Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25879 nr. 44 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25879 nr. 44 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 22 december 1998
Bij de plenaire behandeling van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is de motie Van Gent aangenomen. Die vraagt een plan van aanpak voorlichting en handhaving ten aanzien van arbeidsomstandigheden van zogenaamde kwetsbare groepen (25 879, nr. 39).
In deze brief bied ik u een overzicht van onze beleidsaanpak aan.
Het is allereerst van belang een nadere aanduiding te geven van kwetsbare groepen bij wie voorlichting en handhaving arbeidsomstandigheden in specifieke zin aan de orde is.
De motie noemt thuiswerkers, vakantiewerkers en flexwerkers. Voor operationalisatie van de laatste categorie gebruik ik het begrip werknemers met een flexibele arbeidsrelatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek; daaronder zijn begrepen werknemers met een tijdelijk contract, uitzendkrachten en oproep- of invalkrachten. Ik betrek hierbij ook «kleine deeltijders», werknemers met (doorgaans) een arbeidsduur van minder dan 20 uur per week.
Verder zijn in deze context kwetsbare groepen diegenen voor wie arboregelgeving expliciet bijzondere bescherming vereist. Dat zijn, naast thuiswerkers, jeugdige werknemers jonger dan 18 jaar, zwangere werkneemsters en werkneemsters tijdens de lactatie.
Sinds 1 november 1994 valt thuiswerk onder de arboregelgeving. Uitgangspunt is dat de thuiswerker een overeenkomstig niveau van bescherming geniet als de werknemer in een bedrijf. Aan de Tweede Kamer is een evaluatie van de regelgeving toegezegd. De Arbeids-inspectie heeft daartoe onderzoek gedaan. Mijn ambtsvoorganger heeft dat onderzoek 17 juni 1998 aan het parlement aangeboden (Arbo/ATB/9801035).
Uit het onderzoek blijkt dat de groep thuiswerkers een moeilijk te traceren groep is.
De regelgeving inzake thuiswerk blijkt afdoende en sluit goed aan bij het Verdrag Thuiswerk van de ILO. De kennis van de wet- en regelgeving is bij thuiswerkgevers echter onvoldoende. Ook het in de praktijk brengen van de regels moet nog worden verbeterd. Mijn ambtsvoorganger kondigde initiatief van de Arbeidsinspectie aan.
In vervolg daarop kan ik meedelen dat de Arbeidsinspectie – in het kader van de bedrijfstakgewijze aanpak – inspectie-activiteiten terzake van thuiswerk inbouwt bij de bedrijfstakken waar het een aantoonbare rol speelt, te weten: metaal- en elektrotechnische industrie, grafische industrie, confectie-industrie, schoen- en lederwaren industrie en bank- en verzekeringswezen (voornamelijk beeldschermwerk). Deze inspectie-activiteiten zullen zowel actief als reactief zijn. In de actieve sfeer wordt gewoonlijk vooraf en achteraf met de relevante branche-organisaties gesproken, en wordt voorlichtingsmateriaal uitgezet. Terzake van thuiswerk zal dat ook gebeuren met vernieuwde brochures. Er zal in de genoemde bedrijfstakken een steekproef worden uitgevoerd. De controle zal zich bij thuiswerkgevers richten op de gegevens over de thuiswerkers die werkzaamheden voor hen verrichten. De thuiswerkgever dient onder meer gegevens beschikbaar te hebben omtrent de werkzaamheden van de thuiswerkers, alsmede de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt. Voorts zullen bij thuiswerkers werkplekinspecties worden uitgevoerd. De controle zal zich bij industriële werkplekken richten op de aanwezigheid van brandblusmiddelen, de beveiliging van de aanwezige machines en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, en op de inrichting van de beeldschermwerkplek indien van toepassing. In de reactieve sfeer zullen alle klachten en ongevallen van thuiswerksituaties op de normale wijze worden afgehandeld door de Arbeidsinspectie. In de project- en jaarverslagen van de Arbeidsinspectie zal hierover worden gerapporteerd.
Sinds 1996 voert de Arbeidsinspectie in de zomermaanden een project vakantiewerk uit. Doel is de naleving te bevorderen van de voor jonge vakantiewerkers relevante wetgeving, de bij de Arbeidstijdenwet (ATW) behorende «Nadere Regeling Kinderarbeid» en de Arbeidsomstandighedenwet. Ook is door voorlichting en publiciteit preventief aandacht geschonken aan de risico's die verbonden zijn aan het werken door kinderen en jeugdigen.
Minister De Vries en ondergetekende hebben het eindverslag van het project vakantiewerkers 1998 op 23 november 1998 aan het parlement aangeboden (AI/CK/H/98/29680). In 75% van de 1604 bezochte bedrijven zijn vakantiewerkers in de leeftijd tot 18 jaar aangetroffen. Er zijn in totaal bijna 450 overtredingen geconstateerd. 52% van deze overtredingen had betrekking op onderwerpen van arbeids- en rusttijden. 48% had betrekking op arbeidsomstandigheden, zoals het ontbreken van adequate vluchtwegen en brandblusmiddelen, het ontbreken van afschermingen op machines, het aanwezig zijn van het risico voor het vallen van hoogte, het ontbreken van toiletten en/of schaftlokalen en het niet goed werken met gevaarlijke stoffen.
Voorts werd een 14-tal ongevallen met jeugdige vakantiewerkers onderzocht. Bij tenminste 3 van de gemelde ongevallen is sprake van blijvend letsel. In totaal zijn 20 processen-verbaal opgemaakt, waarvan in een drietal gevallen ook proces-verbaal is opgemaakt tegen de ouders van kinderen van 12 jaar en jonger die op de werkvloer werden aangetroffen.
Het voornemen is ook in 1999 een project vakantiewerk uit te voeren. Vanwege de inspectieresultaten van de zomer 1998 zal dit verder toegespitst worden, vooral op de Landbouw en de Horeca waar relatief veel sprake is van vakantiewerkers.
Hierbij zullen wederom de arbeids- en rusttijden van kinderen en jeugdigen een prominente plaats krijgen, evenals veilig en gezond werken en of kinderen en jeugdigen werk verrichten dat wettelijk is toegestaan. Evenals dit jaar zullen ook ouders van kinderen van 12 jaar en jonger die op het werk worden aangetroffen worden geverbaliseerd. Voorafgaand aan het nieuwe project zullen er weer voorlichtingsactiviteiten plaatsvinden, zoals met het uitbrengen van een brochure, het verstrekken van informatie over vakantiewerk aan scholen voor middelbaar onderwijs en aan landelijke en regionale media. Tevens zal overleg worden gevoerd met de Jongerenorganisaties van FNV en CNV, alsmede met de organisaties in de uitzendbranche. Zoals over alle afzonderlijke projecten van de Arbeidsinspectie zal een projectverslag verschijnen.
Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie en kleine deeltijders
Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie of «kleine contracten» zijn in Nederland niet uitgezonderd van reguliere regelgeving arbeidsomstandigheden. Bij bijvoorbeeld uitzendkrachten heeft de inlenende werkgever de zorg voor arbeidsomstandigheden zoals voor reguliere werknemers.
De beschikbare cijfers doen niet veronderstellen dat werknemers met een flexibele arbeidsrelatie en kleine deeltijders in wezenlijk ongunstiger arbeidsomstandigheden ingezet worden dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie resp. voltijdwerkers. Op de aspecten tijdsdruk en trillingen is zelfs sprake van een opvallend gunstiger beeld (zie tabel).
De arbomonitoring geeft het volgende beeld.
Regelmatig te maken met risico | wns vaste arbeidsrelatie | wns flexibele arbeidsrelatie | voltijders 35 uur | deeltijders < 20 uur |
---|---|---|---|---|
Krachtsuitoefening | 23% | 27% | 24% | 25% |
Hoge tijdsdruk | 32% | 22% | 34% | 19% |
Trillingen | 15% | 11% | 18% | 3% |
Schadelijk lawaai | 10% | 10% | 12% | 5% |
Bron: Arbeidsomstandigheden van werknemers 1997; VUGA/SZW/CBS 1998
Bij uitsplitsing naar soorten flexibele werknemers blijken er wel nuances. Oproepkrachten blijken vaker van doen te hebben met krachtsuitoefening, uitzendkrachten meer met schadelijk lawaai; beide vergeleken met werknemers met een vaste arbeidsrelatie.
Verschillen worden echter ook beïnvloed door de aard van werkzaamheden resp. het beroepsniveau waarin betrokkenen gewoonlijk werken. Bij de huidige stand van gegevens is niet zonder meer vast te stellen of sprake is van statistisch significante verschillen. Zo'n analyse vanuit deze gezichtspunten is voorzover bekend nog niet eerder gedaan.
Ik stel mij dan ook voor diverse beschikbare cijfers nog eens nader te laten analyseren, en zal de Kamer over de uitkomsten informeren bij de volgende publicatie van arbomonitoring (Arbobalans, najaar 1999).
Jeugdigen, werknemers jonger dan 18 jaar
Sinds 1 juli 1997 geldt voor jeugdigen vernieuwde arboregelgeving in het Arbeidsomstandighedenbesluit. In tegenstelling tot eerdere regelgeving moet de werkgever in alle situaties adequaat deskundig toezicht op de werkzaamheden (doen) houden. Ook de Arbeidstijdenwet (ATW) bevat vernieuwde regelgeving voor werknemers jonger dan 18 jaar.
Om te onderzoeken hoe de regelgeving uitpakt voor jeugdigen buiten de vakantiewerkperiode heeft de Arbeidsinspectie in 1998 een onderzoek gehouden, waarbij ervaringen worden betrokken van de inspecteur van de arbeid, de werkgevers en de jeugdigen. Het betreft een zogenaamde «nul-meting». Ten behoeve van een trendmeting zal het onderzoek over enkele jaren worden herhaald.
Uit de nu beschikbare voorlopige gegevens blijkt onder meer dat de volgende zaken verbetering behoeven: de aandacht voor jeugdigen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, de voorlichting en instructie over mogelijke gevaren op de werkplek, de mate van het deskundig toezicht, de bekendheid met en het naleven van de ATW.
Wanneer het rapport gereed is, zal worden bezien langs welke weg de voornoemde punten tot verbetering van de positie van jeugdigen op de meest efficiënte manier kunnen worden gerealiseerd.
Ik zal dit naar verwachting in februari 1999 aan de Kamer kunnen toezenden.
Zwangere werkneemsters en werkneemsters tijdens de lactatie
Ten aanzien van zwangere werkneemsters en werkneemsters tijdens de lactatie geldt sinds mei 1994 vernieuwde regelgeving, in aansluiting op de EG-richtlijn terzake. Bestaand voorlichtingsmateriaal werd toen herzien.
In 1997 is onder auspiciën van het ministerie het meer omvangrijke «Arbo-informatieblad Zwangeren» uitgegeven. In vervolg hierop en ter ondersteuning bij de vragen die bij de SZW-infotelefoon binnen komen, wordt gewerkt aan een voorlichtingsbrochure voor zwangere werkneemsters. Deze zal begin januari 1999 beschikbaar komen.
Ook zal er in 1999 meer bekendheid worden gegeven aan de bestaande wettelijke verplichtingen; daartoe wordt gedacht aan gerichte mailing van de brochure aan werkgevers van (middel)grote bedrijven, via overlegorganen, en aan verloskundigen, huisartsen en gynaecologen en hun opleidingsinstellingen. Daarnaast worden de mogelijkheden bezien in samenwerking met het veld een informatiebijeenkomst organiseren.
De Arbeidsinspectie beziet per inspectieproject of specifieke aandacht voor zwangeren prioritair is. In 1997 zijn er een dertigtal interventies geweest inzake zwangere werkneemsters en werkneemsters tijdens de lactatie. In 1998 hebben tot en met oktober twintig van zulke interventies plaatsgevonden.
Oogmerk is de aandacht voor bijzondere groepen te integreren in het algemene arbeidsomstandighedenbeleid van de werkgever. De Arbeidsomstandighedenwet verplicht daarom tot risico-inventarisatie en -evaluatie voor ook bijzondere categorieën van werknemers, te toetsen door de arbodienst. Ook ten aanzien van hen start het arbeidsomstandighedenbeleid van de werkgever met de beschrijving van de gevaren en de risicobeperkende maatregelen, en het vastleggen van de maatregelen in het plan van aanpak over de uitvoering waarvan jaarlijks schriftelijk gerapporteerd wordt in de onderneming.
Wat betreft de overheidsaandacht voor genoemde groepen is dan ook essentieel dat ten aanzien van elke groep sprake is van een maatwerkbenadering als facet van een integrale aanpak. Zo is wat betreft thuiswerk het beste resultaat te behalen door integratie in de bedrijfstakgewijze inspectie-uitvoering van de Arbeidsinspectie. De maatwerkbenaderingen krijgen richting in overeenstemming met de aard van problematiek en de mogelijkheden van het bereiken van de op arbeidsomstandigheden van de groepen aan te spreken werkgevers en organisaties. De Kamer wordt zoals boven aangegeven over de ontwikkelingen op de hoogte gehouden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25879-44.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.