25 877
Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..)

nr. 48
AMENDEMENT VAN HET LID HARREWIJN

Ontvangen 11 juni 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 55 vervalt.

II

Aan artikel 57 wordt, onder plaatsing van de aanduiding «1»voor de bestaande tekst, een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. De dienst kan ambtenaren aanstellen die contacten onderhouden met de korpschef van een politiekorps, de commandant van de Koninklijke marechaussee, de directeur-generaal van de rijksbelastingdienst van het Ministerie van Financiën. Deze ambtenaren kunnen daartoe door de dienst worden voorzien van de nodige middelen, voor zover door Onze betrokken Minister bij algemene maatregel van bestuur is geregeld.

Toelichting

Artikel 55 regelt de werkzaamheden van de reguliere politie voor de diensten. De regering meent dat de werkzaamheden van de regiokorpsen voor de diensten strikt te scheiden zijn van de politiële inlichtingenwerkzaamheden. Scheiding van werkzaamheden voor enerzijds de politie en anderzijds de dienst blijkt evenwel academisch. In de uitvoering lopen politie en dienstopdrachten dan ook door elkaar, en worden bijvoorbeeld agenten ten behoeve van beide taken gerund. De rol van informatie van de diensten in het strafproces blijft daarbij schimmig, en de verantwoordelijkheid voor het doen en laten van de RID mist helderheid. Naast handhaving van artikel 57, waarin ambtenaren van onder meer de politie verplicht worden de diensten te informeren over alles wat van belang kan zijn, kan aan de behoefte aan lokale informatie voldaan worden door lokale liaison-officieren aan te stellen. Daartoe strekt dan ook het tweede deel van dit amendement.

Harrewijn

Naar boven