25 877
Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..)

26 158
Verandering in de Grondwet van de bepalingen over het binnentreden in woningen

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 maart 1999

Op 30 juli 1998 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van Uw Kamer een uitgebreid verslag uitgebracht over het voorstel van Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (25 877). Een werkgroep onder voorzitterschap van de coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is belast met de voorbereiding van de nota naar aanleiding van het verslag. Deze voorbereiding vergt meer tijd dan aanvankelijk was voorzien. Een aantal in het verslag gestelde vragen en gemaakte opmerkingen, maar ook de parlementaire behandeling van de voorstellen tot herziening van artikel 12 onderscheidenlijk 13 Grondwet (25 442) onderscheidenlijk (25 443), heeft in het kabinet tot de conclusie geleid dat ter zake van het wetsvoorstel met diverse wijzigingen dient te worden gekomen. Deze wijzigingen zijn deels technisch, deels inhoudelijk. Enkele (inhoudelijke) wijzigingen acht het kabinet van dien aard, dat advisering door de Raad van State wenselijk wordt geacht. Het betreft hier in het bijzonder een wijziging van het taakartikel van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderscheidenlijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) alsmede de invoering van een notificatieverplichting. De desbetreffende nota van wijziging zal deze maand voor (spoed)advies aan de Raad van State worden voorgelegd. Het voorgaande betekent dat de aanbieding van de nota naar aanleiding van het verslag en de daarbij te voegen nota van wijziging aan uw Kamer naar verwachting niet eerder dan eind april zal kunnen plaatsvinden; een en ander is overigens mede afhankelijk van de tijd die de Raad van State nodig heeft voor het uitbrengen van zijn advies en de tijd die het kabinet vervolgens nodig heeft voor de besluitvorming die naar aanleiding van dat advies dient plaats te vinden.

Op 29 oktober 1998 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van uw Kamer een verslag uitgebracht over het voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen over het binnentreden in woningen (26 158). Mij is gebleken dat vele vragen en opmerkingen in dat verslag ten nauwste samenhangen met de inhoud van het voormelde voorstel van Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en in het bijzonder met de wijzigingen in dat voorstel die aan de Raad van State worden voorgelegd. Tegen de achtergrond daarvan wil ik de beantwoording van het verslag ter zake van het hier bedoelde voorstel tot grondwetsherziening aanhouden tot het moment waarop ook de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij dat wetsvoorstel aan u kunnen worden aangeboden. Ik vraag uw begrip voor deze handelwijze.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven