25 763
Evaluatie Wet Bopz

nr. 24
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2009

Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Justitie, over de voortgang van het project Commissies Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (GGz). De commissies hebben een centrale rol in de nieuwe wettelijke regeling ter vervanging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz).

Het project is opgezet om meer duidelijkheid te krijgen over de vormgeving en de omvang van het takenpakket van de multidisciplinaire adviescommissies. Daartoe zijn in de afgelopen periode in de arrondissementsregio’s Groningen, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht experimentele commissies tot stand gebracht.

In mijn brief van 17 februari 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 25 763, nr. 21) heb ik u voor mei 2009 de advisering aangekondigd van de stuurgroep die het project begeleidt. In bijgaande voortgangsrapportage licht de voorzitter van de stuurgroep toe dat deze planning niet haalbaar bleek.1 Het eindadvies van het project zal de stuurgroep uitbrengen in december 2009. Echter ook met de bijgestelde planning zullen de resultaten van het project beschikbaar zijn voor de parlementaire behandeling van het voorstel voor de Wet Verplichte GGz in de Tweede Kamer.

De voortgangsrapportage geeft aan dat het project tot en met juni 2009 onder andere de volgende resultaten heeft geboekt:

• Over de status en rol van de commisie-adviezen heeft het project werkafspraken gemaakt met Bopz-rechters en officieren van justitie in de vier pilotregio’s. Dat was nodig omdat de experimentele commissies onder de huidige wetgeving (Wet bopz) werken. De adviezen van de commissies in de pilotregio’s kunnen bij machtigingsverzoeken effect hebben op rechterlijke besluiten op grond van de Wet bopz.

• Overleg met het College bescherming persoonsgegevens leverde op dat een ontheffingsverzoek voor dit project niet strikt noodzakelijk is. De pilotcommissies kunnen beschikken over dossiers van patiënten als het «informed consent» goed is geregeld.

• Het project ontwikkelde een «Procesbeschrijving werkwijze pilotcommisses», een privacy-reglement en een toestemmingsformulier, waarmee de patiënt kan aangeven dat hij of zij akkoord gaat met deelname aan de werkzaamheden van de pilotcommissie Verplichte GGz.

• In de periode maart–juni 2009 zijn 25 patiënten op vrijwillige basis voor de experimentele commissies verschenen. De inzet van het project is er op gericht om voor half oktober in totaal 60 casussen gerealiseerd te hebben.

Opvallend was dat alle commissies meestal van patiënten na afloop te horen kregen dat zij zich tijdens de hoorzitting serieus genomen voelden, al waren zij het uiteraard niet altijd eens met de voorgestelde gedwongen zorg. Ook de eerste indrukken over de meerwaarde van multidisciplinair overleg in de commissies zijn positief.

• Een onafhankelijk onderzoeksbureau heeft voorafgaand aan de start van de experimentele commissies een analysekader opgesteld ten behoeve van de evaluatie van het project. Dit maakt het mogelijk om de huidige en toekomstige besluitvorming over onvrijwillige zorg te analyseren op de volgende onderwerpen:

– Het proces van besluitvorming;

– De rolverdeling;

– De informatie en de wijze waarop de informatie door de rechter wordt mee genomen in de uitspraak;

– De administratieve lasten en kosten.

Op dit moment zijn nog te weinig onderzoeksgegevens beschikbaar om uitspraken te doen over de resultaten van de pilotcommissies Verplichte GGz. Echter in de pilotregio’s blijkt dat bij hen die direct betrokken zijn geweest bij de hoorzittingen en bij de totstandkoming van de commissieadviezen de aanvankelijke scepsis is vervangen door toenemend enthousiasme over de experimentele multidisciplinaire adviescommissies.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven