nr. 68
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot
en met achtste lid wordt in artikel 60 een lid ingevoegd, luidende:
3. Onze betrokken Ministers kunnen de Tweede Kamer verzoeken een nieuwe
voordracht te doen.
B
In artikel 61, onderdeel c, wordt «zesde» vervangen door:
zevende.
C
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «getuigen» vervangen door: de personen,
bedoeld in artikel 69, eerste lid, en andere personen als getuige of als deskundige.
2. In het tweede, derde en, na vernummering, zevende lid wordt «getuige»
telkens vervangen door: getuige of de deskundige.
3. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende
lid wordt een lid ingevoegd luidende:
5. Indien een ambtenaar die betrokken is bij de uitvoering van deze wet
ingevolge dit artikel als getuige of als deskundige optreedt is artikel 82,
tweede lid, niet van toepassing.
D
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten
te verrichten.
TOELICHTING
Mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister
van Defensie en de Minister van Justitie licht ik deze vijfde nota van wijziging
als volgt toe.
A en B
Tijdens het wetgevingsoverleg met de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties op 11 en 25 juni 2001 is het probleem aan de
orde gesteld dat zich bij de benoemingsprocedure van leden van de commissie
van toezicht zou kunnen voordoen als de betrokken ministers van mening zijn
dat geen van de door de Kamer voorgedragen personen benoemd kan worden. Hoewel
wij niet verwachten dat dit probleem zich in de praktijk zal voordoen, zijn
wij bereid een nadere bepaling hierover in de wet op te nemen. In het geval
de betrokken ministers van mening zijn dat geen van de personen op de voordracht
benoembaar is, zullen zij hiervan mededeling aan de Kamer doen en vervolgens
kunnen zij op grond van het nieuwe derde lid van artikel 60 de Kamer verzoeken
een nieuwe voordracht op te stellen. Het is daarna aan de Kamer te bepalen
wie zij op de nieuwe voordracht plaatst.
C en D
Tijdens het bovengenoemde wetgevingsoverleg is de onderlinge relatie van
de artikelen 69, 70 en 82 aan de orde gesteld. Artikel 70 vormt het verlengde
van artikel 69. In het geval een persoon die betrokken is bij de uitvoering
van de wet dan wel iemand anders die informatie heeft over de uitvoering van
de wet weigert de inlichtingen te verschaffen die hij behoort te verschaffen,
heeft de commissie van toezicht in artikel 70 een middel om hem daartoe te
dwingen. De regeling sluit aan bij de regeling die in artikel 19 Wet Nationale
ombudsman is getroffen. Het vormt het sluitstuk dat nodig is voor het verzamelen
van informatie door de commissie. Om buiten twijfel te stellen dat artikel
70 mede betrekking heeft op de onder artikel 69 bedoelde personen is dit in
het eerste lid van artikel 70 geëxpliciteerd. Deze wijziging levert derhalve
geen inhoudelijke wijziging van het artikel op, het is slechts een verduidelijking.
Abusievelijk was in de tekst van het wetsvoorstel nog niet de mogelijkheid
opgenomen dat de commissie van toezicht naast getuigen ook deskundigen kan
oproepen teneinde op basis van hun expertise inlichtingen te verstrekken.
De Wet Nationale ombudsman kent voor de ombudsman deze mogelijkheid wel. Via
deze nota van wijziging worden naast getuigen ook deskundigen opgenomen in
de tekst van de artikel 70 en 71, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij
de formuleringen in de Wet Nationale ombudsman.
In de huidige tekst van het wetsvoorstel zou artikel 82 tot gevolg kunnen
hebben, zoals tijdens het wetgevingsoverleg terecht is opgemerkt, dat in het
geval het horen door de commissie van toezicht een getuige of een deskundige
betreft die ambtenaar is die betrokken is bij de uitvoering van deze wet,
deze een ontheffing van zijn geheimhoudingsplicht zou moeten krijgen van de
betrokken Minister en de Minister van Justitie. Dit behoeft nadere verduidelijking.
In deze nota van wijziging is daarom een nieuw vijfde lid van artikel 70 opgenomen
op grond waarvan artikel 82, tweede lid, niet van toepassing is op ambtenaren
die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet en die op grond van artikel
70 door de commissie van toezicht als getuige of als deskundige, al dan niet
onder ede, worden gehoord.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries