakomen. Opvallend is ook de toename van het
aantal gedragscodes. Maar het feit dat werknemers aangeven dat er sprake is
van een toename van ongewenste omgangsvormen toont ook aan, dat een echte
aanpak van ongewenste omgangsvormen nog niet voldoende tussen de oren van
de chefs en hun werknemers zit. Op het aspect van de doorvertaling van beleid
is dus zeker nog verbetering nodig en mogelijk. Hier ligt een belangrijke
rol voor de sociale partners.
Dit is in lijn met de SER-adviesaanvraag betreffende de Evaluatie van
de Arbowet, waarin is aangegeven dat Psychosociale Arbeidsrisico's (OO behoort
hiertoe) op de agenda van werkgevers en werknemers moet staan.
Om partijen hierbij te ondersteunen kunnen goede praktijken helpen. Daarom
laat ik in 2005 een inventarisatie starten naar goede voorbeelden voor preventie
en aanpak van ongewenste omgangsvormen. Hierbij zal ook worden geput uit de
(eerste) positieve resultaten met de aanpak van agressie op het werk van de
arboconvenanten uit de afgelopen twee jaar. Ter afronding van dit traject
wordt een expertmeeting georganiseerd, waarbij de resultaten van voornoemde
inventarisatie zullen worden gepresenteerd. Vertegenwoordigers van werkgevers-,
werknemersorganisaties en arbodiensten vormen de doelgroep van deze meeting.
Alle informatie hierover wordt verspreid en op de SZW-website geplaatst.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof
BIJLAGEN:
– «Evaluatie van de Arbowet inzake ongewenste omgangsvormen»
– Persbericht