25 877
Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..)

nr. 68
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 juni 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid wordt in artikel 60 een lid ingevoegd, luidende:

3. Onze betrokken Ministers kunnen de Tweede Kamer verzoeken een nieuwe voordracht te doen.

B

In artikel 61, onderdeel c, wordt «zesde» vervangen door: zevende.

C

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «getuigen» vervangen door: de personen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, en andere personen als getuige of als deskundige.

2. In het tweede, derde en, na vernummering, zevende lid wordt «getuige» telkens vervangen door: getuige of de deskundige.

3. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid wordt een lid ingevoegd luidende:

5. Indien een ambtenaar die betrokken is bij de uitvoering van deze wet ingevolge dit artikel als getuige of als deskundige optreedt is artikel 82, tweede lid, niet van toepassing.

D

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

TOELICHTING

Mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie licht ik deze vijfde nota van wijziging als volgt toe.

A en B

Tijdens het wetgevingsoverleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 11 en 25 juni 2001 is het probleem aan de orde gesteld dat zich bij de benoemingsprocedure van leden van de commissie van toezicht zou kunnen voordoen als de betrokken ministers van mening zijn dat geen van de door de Kamer voorgedragen personen benoemd kan worden. Hoewel wij niet verwachten dat dit probleem zich in de praktijk zal voordoen, zijn wij bereid een nadere bepaling hierover in de wet op te nemen. In het geval de betrokken ministers van mening zijn dat geen van de personen op de voordracht benoembaar is, zullen zij hiervan mededeling aan de Kamer doen en vervolgens kunnen zij op grond van het nieuwe derde lid van artikel 60 de Kamer verzoeken een nieuwe voordracht op te stellen. Het is daarna aan de Kamer te bepalen wie zij op de nieuwe voordracht plaatst.

C en D

Tijdens het bovengenoemde wetgevingsoverleg is de onderlinge relatie van de artikelen 69, 70 en 82 aan de orde gesteld. Artikel 70 vormt het verlengde van artikel 69. In het geval een persoon die betrokken is bij de uitvoering van de wet dan wel iemand anders die informatie heeft over de uitvoering van de wet weigert de inlichtingen te verschaffen die hij behoort te verschaffen, heeft de commissie van toezicht in artikel 70 een middel om hem daartoe te dwingen. De regeling sluit aan bij de regeling die in artikel 19 Wet Nationale ombudsman is getroffen. Het vormt het sluitstuk dat nodig is voor het verzamelen van informatie door de commissie. Om buiten twijfel te stellen dat artikel 70 mede betrekking heeft op de onder artikel 69 bedoelde personen is dit in het eerste lid van artikel 70 geëxpliciteerd. Deze wijziging levert derhalve geen inhoudelijke wijziging van het artikel op, het is slechts een verduidelijking.

Abusievelijk was in de tekst van het wetsvoorstel nog niet de mogelijkheid opgenomen dat de commissie van toezicht naast getuigen ook deskundigen kan oproepen teneinde op basis van hun expertise inlichtingen te verstrekken. De Wet Nationale ombudsman kent voor de ombudsman deze mogelijkheid wel. Via deze nota van wijziging worden naast getuigen ook deskundigen opgenomen in de tekst van de artikel 70 en 71, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de formuleringen in de Wet Nationale ombudsman.

In de huidige tekst van het wetsvoorstel zou artikel 82 tot gevolg kunnen hebben, zoals tijdens het wetgevingsoverleg terecht is opgemerkt, dat in het geval het horen door de commissie van toezicht een getuige of een deskundige betreft die ambtenaar is die betrokken is bij de uitvoering van deze wet, deze een ontheffing van zijn geheimhoudingsplicht zou moeten krijgen van de betrokken Minister en de Minister van Justitie. Dit behoeft nadere verduidelijking. In deze nota van wijziging is daarom een nieuw vijfde lid van artikel 70 opgenomen op grond waarvan artikel 82, tweede lid, niet van toepassing is op ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet en die op grond van artikel 70 door de commissie van toezicht als getuige of als deskundige, al dan niet onder ede, worden gehoord.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven