nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 4 juni 1998
In het kader van de schriftelijke behandeling van het rapport van de Algemene
Rekenkamer over Informatievoorziening bij uitvoering van EU-beleid heb ik
toegezegd uw Kamer te informeren inzake de besluitvorming over de conclusies
en aanbevelingen naar aanleiding van een onderzoek naar de uitvoeringsorganisatie
van EOGFL-Garantie en de positie van het Coördinerend Bureau van de Directie
Internationale Zaken daarin.
Genoemd onderzoeksproject was gericht op een stroomlijning van de organisatie
van het beheer van EOGFL Garantie-uitgaven. De projectopdracht was om:
– duidelijkheid te scheppen over de verdeling binnen het Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van taken en verantwoordelijkheden
over de uitvoering van EOGFL-Garantie;
– de rol van het Coördinerend Bureau als Coördinerende
Instantie, als bedoeld in Verordening 1287/95 en Verordening 1663/95, vorm
te geven en;
– de uitvoering van eigen middelen-aangelegenheden te incorporeren
in de werkzaamheden van het Coördinerend Bureau.
Op basis van de conclusies en aanbevelingen in de eindrapportage van het
onderzoeksproject is het volgende besloten:
1. instelling van een periodiek coördinerend LNV-overleg, dat zich
meer met zaken op langere termijn en horizontale aangelegenheden bezighoudt
en daardoor een meer sturende invloed heeft op dagelijkse werkzaamheden op
dit terrein;
2. de controlediensten beter te betrekken bij de zogenaamde Begeleidingsteams,
waarin ministerie en betaalorganen periodiek overleg plegen over de uitvoering
van de Europese marktordeningen;
3. het handhaven van het LNV-betaalorganenoverleg, maar dat meer toespitsen
op behandeling van beleidsmatige vragen betreffende de uitvoering van EOGFL-Garantie;
4. een betere informatievoorziening tussen de betrokken directies binnen
het ministerie;
5. «over-all»-bewaking eigen-middelen-aangelegenheden door
het Coördinerend Bureau en voor het overige het scheppen van een structuur
analoog aan die voor EOGFL-Garantie-uitgaven;
6. structurele aandacht voor integratie van aspecten van uitvoerbaarheid,
handhaafbaarheid en controleerbaarheid in beleidsvoorbereiding;
7. onderzoek naar structuur voor financieel beheer van overige EU-uitgaven
(dat wil zeggen niet EOGFL-Garantie);
8. een evaluatie van het model na één jaar.
De hieruit voortvloeiende wijzigingen in de overlegstructuur en de hierop
aansluitende draaiboeken zijn inmiddels geïmplementeerd.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen