25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 188 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2022

Op 1 december 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de afgenomen snelheid van saneren van de asbestdaken in Nederland, de resterende opgave en de voortgang in de uitvoering van de activiteiten1 die zijn opgenomen in de samenwerkingsverklaring versnellingsaanpak die op 2 maart 2020 is getekend door het Ministerie van IenW, een aantal provincies en gemeenten en andere partijen (Kamerstuk 25 834, nr. 187). Tijdens het Commissiedebat Externe Veiligheid op 26 januari 2022 (Kamerstuk 28 089, nr. 215) heb ik uw Kamer toegezegd voor de zomer aan te geven of er een alternatief komt voor het zakelijke fonds. Met deze brief geef ik een bredere invulling aan deze toezegging door de aanpak van de asbestdaken te schetsen in relatie tot de geconstateerde afgenomen snelheid van saneren. Met deze brief informeer ik u tevens over de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Stoffer en Geurts (Kamerstuk 28 089, nr. 189) waarmee wordt verzocht een vervolg te geven aan het uitgevoerde blootstellingsonderzoek. Ten slotte informeer ik u over de motie Beckerman c.s. (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 27) die is ingediend tijdens de behandeling van de begroting van IenW en verzoekt om in gesprek te gaan met het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) over de verjaringstermijn.

Asbestdakenaanpak

Mijn ambtsvoorganger heeft in de genoemde brief van 1 december 2021 zijn zorg uitgesproken over de daling van het saneringstempo sinds medio 2019. Die daling is waarschijnlijk veroorzaakt door het eindigen van de subsidie op het saneren van asbestdaken (december 2018) en het verwerpen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer om asbestdaken te verbieden (juni 2019).

In de brief is vermeld dat het nog ruim 10 jaar gaat duren voor alle daken in Nederland zijn gesaneerd, uitgaande van een saneringstempo van 7 miljoen m2 per jaar. Uit de op dit moment beschikbare cijfers blijkt dat het saneringstempo is gedaald tot circa 4 miljoen m2 per jaar. Met dit tempo zal het naar verwachting fors langer dan de eerder geraamde 10 jaar duren voordat alle asbestdaken zijn gesaneerd.

Na ruim twee jaar uitvoering van de samenwerkingsverklaring moet helaas worden geconcludeerd dat de huidige aanpak van het stimuleren en faciliteren van de vrijwillige sanering van asbestdaken naar verwachting niet zal leiden tot het behalen van de ambitie om voor 2030 de asbestdaken te verwijderen. De aanpak leidt niet tot een versnelling van de saneringsopgave. Dit heeft niets te maken met het goede werk en de intenties van de partijen die de samenwerkingsverklaring hebben ondertekend. Debet hieraan zijn het ontbreken van dwingende maatregelen na het verwerpen van het verbod en in combinatie met het niet beschikbaar zijn van substantiële middelen om eigenaren zodanig financieel te ondersteunen dat zij massaal overgaan tot saneren. Voor een subsidieregeling onder dezelfde voorwaarden als de eerdere subsidieregeling (4,50 euro per m2) is bij een resterende omvang van ca. 74 miljoen m2 2. inclusief uitvoeringskosten een budget nodig van naar schatting 400 miljoen euro. Een dergelijk bedrag kan ik niet vrijmaken op de begroting van IenW. Bovendien is het de vraag of een subsidie van 4,50 euro per m2 (waarbij nog geen rekening is gehouden met inflatie) een voldoende financiële ondersteuning is, ondanks het succes van de eerdere subsidieregeling (destijds in combinatie met het toen nog op handen zijnde asbestdakenverbod). Eigenaren moeten dan nog steeds het grootste deel zelf betalen, saneringskosten lopen uiteen van 30 euro per m2 voor reguliere daken tot zelfs 250 euro per m2 voor bijzondere gevallen (asbestleien).

In de voortgangsbrief asbest van 1 december jl. is uw Kamer reeds geïnformeerd over het negatieve advies van RVO en de Nederlandse Vereniging van Banken om over te gaan tot het oprichten van een leningenfonds voor zakelijke asbest dakeigenaren. Van het in 2021 opgerichte leningenfonds voor particulieren wordt nauwelijks gebruik gemaakt, er zijn tot nu toe slechts vijf leningen verstrekt. Alles overziend is door mijn ambtsvoorganger daarom besloten om het zakelijke fonds niet op te richten en in overleg met de ambassadeurs te zoeken naar een alternatieve besteding van de hiervoor beschikbare middelen.

De ambassadeurs en het Programmabureau hebben enkele suggesties voor het vervolg aangedragen en met enkelen van hen heeft nadien ook nader overleg plaatsgevonden. Deze suggesties komen in essentie neer op het verder uitbreiden van de gekozen aanpak van vrijwillig stimuleren zoals vastgelegd in de samenwerkingsverklaring. Een aanpak die niet geleid heeft tot de gewenste versnelling van de saneringen. Ik wil daarom scherper kijken waar ik in het kader van het saneren van asbestdaken de Rijksmiddelen op wil inzetten. Alles overwegende ben ik tot de conclusie gekomen dat de grootste toegevoegde waarde van de toekomstige Rijksinzet naast de financiering van het Programmabureau zal liggen in het stimuleren van vrijwillige saneringen door gerichte communicatie en bewustwordingscampagnes. Ik zal hiervoor in de periode 2023–2025 jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar stellen. En ben voornemens de asbestambassadeurs actief te betrekken bij de precieze besteding van die middelen. Na 2025 volgt dan een evaluatie. Vanzelfsprekend zal het saneringstempo blijvend worden gemonitord en ik zal uw Kamer van de voortgang op de hoogte houden.

Uitvoering motie Stoffer en Geurts

Met de brief van 1 december 2021 is uw Kamer het plan van aanpak aangeboden voor de uitvoering van de motie van de leden Stoffer en Geurts (Kamerstuk 28 089, nr. 189) waarmee wordt verzocht een vervolg te geven aan het uitgevoerde blootstellingsonderzoek. Van het programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdaken heb ik het resultaat van de uitvoering van dit plan van aanpak ontvangen, dat ik u hierbij aanbied.

Onderwerp van de analyse was onder andere de vraag of de toepassing van schuim bij de sanering van asbestdaken zou kunnen leiden tot een kostenbesparing. Een dergelijke mogelijkheid is uiteraard zeer welkom om de hoge maatschappelijke kosten te beperken en de drempel om over te gaan tot saneren te verlagen. Het is dan in de eerste plaats van belang om te weten of en in welke mate daadwerkelijk sprake is van een kostenbesparing. Met het plan van aanpak is beoogd om dat met inhoudelijk deskundigen via een kostenanalyse te kwantificeren. Tijdens de uitvoering is afgestemd met de VNG, hetgeen heeft geleid tot enige aanpassingen in de aannamen.

In de kostenanalyse is ervan uitgegaan dat het toepassen van schuim leidt tot de mogelijkheid om in risicoklasse 1 te saneren. Om dit daadwerkelijk mogelijk te maken, zou nog wel een beoordeling door het Validatie en Innovatiepunt (VIP) vereist zijn waaruit blijkt dat dit veilig kan3. Om dit mogelijk te maken zou de leverancier hiervoor het initiatief moeten nemen. Door toepassing in risicoklasse 1 zou een asbestsanering eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd waardoor efficiënter kan worden gewerkt en mogelijk (zoals is aangenomen in de berekening) tegen een lager uurtarief. Daar tegenover staan meerkosten voor de aanschaf en het zorgvuldig en op de juiste wijze aanbrengen van het schuim.

Volgens de kostenanalyse verschillen de kosten van beide werkwijzen slechts marginaal. De totale kosten voor het saneren van het asbestdak liggen voor beide werkwijzen rond de 8 euro/m2. In deze kosten zijn de kosten voor een nieuw dak, die veelal het dubbele van de saneringskosten bedragen, overigens niet meegenomen.

Omdat voor de kostenberekening praktijkgegevens over het toepassen van schuim ontbreken en daarom een aantal aannames moest worden gedaan, wordt aanbevolen deze via een praktijkproef nader vast te stellen. Het gaat dan vooral om verschillen in tijdbesteding, kosten en afwijkende veiligheidsaspecten zoals gladheid. Ik wil deze aanbeveling graag opvolgen door het laten uitvoeren van een dergelijke praktijkproef na de zomer.

Uitvoering motie Beckerman

Zoals in de brief van 1 december jl. is toegelicht, speelt de verjaringstermijn geen rol in de in de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS-regeling) die onder mijn verantwoordelijkheid valt. De verjaringstermijn speelt wel een rol voor zover het gaat om loondienstgerelateerde slachtoffers (Regeling TAS 2014). Sinds december 2021 is er naar aanleiding van de brief van het IAS overleg tussen het IAS en ambtelijk JenV en SZW. Eind juni staat een overleg gepland tussen het IAS en de Ministers van Rechtsbescherming en SZW. Over de uitkomsten zult u door hen worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

In de samenwerkingsverklaring zijn meer dan 40 acties afgesproken gericht op bewustwording en communicatie, oprichting van een (leningen)fonds, het ontzorgen van gemeenten, het gebruik maken van koppelkansen, het vereenvoudigen van saneringen en monitoring.

X Noot
2

Cijfers voortgangsbrief asbest 1 december 2021

X Noot
3

Hoewel duidelijk is dat schuim tot lagere emissie van vezels leidt, is niet vastgesteld dat dit leidt tot een blootstelling waarmee de laagste risicoklasse bereikt wordt. Zie ook mijn brief over het blootstellingsonderzoek (Kamerstuk 25 834, nr. 176) en de brief van de Staatssecretaris van SZW van november 2021 (Kamerstuk 25 834, nr. 186).

Naar boven