Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25746 nr. 41 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25746 nr. 41 |
Ontvangen 16 december 1997
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 32, onderdeel E, worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A. Artikel 91a, tweede lid, vervalt.
B. Artikel 91c komt te luiden als volgt:
Bij algemene maatregel van bestuur kan, gehoord het Diergezondheidsfonds, worden bepaald dat over de bij die maatregel vast te stellen cate- gorieën varkens geheel of ten dele geen varkensheffing verschuldigd is.
C. Artikel 91d wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het tweede lid wordt na «algemene maatregel van bestuur» ingevoegd: gehoord het Diergezondheidsfonds.
2°. Het vierde lid vervalt.
D. Artikel 91e wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het tweede lid wordt na «Bij algemene maatregel van bestuur kunnen,» ingevoegd: gehoord het Diergezondheidsfonds,.
2°. In het derde lid wordt na «Bij algemene maatregel van bestuur kunnen,» ingevoegd: gehoord het Diergezondheidsfonds,. Tevens vervalt de zinsnede «of het weren».
E. Artikel 91f vervalt.
F. In artikel 91g wordt na «Bij ministeriële regeling kunnen» ingevoegd: , gehoord het Diergezondheidsfonds,.
G. Artikel 91h wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid wordt na «algemene maatregel van bestuur,» ingevoegd: gehoord het Diergezondheidsfonds,.
2°. Het tweede lid vervalt.
3°. Het zesde lid vervalt.
H. Artikel 91i wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het tweede lid, tweede volzin, wordt na «algemene maatregel van bestuur» ingevoegd: , gehoord het Diergezondheidsfonds,.
2°. Het vierde lid vervalt.
I. Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid wordt na «bij algemene maatregel van bestuur,» ingevoegd: gehoord het Diergezondheidsfonds,.
2°. Het tweede lid vervalt.
3°. Het vijfde lid vervalt.
J. Artikel 92a wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het tweede lid, tweede volzin, wordt na «bij algemene maatregel van bestuur» ingevoegd: , gehoord het Diergezondheidsfonds,.
2°. Het vierde lid vervalt.
Artikel 32, onderdeel H, wordt vervangen door
Artikel 93 komt te luiden:
1. De heffing, bedoeld in artikel 91a, alsmede bij algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 91h en 92 ingevoerde heffingen worden geheven door het productschap, dat is ingesteld voor de ondernemingen aan wie de desbetreffende heffing wordt opgelegd. Het productschap ontvangt ten laste van het fonds een vergoeding ter dekking van de kosten verbonden aan het opleggen en invorderen van de desbetreffende heffing.
2. Ter uitvoering van de heffing, bedoeld in artikel 91a, wordt medewerking gevorderd van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees.
3. De in het tweede lid bedoelde medewerking bestaat uit het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden en het bij verordening stellen van regels, inzake
a. de wijze van oplegging, inning en invordering van de varkensheffing, voorzover daarin in deze wet niet reeds is in voorzien;
b. de registratie van ondernemingen waarop de heffing van toepassing is.
4. De in het derde lid, onder a, bedoelde regels kunnen een nadere regeling inhouden terzake van de wijze waarop de heffingsplichtige de verschuldigde heffing dient te voldoen, waaronder begrepen het toestaan van uitstel van betaling aan de heffingsplichtige, onder gelijktijdige zekerheidsstelling met betrekking tot de volledige nakoming van de heffingsschuld. Het productschap stelt bij verordening nadere regels met betrekking tot de aan de zekerheid te stellen eisen.
5. Hetgeen krachtens de artikelen 91a, alsmede bij algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 91h en 92 ingevoerde heffing verschuldigd is, kan, verhoogd met de kosten vallende op de invordering, worden ingevorderd bij dwangbevel.
6. Geen invordering geschiedt dan nadat de schuldenaar schriftelijk is aangemaand om binnen de daarbij te stellen termijn van ten minste 10 dagen alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het verschuldigde bedrag, voor zover dit binnen de gestelde termijn niet wordt betaald, overeenkomstig het eerste lid van dit artikel zal worden ingevorderd.
7. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden ten uitvoer gelegd.
8. Artikel 108, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 32, onderdeel I, vervalt.
Artikel 32, onderdeel J, wordt vervangen door:
In Hoofdstuk VIII wordt na artikel 95 de volgende afdeling toegevoegd:
Afdeling 4. Het Diergezondheidsfonds
1. Er is een Diergezondheidsfonds, hierna te noemen: het fonds.
2. Het fonds bezit rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel te 's-Gravenhage.
1. Het fonds heeft tot taak het verrichten van betalingen:
a. ter uitvoering van artikel 83 en 88, vierde lid, artikel 86, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, artikel 90, eerste lid, en artikel 91;
b. terzake van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, waartoe tevens gerekend worden de met de bestrijding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten verband houdende door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren dan wel met het oog op onderzoek naar de mate van verspreiding van dierziekten in Nederland;
c. terzake van de heffing en invordering van de varkensheffing en krachtens artikel 91h of 92 ingevoerde heffingen, en
d. terzake van andere bij ministeriële regeling aangewezen kosten.
2. Het fonds heeft voorts tot taak Onze Minister gevraagd of ongevraagd van advies te dienen over alle aangelegenheden verband houdende met de bestrijding van besmettelijke dierziekten en de daarbij te nemen maatregelen ter bescherming van het welzijn van dieren.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met inachtneming waarvan het fonds de betalingen, bedoeld in artikel 95b doet.
1. Het bestuur van het fonds bestaat uit ten hoogste twaalf leden, buiten de voorzitter.
2. De leden van het bestuur zijn afkomstig uit de kring van de veehouderijkolom en uit de kring van de overheid.
3. Het bestuur wordt bijgestaan door adviseurs die deskundigheid bezitten op het terrein van dierziekten, bestrijding van dierziekten of dierenwelzijn.
1. Onze Minister benoemt de voorzitter en de leden van het bestuur van het fonds.
2. Onze Minister draagt ervoor zorg dat het aantal leden van het bestuur uit de in artikel 95a, tweede lid, onderscheiden kringen, gelijk is.
3. Onze Minister kan een financieel adviseur benoemen die de vergaderingen van het bestuur van het fonds bijwoont.
1. De leden van het bestuur van het fonds worden benoemd voor een periode van vier jaren. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd.
2. De leden van het bestuur, voor zover behorende tot de kring van de veehouderijkolom, worden op eigen verzoek ontslagen door Onze Minister. Zij kunnen voorts worden geschorst of ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.
3. Degene die wordt benoemd in de plaats van een lid van wie de zittingsperiode van vier jaren nog niet is verstreken, wordt benoemd tot het einde van die periode.
4. Onze Minister kent aan de leden van het bestuur een vergoeding toe ten laste van het fonds.
Het fonds stelt een bestuursreglement vast hetwelk niet eerder in werking treedt dan na goedkeuring van Onze Minister.
1. Het fonds stelt voor 1 augustus een begroting vast voor het volgend boekjaar.
2. De begroting behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
1. Het fonds brengt jaarlijks aan Onze Minister voor 1 maart een verslag van de werkzaamheden uit alsmede een financieel verslag dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Het fonds stelt de in het eerste lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.
3. Onze Minister zendt de in het eerste lid bedoelde stukken in afschrift aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor het financieel beheer door het fonds, de inrichting van de begroting en het financieel verslag alsmede terzake de administratieve inrichting en aandachtspunten voor de accountantscontrole.
De inkomsten van het fonds zijn:
a. een uitkering door Onze Minister, welke wordt gevormd door een jaarlijkse bijdrage vanuit de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b. een uitkering door het Productschap Vee en Vlees vanuit de binnenkomende som van de in artikel 91a genoemde, door dit lichaam opgelegde, varkensheffing;
c. een uitkering door de productschappen waarvan de medewerking is gevorderd op grond van artikel 93, eerste lid, vanuit de binnenkomende som van de heffingen opgelegd op grond van de artikelen 91h of 92;
d. overige bijdragen vanuit de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
e. de door de Europese Unie ter beschikking gestelde middelen, verband houdende met de bestrijding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten, en
f. andere baten.
1. Het jaarlijkse saldo van inkomsten en uitgaven van het fonds komt ten gunste dan wel ten laste van de reserves van het fonds.
2. Andere betalingen dan die bedoeld in artikel 95b worden door het fonds slechts gedaan voorzover daartoe door Onze Minister kredieten beschikbaar zijn gesteld.
3. De Staat waarborgt de financiële verplichtingen, welke voor het fonds uit de uitoefening van zijn taak voortvloeien.
1. Het fonds verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
2. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de informatieverstrekking regels worden gesteld.
Indien het fonds zijn taken, voortvloeiend uit artikel 95b, naar het oordeel van Onze Minister verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
Dit amendement beoogt het stelsel van diergezondheidsheffingen zoals voorgesteld door de Minister zodanig aan te passen dat de effecten van dit stelsel economische hanteerbaar worden voor de veehouderijsector. Voorts richt de aanpassing zich op het verkrijgen van een draagvlak voor de heffingen in de diverse veehouderijsectoren. Deze aanpassingen laten de grondslagen van het door de Minister voorgestelde systeem onverlet. Met name de tariefstelling en de kortingsfactoren e.d. vormen ook bij dit amendement de basis van het systeem; het amendement ziet in wezen op de wijze van uitvoering.
Ten aanzien van het heffingenstelsel op zich moet worden vastgesteld, dat zich uitsluitend met betrekking tot de financiering van de dierziektenbestrijding knelpunten hebben voorgedaan. Terughoudende wetgeving brengt hier met zich mee alleen daar als overheid op te treden waar wezenlijk problemen liggen. Naar het oordeel van ondergetekende zijn die problemen niet aantoonbaar in het kader van de financiering van de preventieve gezondheidszorg, noch in de primaire sector noch in de kolom. Tot op heden heeft het georganiseerd bedrijfsleven daarin op goede wijze voorzien. Daarom is in dit amendement de mogelijkheid om heffingen voor preventieve gezondheidszorg op te leggen, zowel in de primaire sector als in de kolom, geschrapt.
Ten aanzien van het draagvlak van de (hoge) heffing is het geraden het georganiseerd bedrijfsleven zoveel mogelijk te betrekken bij besluitvorming, advisering, regelgeving en uitvoering. Overigens zonder dat de Ministeriële verantwoordelijkheid in het gedrang mag komen. Immers de verantwoordelijkheid voor de dierziektenbestrijding ligt bij het Rijk. Concreet treft dit amendement ten aanzien van het draagvlak een aantal voorzieningen.
a. de heffing met betrekking tot de dierziektenbestrijding wordt opgelegd en geïnd door het productschap, dat is ingesteld met betrekking tot een bepaalde diersoort, die in de heffing wordt betrokken;
b. het bedrijfsleven moet invloed hebben op beheer van de gelden, die door het bedrijfsleven worden opgebracht; dit wordt geconcretiseerd in de instelling van een ZBO, op paritaire basis overheid/bedrijfsleven;
c. de geheven gelden vloeien rechtstreeks vanuit het schap naar het ZBO/Diergezondheidsfonds; voorkomen moet worden dat de heffing verwordt tot een gewone belasting;
d. de geheven gelden, voorzover meer dan benodigd voor de uitgaven blijven in het fonds en worden toegevoegd aan de reserves; de gelden mogen niet voor andere doeleinden worden aangewend dan in de doelomschrijving van het Diergezondheidsfonds wordt aangegeven.
Tenslotte, maar niet het minst belangrijk, is het vinden van hanteerbare modaliteiten voor de inning van de heffing, naar het oordeel van ondergetekende, noodzakelijk om de heffing eventuele prohibitieve effecten te ontnemen. De heffing is niet beoogd een saneringsmaatregel te zijn en mag ook niet als zodanig feitelijk uitwerken. Daarom moet de mogelijkheid geschapen worden, dat, naast de wettelijk aangegeven kortingsfaciliteiten, het uitvoerende productschap systemen kan ontwikkelen om de druk van de heffing te mitigeren door bijvoorbeeld arrangementen van uitgestelde betaling onder zekerheidsstelling van een bank. Immers de grote sommen gelds zijn alleen nodig op het moment van daadwerkelijke uitbraken van dierziekten. Deze modaliteiten kunnen door het productschap – onder goedkeuring van de Minister – nader worden geregeld in medebewind.
Van der Linden
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25746-41.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.