25 871
Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek inzake de ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen (ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek inzake de ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen (ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

4 februari 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, dat de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen teneinde vanwege het teruglopend aantal leerlingen van ziekenhuisscholen over te gaan tot het beëindigen van de bekostiging van ziekenhuisscholen en zorg te dragen voor de ondersteuning bij het onderwijs aan leerlingen van scholen in de zin van de Wet op het primair onderwijs, scholen en instellingen in de zin van de Wet op de expertisecentra, scholen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs, die ziek zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS, DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS EN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WEC

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van school «artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, g, h, j, k, m of n» vervangen door: artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n.

B

Artikel 2, tweede lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. (vervallen);.

C

Aan artikel 11 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

D

Na artikel 17 wordt ingevoegd artikel 18, luidende:

Artikel 18. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen

1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.

2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:

a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of

b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 108a, indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.

E

In artikel 19, tweede lid, onderdeel n, wordt «artikel 33, tweede of vierde lid,» vervangen door «artikel 33, tweede lid,» en wordt «artikel 33, zesde lid,» vervangen door «artikel 33, vijfde lid,».

F

In artikel 32, eerste lid, wordt de zinsnede «artikelen 33, 33a, 35 en 36» vervangen door: artikelen 33, 33a en 36.

G

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde en het zevende lid vervallen onder vernummering van het vijfde, zesde, achtste en negende tot en met twaalfde lid tot vierde, vijfde, zesde en zevende tot en met tiende lid.

2. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt «in het tweede of vierde lid» vervangen door: in het tweede lid.

3. In het zevende lid wordt «het zesde lid» vervangen door «het vijfde lid» en wordt «het achtste lid» vervangen door «het zesde lid».

H

In artikel 33a, derde lid, wordt «artikel 33, zesde lid» vervangen door: artikel 33, vijfde lid.

I

In artikel 34 wordt «artikel 33, tweede of vierde lid» vervangen door: artikel 33, tweede lid.

J

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35 (vervallen)

K

In artikel 62, eerste lid, vervalt de zinsnede: scholen voor kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen,.

L

In artikel 93b vervalt in het opschrift de zinsnede «met uitzondering van leerlingen op ziekenhuisscholen» en in het eerste lid vervalt de zinsnede «, behoudens het bepaalde in artikel 93c,».

M

Artikel 93c komt te luiden:

Artikel 93c (vervallen)

N

Artikel 97, tiende en elfde lid, vervallen en het twaalfde lid wordt vernummerd tot tiende lid.

O

In artikel 101, eerste lid, wordt in de aanhef de zinsnede «de artikelen 93a tot en met 93d,» vervangen door: de artikelen 93a, 93b en 93d,.

P

In artikel 102h vervalt het tweede lid en vervalt de aanduiding van het eerste lid.

Q

In artikel 106 vervalt het tweede lid en vervalt de aanduiding van het eerste lid.

R

In artikel 108a, derde lid, wordt de volgende volzin toegevoegd: Onder activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen wordt mede verstaan het ondersteunen bij het onderwijs aan leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n, instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tweede volzin, basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs die zijn opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijven.

S

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na de omschrijving van artikel 17 wordt ingevoegd:

Artikel 18. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen.

2. De omschrijving van artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35. (vervallen)

3. De omschrijving van artikel 93c komt te luiden:

Artikel 93c. (vervallen)

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WPO

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

7. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

B

Na artikel 9 wordt ingevoegd artikel 10, luidende:

Artikel 10. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen

1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.

2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:

a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of

b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 113, indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.

C

In artikel 113, derde lid, wordt de volgende volzin toegevoegd: Onder activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen wordt mede verstaan het ondersteunen bij het onderwijs aan leerlingen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n, instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tweede volzin, scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs die zijn opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijven.

D

In de inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 9 ingevoegd:

Artikel 10. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WVO

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In deel I wordt na de aanhef van Titel II, Hoofdstuk I en voor de aanduiding «§ 1. Scholen» ingevoegd artikel 6a, luidend:

Artikel 6a. Onderwijs

Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

B

Na artikel 16 wordt ingevoegd artikel 17, luidende:

Artikel 17. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen

1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.

2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:

a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of

b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 113 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 108a van de Wet op de expertisecentra indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WEB

Na artikel 7.1.3. van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt ingevoegd artikel 7.1.4. luidende:

Artikel 7.1.4. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen

1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling van een beroepsopleiding die bij de aanvang van die opleiding leerplichtig was en die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een instelling die de beroepsopleiding verzorgt, worden ondersteund.

2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:

a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of

b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 113 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 108a van de Wet op de expertisecentra indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WHW

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer «1» geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

2. De academische ziekenhuizen dragen er zorg voor dat er een educatieve voorziening is die het onderwijs aan een leerling die is opgenomen in het academisch ziekenhuis, kan ondersteunen, en die aan personeel van een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 113 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 108a van de Wet op de expertisecentra informatie verstrekt, die relevant is voor de door dat personeel te verlenen ondersteuning bij het onderwijs.

B

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt de zinsnede «dat artikel 2.13 niet van toepassing is» vervangen door: dat artikel 2.13 en titel 5 niet van toepassing zijn.

2. De laatste volzin komt te luiden: Op de academische ziekenhuizen zijn uitsluitend de artikelen 2.10, 2.12 en 2.13 en titel 5 van toepassing.

C

Na artikel 2.17 wordt een titel 5 toegevoegd, luidende:

TITEL 5. SUBSIDIËRING ACADEMISCHE ZIEKENHUIZEN TEN BEHOEVE VAN DE EDUCATIEVE VOORZIENING

Artikel 2.18. Subsidie educatieve voorziening

1. Jaarlijks verstrekt Onze minister een subsidie aan het academisch ziekenhuis dan wel aan de rechtspersoon die de educatieve voorziening, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, in stand houdt, ter tegemoetkoming in de kosten van ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen als bedoeld in de artikelen 10 van de Wet op het primair onderwijs, 18 van de Wet op de expertisecentra, 17 van de Wet op het voortgezet onderwijs en 7.1.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

2. De hoogte van de subsidie aan het academisch ziekenhuis dan wel aan het bestuur van de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt, wordt bepaald op basis van het leerlingenaantal dat het gemiddelde is van de hoogste dagtellingen in de maanden september tot en met april van het schooljaar 1994–1995 van leerlingen van scholen als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel g, van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde op 31 juli 1999, die waren opgenomen in het desbetreffende academisch ziekenhuis, en een bedrag per leerling.

3. Het bestuur van het academisch ziekenhuis dan wel de rechtspersoon die een educatieve voorziening in stand houdt, ontvangt de subsidie, bedoeld in het tweede lid, onder de voorwaarde dat het de aan deze subsidie gerelateerde formatieplaatsen aanbiedt aan personeel dat op 31 juli 1999 was benoemd aan een of meer van de scholen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel g, van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde op 31 juli 1999. Deze aanbiedingsverplichting geldt voor de betrekkingsomvang die voor de desbetreffende personeelsleden gold aan die scholen.

Artikel 2.19. Begroting en verslaglegging

Met betrekking tot de educatieve voorziening, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, stelt het bestuur van een academisch ziekenhuis dan wel het bestuur van de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt, jaarlijks voor 1 juli een begroting voor het volgende jaar en een jaarverslag over het afgelopen jaar vast en zendt die aan Onze minister. Onze minister kan een richtlijn vaststellen voor de inrichting van de begroting en het jaarverslag.

Artikel 2.20. Controle en terugvordering

1. Binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarover de subsidie is toegekend, legt het bestuur van het academisch ziekenhuis dan wel het bestuur van de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over aan Onze minister, waaruit blijkt in hoeverre de toegekende subsidie is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

2. Voor zover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de subsidie is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, vordert Onze minister het desbetreffende bedrag terug.

D

Na artikel 16.10 wordt een artikel 16.10a ingevoegd, luidende:

Artikel 16.10a. Tijdelijke garanties voor door academische ziekenhuizen ten behoeve van de educatieve voorziening over te nemen personeel

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum blijven voor het personeel, bedoeld in artikel 2.18, derde lid, in de nieuwe functie de regelingen met betrekking tot de rechtspositie zoals die op 31 juli 1999 voor dat personeel golden van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen die zien op de inhoud van de functie die zij op die datum bekleedden, met dien verstande dat die overeenkomstige toepassing in elk geval eindigt op de datum waarop door de educatieve voorziening en de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties anders is overeengekomen. In de nieuwe functie geldt een carrièrepatroon en een maximumsalaris dat ten minste gelijk is aan het carrièrepatroon en het maximumsalaris dat behoorde bij de functie die het personeelslid op 31 juli 1999 bekleedde aan de in artikel 2.18, derde lid, bedoelde school.

E

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het opschrift van artikel 2.17 wordt ingevoegd:

Titel 5. Subsidiëring academische ziekenhuizen ten behoeve van de educatieve voorziening

Artikel 2.18. Subsidie educatieve voorziening

Artikel 2.19. Begroting en verslaglegging

Artikel 2.20. Controle en terugvordering.

2. Na het opschrift van artikel 16.10 wordt ingevoegd:

Artikel 16.10a. Tijdelijke garanties voor door academische ziekenhuizen ten behoeve van de educatieve voorziening over te nemen personeel

HOOFDSTUK II. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL VI. BEËINDIGING BEKOSTIGING ZIEKENHUISSCHOLEN

1. Met ingang van 1 augustus 1999 eindigt de bekostiging van de «Dokter Frankschool» te Santpoort Zuid, de «ziekenhuisschool Rotterdam en omstreken» te Rotterdam, de «ziekenhuisschool Zuid Holland West» te Leiden, de «school voor zieke kinderen» te Groningen, de «ziekenhuisschool Drenthe» te Emmen, de «ziekenhuisschool Friesland» te Leeuwarden, de «ziekenhuisschool Utrecht» te Utrecht, de «ziekenhuisschool Oost Nederland» te Hengelo, de «Radboudschool voor zieke kinderen» te Nijmegen en de «Rooms Katholieke ziekenhuisschool Limburg» te Sittard en worden de «openbare school voor kinderen die zijn opgenomen in het ziekenhuis» te Alkmaar en de «ziekenhuisschool Amsterdam genoemd A.D. Holterman» te Amsterdam opgeheven.

2. Artikel 105 van de Wet op de expertisecentra is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VII. PERSONEEL

1. Indien een schoolbegeleidingsdienst, bedoeld in artikel 113 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 108a van de Wet op de expertisecentra, uitgaat van de gemeente ontvangt de gemeente de specifieke uitkering, bedoeld in artikel IX van deze wet uitsluitend indien de gemeente de aan deze specifieke uitkering gerelateerde formatieplaatsen aanbiedt aan personeel dat op 31 juli 1999 was benoemd aan een of meer van de scholen genoemd in artikel VI.

2. Indien een schoolbegeleidingsdienst uitgaat van een andere rechtspersoon dan de gemeente ontvangt de gemeente de specifieke uitkering bedoeld in artikel IX van deze wet uitsluitend indien de gemeente de uitkering aan die andere rechtspersoon toekent onder de voorwaarde dat die rechtspersoon de aan deze specifieke uitkering gerelateerde formatieplaatsen aanbiedt aan personeel dat op 31 juli 1999 was benoemd aan een of meer van de scholen genoemd in artikel VI.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde aanbiedingsverplichting geldt voor de betrekkingsomvang die voor de desbetreffende personeelsleden gold aan de scholen genoemd in artikel VI.

4. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum blijven voor het personeel, bedoeld in het eerste en tweede lid, in de nieuwe functie de regelingen met betrekking tot de rechtspositie zoals die op 31 juli 1999 voor dat personeel golden van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de bepalingen die zien op de inhoud van de functie die zij op die datum bekleedden, met dien verstande dat die overeenkomstige toepassing in elk geval eindigt op de datum waarop door de schoolbegeleidingsdienst en de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties anders is overeengekomen. In de nieuwe functie geldt een carrièrepatroon en een maximumsalaris dat ten minste gelijk is aan het carrièrepatroon en het maximumsalaris dat behoorde bij de functie die het personeelslid op 31 juli 1999 bekleedde aan de in het derde lid bedoelde school.

ARTIKEL VIII. VASTSTELLING EN AFREKENING VERGOEDINGEN EN GESCHILLEN

1. De vaststelling en afrekening van de vergoedingen voor de periode voorafgaand aan 1 januari 1999 ten behoeve van een school genoemd in artikel VI geschieden overeenkomstig de Wet op de expertisecentra en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften zoals die golden voor het jaar waarop de afrekening betrekking heeft. De vaststelling en afrekening van de vergoedingen voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 juli 1999 van de scholen, bedoeld in de vorige volzin, geschieden overeenkomstig de Wet op de expertisecentra en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften zoals die luidden op 31 juli 1999.

2. De Wet op de expertisecentra en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften en overgangsregelingen zoals die luidden op 31 juli 1999, blijven van toepassing op geschillen met betrekking tot hun toepassing die op 31 juli 1999 aanhangig waren of na die datum binnen de beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt met betrekking tot een school genoemd in artikel VI.

ARTIKEL IX. SPECIFIEKE UITKERING IN VERBAND MET ONDERSTEUNING ONDERWIJS AAN ZIEKE LEERLINGEN

1. Onverminderd artikel VII wordt voor de periode van 1 augustus 1999 tot 1 augustus 2003 uit 's Rijks kas jaarlijks een specifieke uitkering verstrekt aan de gemeente ter tegemoetkoming in de kosten van ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen als bedoeld in de artikelen 10 van de Wet op het primair onderwijs, 18 van de Wet op de expertisecentra, 17 van de Wet op het voortgezet onderwijs en 7.1.4. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

2. De hoogte van de specifieke uitkering voor de gemeente wordt bepaald op basis van het totale aantal leerlingen dat op 1 oktober 1996 op de scholen, bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de scholen en instellingen, bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de scholen, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs stond ingeschreven vermeerderd met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 1996 op de beroepsopleiding van een instelling bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs stond ingeschreven en bij de start van die opleiding leerplichtig was, in elke gemeente en een bedrag per leerling. Indien het aantal leerlingen in een gemeente na 1 oktober 1996 is veranderd of verandert als gevolg van een wijziging van de grenzen van de desbetreffende gemeente kan Onze minister met het oog op de berekening in de vorige volzin het aantal leerlingen in overeenstemming brengen met het aantal leerlingen bij de aanvang van het kalenderjaar na dat waarin de grenzen zijn gewijzigd. Indien het aantal leerlingen in een gemeente, anders dan door een wijziging van de grenzen van die gemeente, op 1 oktober van een van de jaren 1997, 1998, 1999 of 2000 toeneemt met een aantal dat uitkomt boven een door Onze Minister vast te stellen percentage van het totale aantal leerlingen per 1 oktober 1996, wordt het aantal leerlingen boven dat percentage voor het desbetreffende jaar meegeteld als leerling bedoeld in de eerste volzin.

ARTIKEL X. CONTROLE EN TERUGVORDERING

1. Binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarover de specifieke uitkering is toegekend, legt het gemeentebestuur een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waaruit blijkt in hoeverre de toegekende uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens met betrekking tot de schoolbegeleidingsdienst voldoende blijken uit de vastgestelde rekening van de gemeente, kan worden volstaan met de toezending aan Onze Minister van de rekening, voorzien van een verklaring als bedoeld in het eerste lid.

3. Voor zover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, of uit de rekening, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, vordert Onze Minister het desbetreffende bedrag terug.

ARTIKEL XI. INFORMATIE

Het instellingsbestuur van een academisch ziekenhuis informeert Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen binnen 6 maanden na de datum van de inwerkingtreding van deze wet over de wijze waarop invulling is gegeven aan de taak bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

ARTIKEL XII. AFSTEMMING MET HET VOORSTEL VAN WET, HOUDENDE WIJZIGING VAN EEN AANTAL ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET DE INVOERING VAN HET SCHOOLPLAN, DE SCHOOLGIDS EN HET KLACHTRECHT

Indien het voorstel van wet, houdende wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (kamerstukken II 1996/97, 25 459), tot wet wordt verheven en op of voor 1 augustus 1999 in werking treedt, wordt de onderhavige wet als volgt gewijzigd:

a

In artikel I, onderdeel C, wordt de aanhef vervangen door «Aan artikel 11 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:» en de aanduiding «4» wordt vervangen door de aanduiding: 6.

b

Artikel I, onderdeel E vervalt.

c

In artikel II, onderdeel A, wordt de aanhef vervangen door «Aan artikel 8 wordt een negende lid toegevoegd, luidende:» en de aanduiding «7» wordt vervangen door de aanduiding: 9.

d

In artikel III, onderdeel A, wordt de aanhef en het opschrift vervangen door:

Na artikel 6a wordt ingevoegd artikel 6b, luidende:

Artikel 6b. Onderwijs zieke leerlingen

e

In artikel III, onderdeel B, wordt de aanhef en het opschrift vervangen door:

Na artikel 16 wordt ingevoegd artikel 16a, luidende:

Artikel 16a. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen.

f

In artikel V, onderdeel C, wordt in artikel 2.18, eerste lid, «17 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: 16a van de Wet op het voortgezet onderwijs.

g

In artikel IX, eerste lid, wordt «17 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: 16a van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XIII. AANPASSING VERWIJZINGEN

Waar in deze wet wordt verwezen naar artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor de plaatsing in het Staatsblad en de vernummering van artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de genoemde wetten, worden de artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen waarnaar wordt verwezen na genoemde plaatsing in het Staatsblad en vernummering vervangen door de daarmee overeenstemmende artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra zoals luidend na die plaatsing in het Staatsblad en vernummering.

ARTIKEL XIV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven