nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Luchtvaartwet, houdende aanpassing van de geluidsheffing.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
14 november 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, teneinde de kosten van het tweede
saneringsprogramma rondom luchtvaartterrein Schiphol te compenseren, het noodzakelijk
is het tarief van de heffing per rekeneenheid geluidsproduktie in de Luchtvaartwet
te verhogen voor dat luchtvaartterrein;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij dezen:
ARTIKEL I
De Luchtvaartwet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 77 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid wordt «artikel 26» vervangen door: artikel
26d.
2. Na het achtste lid wordt onder vernummering van het negende lid in
het tiende lid ingevoegd:
9. Voor luchtvaartterrein Schiphol wordt het tarief van de heffing per
rekeneenheid geluidsproduktie, bedoeld in het achtste lid, met f 155,-
verhoogd.
B
In artikel 77b, tweede lid, wordt «ingevoerd» vervangen door:
ingevorderd.
ARTIKEL II
Het Heffingenbesluit Geluidhinder Burgerluchtvaartuigen wordt ingetrokken.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt
geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, onder 1, dat in werking
treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin
zij wordt geplaatst en dat terugwerkt tot en met 17 augustus 1994.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,