25 806
Liro-archieven en overige archieven met betrekking tot joodse claims

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 1997

Naar aanleiding van berichten over een kaartsysteem van de bank Lippmann Rosenthal (Liro), dat onlangs in het pand Herengracht 410 te Amsterdam werd aangetroffen heeft het kamerlid Rabbae op 3 december 1997 schriftelijke vragen gesteld.1 Vervolgens heeft de vaste commissie voor Financiën in een brief d.d. 4 december 1997 verzocht om de commissie behalve over de door de heer Rabbae aangesneden onderwerpen ook over eventuele andere relevante aspecten te informeren. In de bijgevoegde beantwoording ga ik daarom niet alleen in op de vragen van de heer Rabbae, maar treft u een bredere beantwoording aan. Bij deze beantwoording heb ik getracht de toedracht, zoals die nu bekend is, zo feitelijk mogelijk weer te geven. Dit laat uiteraard onverlet dat ik, gelet op de aard en achtergrond van het gevonden materiaal, de gehele gang van zaken uitermate betreur.

Nadat deze antwoorden waren opgesteld bereikte mij een bizar bericht. Een journalist van De Groene Amsterdammer is ter ore gekomen, dat kleinoden, afkomstig uit de kluis van Liro, door medewerkers van het Agentschap omstreeks 1968 zouden zijn gekocht tegen de taxatiewaarde uit 1958. Welke medewerker een bepaald kleinood mocht kopen, zou in sommige gevallen via loting zijn bepaald. Het bericht heeft mij verbijsterd, ik kan het nog niet bevatten. Naar de toedracht zal ik uiteraard een onderzoek instellen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

INFORMATIE OVER DE VONDST VAN HET LIRO-KAARTSYSTEEM IN HET PAND HERENGRACHT 410 TE AMSTERDAM

Naar aanleiding van berichten over een kaartsysteem dat onlangs in het pand Herengracht 410 te Amsterdam werd aangetroffen heeft het kamerlid Rabbae op 3 december 1997 schriftelijke vragen gesteld. Vervolgens heeft de vaste commissie voor Financiën in een brief d.d. 4 december 1997 verzocht om de commissie behalve over de door de heer Rabbae aangesneden onderwerpen ook over eventuele andere relevante aspecten te informeren. Hierna wordt daarom niet alleen ingegaan op de vragen van de heer Rabbae, maar wordt een bredere beantwoording gegeven inzake de feiten, zoals die nu bekend zijn.

1. Het bestaan van het kaartsysteem is opnieuw bekend geworden op een moment dat het zoeken naar nieuwe gegevens over de afhandeling van (joodse) tegoeden na de Tweede Wereldoorlog sterk in de belangstelling staat. Zoals bekend stellen de commissie Van Kemenade en de commissie Scholten daar een uitgebreid onderzoek naar in.

2. Er zijn sterke aanwijzingen, dat het kaartsysteem dat onlangs in het pand aan de Herengracht 410 te Amsterdam werd aangetroffen heeft behoord tot het archief van de bank Lippman-Rosenthal (Liro) die door de Duitse bezettingsmacht werd gebruikt. Het gaat om kaarten waarop in beslag genomen kostbaarheden en kleinoden vermeld staan die bij joodse Nederlanders in beslag waren genomen. Het RIOD is thans bezig de status van het kaartsysteem vast te stellen. Na de oorlog is de instelling «Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat» (L.V.V.S.) belast met de afwikkeling van de boedel van Lippman-Rosenthal. Vervolgens heeft het Waarborgfonds Rechtsherstel in 1956 de boedel van L.V.V.S. overgenomen. Beide instellingen hebben het kaartsysteem bij hun werkzaamheden geraadpleegd. Hetzelfde geldt voor het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade-uitkeringen (CADSU), dat in 1959 werd opgericht.

3. Per 1 oktober 1961 werd de directeur van het Waarborgfonds Rechtsherstel tevens benoemd tot Agent van het ministerie van Financiën. Waarborgfonds en Agentschap waren gehuisvest op Herengracht 410. De archieven van beide instellingen bevonden zich in hetzelfde pand. Toen in 1976 het Waarborgfonds werd opgeheven, bleef een deel van de archieven in het pand Herengracht 410. Andere delen zijn in dat jaar en later naar het ministerie in Den Haag en het rijksarchief gegaan.

In 1977 en 1984 zijn verklaringen van geen bezwaar door de Algemene Rijksarchivaris verstrekt op verzoeken van het ministerie van Financiën om daarvoor in aanmerking komende delen van archieven van L.V.V.S. te vernietigen. Dit heeft er toe geleid dat bij medewerkers van het centraal archief van het Ministerie in Den Haag de overtuiging is ontstaan, dat er na deze vernietigingen bij het Ministerie geen archiefbestanddelen betreffende L.V.V.S. (waaronder het Liro-kaartsysteem) meer aanwezig waren en dat op vragen van wetenschappers naar het bestaan van het Liro-kaartsysteem geantwoord is dat dit vernietigd is.

Bij nader onderzoek is inmiddels gebleken dat in het centraal archief van het ministerie een dossier «Vernietiging archiefbescheiden afdeling Effectenregistratie van Raad voor het Rechtsherstel (1971–1974)» aanwezig is met de korte vermelding dat een kaartsysteem, betrekking hebbend op de boedel van L.V.V.S., zich bij het Agentschap bevindt. Toen gevraagd werd naar het Liro-kaartsysteem is destijds geen relatie gelegd met de afdeling Effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstel.

Bij het Agentschap is in de loop van de tijd door personeelswisselingen de kennis over het bestaan van het kaartsysteem verloren gegaan. Bij de voorbereiding van dit antwoord is inmiddels gebleken dat één personeelslid dat in 1984 met pensioen is gegaan, en daarna tot april 1997 als tijdelijke kracht werkzaam was voor het Agentschap, wel op de hoogte was van het bestaan van dit kaartsysteem in een archiefkast in het pand Herengracht 410. Deze kennis is niet aangewend.

4. Toen het Agentschap in 1979 verhuisde van Herengracht 410 naar Herengracht 380, was in de nieuwe behuizing niet genoeg ruimte aanwezig om alle archieven van het Agentschap te herbergen. In het oude pand bleven de bescheiden bewaard die niet regelmatig behoefden te worden ingezien. Na de verhuizing van het Agentschap is het pand in gebruik genomen door het Sociaal Wetenschappelijk Informatie Documentatie Centrum (SWIDOC). Dit instituut heeft begin augustus een andere behuizing gekregen.

5. In verband met verkoop van het pand Herengracht 410, waarin zich naast meubilair en archieven van de laatste hoofdgebruiker (SWIDOC) ook archieven van het Agentschap bevonden, moest het pand in 1997 op korte termijn worden ontruimd. Het Liro-kaartsysteem is bij de verhuizing niet meegenomen, omdat het niet was geregistreerd bij de archieven van het Agentschap. Bovendien werd het archiefmeubilair waarin het kaartsysteem zich bevond niet herkend als behorend tot de boedel van het Agentschap.

6. Wat betreft de verkoop van het pand Herengracht 410 merk ik nog het volgende op. Vanaf mei 1997 hebben de Rijksgebouwendienst (RGD) en Domeinen meerdere malen aan het Agentschap gevraagd in het pand aanwezig archiefmateriaal te verwijderen in verband met de kijkdagen en de verkoop van het pand. Vervolgens heeft het Agentschap een deel van dit materiaal weggehaald. Een ander deel is achtergelaten, omdat het, zoals gezegd, niet is herkend als materiaal dat behoorde tot de boedel van het Agentschap. Begin augustus heeft Domeinen een bewakingsovereenkomst gesloten met de stichting Ad Hoc om kraken van het pand te voorkomen.

Vastgesteld moet worden dat het pand nog niet geheel leeg was, toen de nieuwe tijdelijke bewoners daar hun intrek in namen.

7. Uit het voorgaande blijkt dat op verschillende momenten onzorgvuldig is opgetreden. Met betrokkenen is indringend gesproken over een zorgvuldige naleving van procedures in de toekomst. Deze zullen zonodig nog worden aangescherpt.

8. Er zijn vragen gesteld over de huidige bewaarplaats van het kaartsysteem. De totale omvang van het kaartsysteem is op dit moment niet met zekerheid vast te stellen. Met De Groene Amsterdammer en de tijdelijke bewoners van het pand is overlegd over de snelle overbrenging van de kaarten naar het RIOD. Bij het RIOD bevindt zich ook al het deel van het kaartsysteem dat in bezit was van een tijdelijke bewoner van het pand Herengracht 410. Vier kaarten die zich bij nader onderzoek nog in het bezit van het Agentschap bleken te bevinden, zijn inmiddels ook naar het RIOD overgebracht. Er is ook overleg gaande met Vrij Nederland, omdat er aanwijzingen zijn dat dit weekblad eveneens over Liro-materiaal beschikt.

9. Het RIOD lijkt de meest geëigende instelling om het kaartsysteem te onderzoeken. Uitgangspunt moet zijn dat gegevens uit het kaartsysteem voor alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk ter inzage liggen. Het lijkt ook een goede zaak om de Commissies Scholten en Van Kemenade te vragen of de vondst van het kaartsysteem consequenties heeft voor hun onderzoek naar de systematiek van het Rechtsherstel, zoals dat na de oorlog heeft plaatsgevonden. Daarover zal nader overleg worden gevoerd met de Commissies. Ten slotte wordt opgemerkt dat in het kader van de werkzaamheden van beide commissies intensief wordt gespeurd naar relevante archiefbescheiden bij de rijksoverheid en andere instellingen.


XNoot
1

Aanhangsel Handelingen nr. 412, vergaderjaar 1997–1998.

Naar boven