25 766
Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Dit wetsvoorstel strekt er in hoofdzaak toe artikel 15 van de Gemeentewet, artikel 15 van de Provinciewet en artikel 20 van de Wet gemeenschappelijke regelingen te wijzigen. Deze bepalingen hebben betrekking op de zogeheten verboden handelingen van respectievelijk raadsleden, statenleden en leden van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

In artikel 15 van de Gemeentewet wordt een aantal handelingen omschreven dat door een raadslid niet mag worden verricht, de zogenaamde verboden handelingen. Het hierna volgende heeft in overeenkomstige zin betrekking op artikel 15 van de Provinciewet en artikel 20 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het artikel heeft als ratio belangenvermenging te voorkomen en zuiverheid te scheppen in de verhoudingen tussen enerzijds het raadslid en anderzijds de gemeente. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in de handelingen die het raadslid als vertegenwoordiger of adviseur voor een derde verricht en de handelingen die het raadslid op eigen naam verricht. In het huidige artikel 15 is geen afzonderlijke opsomming van verboden handelingen geformuleerd voor het raadslid in zijn functie als adviseur of vertegenwoordiger, maar wordt in het eerste lid, onderdeel c, verwezen naar de opsomming van verboden handelingen die geldt voor het raadslid dat handelt op eigen naam. Dit leidt tot een inconsistentie in de opsomming van verboden handelingen. Waar het aan een raadslid verboden is om een derde te adviseren bij aankoop van een onroerende zaak van de gemeente, is het aan een raadslid wel toegestaan een derde te adviseren over de verkoop van een onroerende zaak aan de gemeente. Dit is een onlogisch en onwenselijk onderscheid. In de literatuur2 en in kamervragen3 is daar eveneens op gewezen.

Uit een oogpunt van zuiverheid in de verhoudingen tussen raadslid enerzijds en gemeente anderzijds acht ik het wenselijk dat in het eerste lid van artikel 15, onderdeel c, wordt bepaald dat naast de overeenkomsten genoemd in onderdeel d, het aan het raadslid niet is toegestaan om als vertegenwoordiger of adviseur voor derden op te treden bij het leveren van onroerende zaken aan de gemeente. Onderdeel c van het eerste lid van artikel 15 is in die zin gewijzigd.

Daarnaast is de opsomming van artikel 15, eerste lid, onderdeel d, onder 3e, dat gaat over leveranties aan de gemeente qua formulering gewijzigd. Thans kan slechts uit de toelichting worden afgeleid wat onder leveranties moet worden verstaan. Uit een oogpunt van helderheid van regelgeving wordt nu in de bepaling zelf aangegeven dat het gaat om het leveren van roerende zaken aan de gemeente anders dan om niet.

Bij wet van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en van Financiën van 6 juni 1996 tot vaststelling van bedragen in verband met uitkeringen uit het Provinciefonds voor de uitkeringsjaren 1992 en 1993 alsmede wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten (Stb. 313) werden onder meer de artikelen 156 van de Gemeentewet en 152 van de Provinciewet gewijzigd. De toen doorgevoerde verlettering is per abuis niet doorgevoerd in het vijfde lid van artikel 156 van de Gemeentewet en in het zesde lid van artikel 152 van de Provinciewet. Deze omissie wordt thans hersteld.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben met dit voorstel ingestemd.1

Op 4 maart 1998 zijn de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen. Het is van belang dat voor die datum deze wijziging kracht van wet heeft.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
2

Binnenlands Bestuur 31 januari 1997, prof. mr D.J. Elzinga, «Gemeentewet bevat stevige weeffout».

XNoot
3

Kamervragen van de leden Van Heemst en Rehwinkel, (Aanhangsel Handelingen nrs. 881 en 1001, vergaderjaar 1996–1997).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven