25 879
Arbeidsomstandighedenwet 1998

nr. 481
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 juli 1999

In mijn brief van 24 februari 1999 (25 879, nr. 45) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) over de problemen van vrijwilligersorganisaties met de uitvoering van de Arbowet. Inmiddels is NOV van start gegaan met een door mijn Ministerie gesubsidieerd project waarin een instrument voor het uitvoeren van een risico-inventarisatie en -evaluatie door vrijwilligersorganisaties wordt geproduceerd alsmede voorlichtingsmateriaal over het raakvlak arbeidsomstandigheden en vrijwilligerswerk.

NOV heeft mij schriftelijk verzocht om vrijstelling voor vrijwilligersorganisaties van de verplichting om zich bij de ri&e door een gecertificeerde arbodienst te laten bijstaan. Daarbij heeft NOV benadrukt dat ook vrijwilligersorganisaties niet om het belang van goede arbeidsomstandigheden heen kunnen, en bereid zijn zelfstandig een actief arbeidsomstan- dighedenbeleid te voeren, als de juiste hulpmiddelen worden aangereikt.

Het arbo-project dat NOV thans uitvoert heeft mijn vertrouwen gesterkt in de bereidheid van vrijwilligersorganisaties om actief te werken aan goede arbeidsomstandigheden. In het licht van dit project ben ik bereid om conform het verzoek van NOV op basis van artikel 30 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 de vrijwilligersorganisaties een tijdelijke vrijstelling te verlenen van de verplichte deskundige bijstand bij de ri&e door een arbodienst voor een periode van twee jaar vanaf de inwerkingtreding van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 per 1 november a.s.

Om na te gaan of de vrijstelling op termijn kan worden gecontinueerd ben ik voornemens om in relatie tot het arbo-project van NOV in het tweede jaar van de vrijstelling een evaluatie te doen uitvoeren van de arbeidsomstandigheden in het vrijwilligerswerk.

Op basis van de resultaten van deze evaluatie wordt ter zijner tijd bezien of de vrijstelling kan worden gecontinueerd.

Een afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Eerder verschenen stuk onder nr. 48 komt te vervallen.

Naar boven