25 839
Tegoeden Tweede Wereldoorlog

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 1998

Hierbij bied ik u een notitie aan waarin wordt ingegaan op enkele onderwerpen die verband houden met de Tegoeden Tweede Wereldoorlog.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Notitie Tegoeden Tweede Wereldoorlog

1. Tweede fase terugkeer- en opvangonderzoek

Op 22 juli jl. is de Stichting Onderzoek Terugkeer en opvang (SOTO) opgericht. De SOTO zal op 7 december 1998 in Amsterdam een symposium organiseren waar oorlogsgetroffenen zelf aan het woord kunnen komen. Op 28 januari 1999 vindt eveneens in de RAI een wetenschappelijk symposium plaats. De uitkomsten van de eerste dag worden dan geconfronteerd met de resultaten van een literatuuronderzoek. Op basis hiervan volgt een inhoudelijke discussie over het onderzoeksplan voor de komende twee jaar. Dit kan tot bijstelling van het onderzoek leiden.

Op het symposium van 7 december a.s. zullen oorlogsgetroffenen zelf aan het woord kunnen komen. Om de opzet van het uiteindelijke onderzoek zo goed mogelijk te laten aansluiten bij hun kennis en ervaring, is gekozen voor een indeling in tien verschillende groepen oorlogsgetroffenen1. De SOTO is geïnteresseerd in negatieve en positieve ervaringen van de deelnemers met betrekking tot terugkeer, migratie en opvang. Hierbij ligt het accent niet alleen op de contacten met overheidsinstanties en particuliere organisaties, maar ook op die met de burgerbevolking. Daarnaast komen de rol en betekenis van de eigen organisaties van oorlogsgetroffenen aan de orde.

Het Kabinet is akkoord gegaan met het onderzoeksplan voor de komende twee jaar. In het onderzoek ligt de nadruk op de periode 1944-begin jaren '50. Alleen het onderzoek naar de strijd om het wettelijk kader, de belangenbehartiging en de immateriële zorg voor oorlogsgetroffenen zal de periode tot heden beslaan.

Het onderzoek behelst een zorgvuldige analyse van de problematiek van terugkeer en opvang op vier niveaus; dat van de overheid in al haar geledingen, dat van het maatschappelijke middenveld, dat van de bevolking en dat van de terugkerenden/migranten zelf en hun organisaties.

Essentieel in deze analyse is de interactie tussen de genoemde niveaus. In het onderzoek wordt relatief veel ruimte gereserveerd voor lokale studies, waarin alle vier niveaus aan bod komen, en die bovendien bijdragen aan een representatief beeld van de hele Nederlandse samenleving. Het onderzoek resulteert in één samenvattend boek, te verschijnen begin 2001, gebaseerd op eigen onderzoek van de auteur en op de resultaten van de deelonderzoekingen. In dit boek wordt de problematiek van terugkeer en opvang geplaatst in de ruimere context van de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen.

De deelonderzoekingen worden in meerderheid verricht door ervaren onderzoekers, wier rapportages uiterlijk 1 januari 2000 beschikbaar zijn voor de auteur van het samenvattende boek; deze rapportages worden nadien mogelijk uitgewerkt tot zelfstandig publicaties.

2. Stand van zaken onderzoekscommissies

Het geheel van de commissies overziende, zijn er grote vorderingen gemaakt. De werkzaamheden van de commissies lopen door tot in 1999. De commissie-Kordes heeft aangegeven in december 1998 haar eindrapport uit te zullen brengen.

2.1. Stand van zaken commissies-Van Kemenade, -Scholten en -Kordes

Deze drie commissies werken nauw samen omdat zij aanvullend zijn en bijeengenomen een integraal oordeel over roof, restitutie en rechtsherstel mogelijk maken.

De commissie-Van Kemenade (nazi-goud, verdelingsvraagstukken) brengt medio 1999 een eindrapport uit. De commissie richt zich primair op de buitenlandse studies die het laatste jaar verschenen zijn. Belangwekkende rapporten in dit kader zijn met name verschenen in de VS (Eizenstat), Zwitserland (Bergier, Volcker), Zweden. Ook volgt de commissie-Van Kemenade de internationale ontwikkelingen rondom schadebetalingen van banken, verzekeraars en bedrijven. Recentelijk is de commissie nog gevraagd om deze ontwikkelingen te analyseren en te bezien wat de gevolgen voor Nederland zijn.

De commissie-Van Kemenade heeft het onderzoeks- en adviesbureau KPMG gevraagd om een berekening te geven van het joodse vermogen aan de vooravond van en na de Tweede Wereldoorlog. Hierdoor hoopt men beter inzicht te verkrijgen in roof, restitutie en rechtsherstel.

De commissie-Van Kemenade zal tenslotte met een algemene evaluatie over het rechtsherstel komen.

De commissie-Scholten (financiële tegoeden) brengt in december 1998 een interim-rapport uit. Naar huidige inzichten zal de commissie medio 1999 haar eindrapport uitbrengen. In het interimrapport zal naast een korte schets van de formele (structuur van de) regelgeving van het rechtsherstel ingegaan worden op enkele deelonderwerpen, te weten: banken, overheid, (consignatiekas/domeinen, onvindbare eigenaren), octrooirechten, auteursrechten en hypotheken. In het eindrapport zullen nog onderwerpen als particuliere en sociale verzekeringen en effecten aan de orde komen.

De commissie-Kordes (tastbare zaken) heeft aangegeven, zoals gezegd, dat zij in december 1998 haar eindrapport zal uitbrengen. De commissie heeft zich na haar rapportage over de Liro-archieven op 29 januari 1998 in het tweede deel van het onderzoek gericht op nog meer archieven. Ook door de vele door de commissie ontvangen brieven van burgers hoopt men inzicht te krijgen in de afwikkeling van joodse en andere claims inzake de in de oorlog in beslag genomen goederen, inclusief de systematiek waarmee aan het naoorlogs rechtsherstel is vorm gegeven. In het eindrapport wordt ingegaan op (de roof en rechtsherstel met betrekking tot) verschillende categorieën goederen. Voorts zullen daarbij aspecten als bejegening en schadevergoedingen behandeld worden.

2.2. Opdracht tweede fase commissie-Van Galen (Indische tegoeden)

Nu na afsluiting van het inventariserend vooronderzoek overtuigend door de onderzoekers is aangetoond dat de tegoedenproblematiek niet is veroorzaakt door Japanse inbeslagname maar door een combinatie van maatregelen van de Nederlandse en Nederlands-Indische overheid en bank- en verzekeringsmaatschappijen, zal het vervolgonderzoek zich ook op deze maatregelen richten. Het zal een historische beschrijving opleveren over wat er dan wel met de tegoeden is gebeurd in de periode van 1945 tot 1957 (het moment waarop banken en verzekeringsmaatschappijen in Indonesië werden genationaliseerd). Het onderzoek zal eind 1999 worden afgerond.

2.3. Opdracht tweede fase commissie-Ekkart (kunst)

Na het door de commissie-Ekkart uitgebrachte proefonderzoek (april 1998) gaf Staatssecretaris Nuis aan de commissie de opdracht in de tweede fase het onderzoek uit te breiden naar het totaal van de NK (Nederlands Kunstbezit)-collectie: hierbij gaat het om de kunstwerken die na de Tweede Wereldoorlog uit Duitsland zijn teruggevoerd en waarvan de oorspronkelijke eigenaren niet (meer) bekend zijn, en die in beheer zijn bij het Instituut Collectie Nederland.

Dit onderzoek zal drie jaar in beslag nemen. Voor de uitvoering van de tweede fase is vanaf 1 september 1998 is het Projectbureau Herkomst Gezocht gestart als tijdelijk onderdeel van de Inspectie Cultuurbezit van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dit bureau zal de herkomst onderzoeken van NK-collectie. De taken van het projectbureau zijn:

1. Het systematisch verzamelen van de in de jaren 1945–1952 bijeengebrachte informatie van de tot de NK-collectie behorende kunstwerken voor alle thans nog onder het beheer van het Rijk vallende NK-nummers.

2. Het aanvullen van de gevonden gegevens voor alle daarvoor in aanmerking komende kunstwerken aan de hand van relevante informatiebronnen.

3. Het maken van een overzicht van de door de Stichting Nederlands Kunstbezit en haar rechtsopvolgers bewerkstelligde teruggaven van kunstwerken en het maken van een overzicht van de door de Nederlandse Staat geveilde kunstwerken.

Wanneer tijdens het onderzoek blijkt dat er sprake is van een niet afgehandelde zaak, dan zal deze direct nader worden onderzocht, met andere woorden niet hoeft te worden gewacht op voltooiing van het onderzoek. Ook verzoeken om informatie of nieuwe claims zullen bij de Inspectie Cultuurbezit direct in behandeling worden genomen en dus niet afhankelijk zijn van het onderzoek.

3. Vierde tranche goudpool en het Nazi Persecutee Relief Fund

Op 31 augustus 1998 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het Adviescollege besteding vierde tranche geïnstalleerd. Het college bestaat uit een voorzitter en vier leden. De voorzitter is de heer dr. D. Dolman. De leden zijn de heer drs. E. van Thijn, de heer prof. dr. C. L. Davidson, de heer mr. F. Ensel en mevrouw G.H. Wertheim-Cahen.

Organisaties hebben van 1 september 1998 tot 1 maart 1999 de mogelijkheid om projectvoorstellen in te dienen bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het adviescollege toetst vervolgens de ingediende voorstellen aan de hand van de door het kabinet vastgestelde criteria en adviseert de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het al dan niet ondersteunen van de ingediende projectvoorstellen. De Minister neemt de uiteindelijke beslissing over de besteding.

De uitvoering van de verdeling van de Nederlandse bijdrage aan het Nazi Persecutee Relief Fund is in voorbereiding.

4. Internationale ontwikkelingen

De afgelopen maanden zijn er belangrijke internationale ontwikkelingen inzake de tegoeden Tweede Wereldoorlog geweest. Allereerst zijn er de akkoorden van joodse zijde (World Jewish Congress (WJC)/World Jewish Restitution Organization(WJRO), class actions) die gesloten zijn met banken en verzekeraars. Veel van deze akkoorden kennen nog open punten, die verdere uitwerking zullen vragen. De commissie-Van Kemenade is gevraagd haar licht te werpen op deze akkoorden en op de vele belangwekkende rapporten over het geroofde goud die recentelijk verschenen zijn. In de diverse in het buitenland verschenen rapporten (o.a. Verenigde Staten, Zwitserland, Zweden, Duitsland en Spanje) wordt zijdelings ingegaan op het Nederlandse goud en op de omzwervingen daarvan.

De analyse van deze rapporten houdt verband met de goudclaim op de Tripartite Goudcommissie (TGC) en Zwitserland, die Nederland de afgelopen decennia uitgedragen heeft1. De TGC heeft zich op 9 september jl. in Parijs opgeheven. Daarmee heeft Nederland overigens haar aanspraken op de (rechtsopvolgers van) TGC niet laten vervallen. Nederland heeft dit standpunt nog eens nadrukkelijk naar voren gebracht tijdens de opheffingsceremonie in Parijs.

Als laatste belangrijke internationale ontwikkeling valt nog te vermelden de komende regeringsconferentie in Washington over tegoeden tweede wereldoorlog. De bijeenkomst zal een vervolg zijn op die in Londen december 1997 over het nazi-goud. In Washington zal van 30 november – 3 december 1998 gesproken worden over de verschillende «assets» die ten tijde van de Holocaust geroofd zijn. Speciale aandacht zullen krijgen: kunst, verzekeringen, goud, slapende rekeningen. Daarnaast zal ingegaan worden op de na-oorlogse opvang en behandeling van oorlogsslachtoffers. Nederland zal op dit punt haar expertise («remembrance», «youth education», WUV, psycho-sociale behandeling) inbrengen.


XNoot
1

Joodse overlevenden van de concentratiekampen, joodse onderduikers, joodse vluchtelingen, gemengdgehuwden, niet-joodse geïnterneerden in gevangenissen en kampen in Europa, dwangarbeiders in Europa, Sinti en Roma («zigeuners»), geïnterneerden in Japanse en Bersiapkampen, Indische Nederlanders buiten de kampen zowel tijdens de bezetting als in de Bersiapperiode, militairen ingezet bij de dekolonisatieoorlog (zowel KNIL als Nederlandse krijgsmacht).

XNoot
1

Het gaat hier om ruim 35 ton niet-monetair goud (gouden munten van Nederlandse burgers die ingeleverd zijn bij de DNB).

Naar boven