nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is teneinde de
betaalbare en bereikbare woningvoorraad voor de doelgroep te behouden de harmonisatieruimte
te begrenzen door voorzieningen te treffen waarmee de harmonisatieruimte kan
worden beperkt en in verband daarmee tevens de termijn waarbinnen een huurder
zich na de ingangsdatum van de huurovereenkomst tot de huurcommissie kan wenden
met het verzoek de aanvangshuur te toetsen op redelijkheid, te verlengen tot
zes maanden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Huurprijzenwet woonruimte wordt als volgt gewijzigd.
A
In artikel 17 worden de volgende wijzigingen aangebracht.
1. In het eerste lid wordt «uiterlijk drie maanden» vervangen
door: uiterlijk zes maanden.
2. In het tweede lid wordt de tweede volzin vervangen door twee volzinnen,
luidende: Indien de laatstelijk door de voorgaande huurder verschuldigde huurprijs
niet hoger was dan 70 % van de voor de desbetreffende woonruimte ingevolge
deze wet geldende maximale huurprijsgrens, behorende bij de kwaliteit van
de woonruimte, beoordeelt de huurcommissie de overeengekomen huurprijs als
niet redelijk indien deze een bedrag, gelijk aan 70 % van bedoelde maximale
huurprijsgrens, te boven gaat. Indien zij de overeengekomen huurprijs in verhouding
tot de kwaliteit van de woonruimte, in voorkomend geval met inachtneming van de tweede volzin, niet redelijk acht, vermeldt zij in haar uitspraak
de huurprijs die zij redelijk acht.
B
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 17a
1. De verhuurder is verplicht aan de huurder, mits deze daartoe uiterlijk
zes weken na het ingaan van de huurovereenkomst een verzoek doet, binnen twee
weken na dat verzoek schriftelijk een opgave te verstrekken van de huurprijs
die voor de voorgaande huurder van de desbetreffende woonruimte laatstelijk
gold, indien de woonruimte laatstelijk als zodanig verhuurd was. Een gelijke
verplichting geldt ten opzichte van de huurcommissie, met dien verstande dat
de voor de huurder geldende termijn voor het doen van het verzoek niet geldt
voor de huurcommissie.
2. Indien de verhuurder de in het eerste lid bedoelde verplichting niet
of niet volledig nakomt, beoordeelt de huurcommissie naar aanleiding van een
verzoek van de huurder als bedoeld in artikel 17, eerste lid, de overeengekomen
huurprijs als niet redelijk indien deze een bedrag, gelijk aan 70 % van de
maximale huurprijsgrens, behorend bij de desbetreffende woonruimte, te boven
gaat.
C
In artikel 28, eerste lid, wordt «de artikelen 4, 5 en 15»
vervangen door: de artikelen 4, 5, 15, 17, tweede lid, tweede volzin, en 17a,
tweede lid.
ARTIKEL II
In artikel 29, eerste lid, van de Wet op de huurcommissies wordt «artikel
3, eerste lid, onder a, b en c» vervangen door: artikel 3, eerste lid,
onder a, b, c of f.
ARTIKEL III
Deze wet is niet van toepassing op overeenkomsten van huur en verhuur
waarvan het tijdstip van ingang is gelegen voor het tijdstip waarop deze wet
in werking treedt.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister van Justitie,