25 733
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs

nr. 103
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 juni 2004

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 3 juni 2004 overleg gevoerd met staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– brieven van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, d.d. 20 november, 1 december 2003 en 19 januari 2004 inzake schriftelijk overleg over de afrondingsovereenkomst nl.tree en de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, d.d. 26 november 2003 (antwoorden op vragen van het lid Hessels Kamerstuk 25 733, nrs. 98 en 100 en Aanhangsel Handelingen II 2003–2004, nr. 379);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, d.d. 12 februari 2004 inzake een overzicht van de te besteden bedragen voor internetvoorziening op microniveau (Kamerstuk 25 733, nr. 101);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, d.d. 29 april jl. inzake ICT-onderwijsmonitor hoger onderwijs (OCW0400479);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, d.d. 17 mei 2004 ter aanbieding van de voortgangsrapportage, de ICT-onderwijsmonitor, Change agent en de rapportage van de auditdienst OCW over de voortgangsrapportage (Kamerstuk 25 733).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hessels (CDA) merkt op dat de ICT in het onderwijs in een afrondende fase beland is. In de afgelopen zeven jaar is op het gebied van ICT in het onderwijs veel gerealiseerd. Bijna alle Nederlandse scholen beschikken inmiddels over een snelle internetaansluiting. Ze zijn beter uitgerust met ICT-apparatuur dan in het begin van het project. Ook het aanbod van didactische software is fors toegenomen, mede door de inspanningen van Kennisnet dat een integraal onderdeel van het project uitmaakt. Uit de cijfers blijkt dat de scholen weliswaar over de hard- en software beschikken, maar er nog niet daadwerkelijk mee werken. De heer Hessels vindt het percentage leraarkrachten verontrustend dat zichzelf voldoende geëquipeerd acht om met behulp van de ICT-middelen onderwijs te geven om nog maar te zwijgen van het aantal leerkrachten dat in didactisch gebruik van ICT een toegevoegde waarde ziet. Computers zullen en mogen nooit leerkrachten vervangen, maar gebruik van ICT in het onderwijs kan wel degelijk een forse toegevoegde waarde hebben. De inspectie heeft bekeken in hoeverre de scholen met ICT omgaan. Driekwart van de scholen met basisonderwijs krijgt een onvoldoende. Bij het voortgezet onderwijs is dit tweederde. Hier ligt een grote uitdaging voor de komende jaren. Wat is de aanpak van de staatssecretaris op dit terrein?

De overgang van learn to use naar use to learn is vaak besproken. Vooral het didactische aspect van het ICT-onderwijs moet belangrijker worden. Het lukt echter nog steeds niet om deze stap definitief te zetten. Hoe denkt de staatssecretaris een doorbraak te forceren? Op scholen wordt nauwelijks met Kennisnet gewerkt, hoewel blijkt dat de content goed aansluit bij de behoeftes. Het lijkt erop dat het binnen de schoolsfeer not done is om les te geven met behulp van de computer. Zijn er verschillen tussen het type onderwijs of tussen pas afgestudeerde en oudere leerkrachten? Als er een bepaald verband bestaat, kan daarop dan een beleid worden gevoerd?

De keuzevrijheid van de scholen mag niet uit het oog worden verloren. De heer Hessels meent dat scholen een ICT-basispakket aan de leerlingen moeten aanbieden. Scholen moeten zich ook kunnen onderscheiden door meer of minder aan ICT-vorming te doen. De nieuwe bekostigingssystematiek, de lumpsumfinanciering die deels is ingevoerd, biedt daarvoor mogelijkheden. Heeft de staatssecretaris er een idee van hoeveel scholen, nadat de vrijheid van de inzet van middelen vergroot is, minder of meer aan ICT gaan doen? Zij zal geen cijfers kunnen noemen, maar wat is het beeld? Op welke manier wil zij de marktwerking, zoals de gezamenlijke inkoop van ICT-middelen, steunen en bevorderen? De eindevaluatie van het grote project luidt dat de aanwezigheid van computers of ongestructureerd gebruik daarvan geen rendementsverbetering geeft. Waarom wordt dan uitsluitend gerapporteerd aan de hand van deze cijfers? De rapportage over de vooruitgang is uitsluitend gebaseerd op het aantal computers in een lokaal, terwijl dit nauwelijks iets zegt over het daadwerkelijke gebruik daarvan.

Scholen hebben nu een keuze uit meerdere aanbieders voor hun verbinding. De heer Hessels vindt het jammer dat als gevolg van rechterlijke onenigheid het KPN-aanbod vertraging heeft opgelopen. Scholen hadden op dat moment geen keuze. Het is opmerkelijk dat de prijs van nl.tree voor feitelijk dezelfde dienst veel gedaald is. Dat geeft aan dat de scholen, lees de overheid, in de afgelopen jaren veel te veel betaald hebben. Welke lering bij het afsluiten van contracten kan hieruit worden getrokken? In hoeverre is het extra budget voor onrendabele gebieden afdoende? De heer Hessels acht dit een belangrijk punt. Ook scholen in de onrendabele gebieden moeten goed bereikbaar zijn met breedband.

Over de hele periode van het grote project zijn er forse overschrijdingen van de begrote uitgaven. Hoe zal dit de komende jaren uitwerken en wat is hiervan de reden? Er is een goedkeurende verklaring van de accountantsdienst hoewel de financiële verantwoording over het grote project niet de gehele periode – tot april 2004 – beslaat. Dit staat uitdrukkelijk voorgeschreven in de regels voor het grote project. De heer Hessels acht het tijd de grootprojectstatus van ICT in het onderwijs op te heffen. De belangrijkste doelstellingen zijn gehaald. Vervolgstappen moeten nog worden gezet, maar dat kan uitstekend binnen de kaders van de reguliere begroting. Voordat hij décharge kan verlenen, is aanvullende financiële informatie nodig. Op welke termijn kan de staatssecretaris deze informatie verschaffen?

De heer Tichelaar (PvdA) complimenteert allen die sinds 1997 hebben meegewerkt aan dit grote project. Dit project had twee doelstellingen: het ontwikkelen van een voorsprong ten opzichte van de omringende landen en voor 1 op de 10 leerlingen per school zou een computer beschikbaar zijn. Volgens de evaluatie is dat doel niet bereikt. Kan de staatssecretaris hiervoor een reden geven? Wie krijgt de opdracht om schoolvisies te ontwikkelen? Hoe wordt bewerkstelligd dat ICT in didactische zin gebruikt wordt? De hardware is aanwezig, nu moet die nog worden gebruikt. Het is bekend dat scholen op ICT-gebied autonoom zijn, maar misschien kan het innovatieplatform professionals stimuleren om in het onderwijs gebruik te maken van ICT.

De heer Tichelaar kan zich niet vinden in het verslag over de BVE-sector. Uit het rapport van de inspectie over het jaar 2003 blijkt dat er computers aanwezig zijn, maar dat de toepassing ernstig achterblijft. Hij sluit zich aan bij de opmerking van de heer Hessels over de financiële verantwoording. Hij herinnert aan zijn eerdere opmerking dat het tijd wordt, het grote project te beëindigen. Daarom wil hij nu met spoed een gedegen verantwoording van de financiën die de afgelopen perioden zijn uitgegeven. Er is sprake van ruime overschrijdingen, soms van 100%. Ook is een feitelijke onjuistheid opgetreden omdat financiële gegevens verstrekt zijn die niet met het verslag corresponderen.

Er is een bedrag van 5 mln extra uitgegeven voor de breedbandproblematiek in de plattelandsgebieden. Veel scholen geven echter aan dat ze binnen de beschikbare financiën andere keuzes moeten maken. Dit kan iets zeggen over het beheer van de financiën op een school, maar het is ook mogelijk dat de verdunning van het bedrag van 5 mln niet leidt tot het aanschaffen van een breedbandnetwerk voor kleinere scholen. Ligt het aan de contracten die op het gebied van Kennisnet zijn afgesloten dat in een bepaalde periode van decentralisatie de scholen minder hebben gekregen? Moet daarvan achteraf worden geconstateerd dat een te hoge prijs is betaald? Dan zou dit een heel dure voorziening zijn geweest.

De heer Szabó (VVD) memoreert de beginfase van het project ICT in het onderwijs. In 1997 waren ICT en internet voor velen een toverwoord. Weinig hadden er zicht op dat het om middelen ging ter ondersteuning van het leerproces, gelijk aan een pen, liniaal of schoolbord. Gaandeweg zijn de ambities bijgesteld en nu is men beland in de fase dat de «pennendozen» op de scholen zijn gearriveerd en dat ze zijn uitgedeeld. Hoe nu verder?

Onderwijs en innovatie zijn prioriteiten van dit kabinet. Hoe wordt ICT naar aanleiding van de resultaten van het grote project binnen de scholen ingezet voor het halen van de Lissabondoelstellingen? Een van de doelstellingen van het project is investeren in voorsprong. Onduidelijk is echter op wie die voorsprong genomen moet worden. Hoe wordt dit gemeten? Gaat het om andere landen, om Europa of moet dit wereldwijd worden bezien?

Op pagina 9 van de eindevaluatie groot project staat dat de directie ICT wordt opgeheven. Welke directie is dit en welke consequenties heeft dit voor de inrichting van ICT binnen het departement van OCW? Er worden opmerkingen gemaakt over de inzet van ICT en de invloed daarvan op het verminderen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters. Kan de staatssecretaris dit kwantificeren?

Het budget voor ICT wordt in het decentrale budget ondergebracht en later bij de subsidie per leerling. De school mag zelf weten wat zij met dit budget doet. Scholen klagen veel over een gebrek aan middelen om het ICT-beleid daadwerkelijk uit te voeren. Wordt gecontroleerd hoeveel van het budget dat in eerste instantie bedoeld is voor ICT daaraan wordt uitgegeven? De overheid heeft veel geld in de ontwikkeling van ICT in het onderwijs gestoken. In de toekomstige plannen kan niets worden teruggevonden omtrent de verplichtingen van de scholen. Zijn ze verplicht een ICT-coördinator in te stellen? Is er een minimum aantal leraren nodig dat ICT onder de knie heeft? Welke criteria heeft de staatssecretaris de scholen in dit kader meegegeven?

De overschrijding van het budget is aanzienlijk. Met name halverwege het grote project zijn ze heel groot. De heer Szabó sluit zich aan bij de opmerkingen van de vorige twee sprekers hierover. Kan worden toegelicht hoe de overschrijdingen konden ontstaan? Kan een toelichting worden gegeven op de kwaliteit van de begrote uitgaven? Is daar iets fout gegaan en welke stappen zijn genomen om een correctie aan te brengen? Ook de heer Szabó wil een gedegen financiële verantwoording, niet alleen in het kader van de rechtmatigheid maar ook in het kader van de doelmatigheid.

Hij heeft met verbazing gekeken naar het aantal bomen dat voor dit project is omgekapt. Wil het kabinet met de start van een nieuw groot project zoveel mogelijk informatie elektronisch afhandelen? Dit vergt discipline op het punt van de omvang en beperking van de rapportages.

Wat is voor de staatssecretaris het leereffect van dit project? Wat zou zij anders hebben gedaan, als zij nu terugkijkt op dit zeven jaar durende grote project?

In de brief van 1 december 2003 over OSOSS (open standaarden en open source software) staat een hosannaverhaal over open source. Waar haalt de staatssecretaris de stelligheid vandaan dat open source bijdraagt aan de betrouwbaarheid en veiligheid van de systemen? Zij geeft aan dat tevens de duurzaamheid van de software groter wordt. Waar baseert zij dit op? Ook zegt zij dat met open source afhankelijkheid van softwareleveranciers wordt verminderd en dat de kosten worden verlaagd. Hoe heeft zij dit onderzocht en kan zij dit kwantificeren? Er zijn veel onderzoeken gedaan door gerenommeerde onderzoeksbureaus, zoals Forrester en Gardner, die het tegendeel bewijzen van de in de brief gekozen stellingname. Klanten die kosten willen besparen moeten niet alleen kijken naar de aanschafkosten van software, maar ook naar de operationele kosten, de continuïteit, de compatibiliteit, gebruikersacceptatie, veiligheid, ondersteuning, garantie, administratieve organisatie, aansprakelijkheid en de beschikbaarheid van de applicaties. Welke programma's worden gebruikt en op welke wijze heeft de staatssecretaris de genoemde aandachtspunten daarin meegenomen?

Mevrouw Azough (GroenLinks) memoreert dat de eerste jaren van het project vooral een uitrol te zien gaven van ICT hardware in het onderwijs. Nu zijn er vele scholen met computers waarvan ook kinderen die thuis geen computer hebben gebruik kunnen maken. Een eventuele digitale tweedeling is hiermee bestreden.

In 2003 was er onduidelijkheid over de continuïteit van goede internetvoorzieningen in het onderwijs. Dit had alles te maken met de problematiek rondom KPN en nl.tree. Anno 2004 is het mevrouw Azough niet duidelijk of alle scholen een internetprovider hebben, aangezien in januari 8% van de scholen niet hadden gereageerd op het aanbod van nl.tree. Kan hierover duidelijkheid worden verschaft? Ook zij vindt het vreemd dat door het tijdelijke aanbod de prijs van nl.tree scherp daalde. Is hier een verklaring voor of heeft het ministerie zich in de maling laten nemen? Ook bij de financiële ontwikkelingen zijn er onduidelijkheden. Zo is er vanaf 1 januari 2004 geen separate geldstroom meer voor nieuw ICT in het onderwijs. Autonomie van scholen staat hoog in het vaandel van mevrouw Azough, maar wil de staatssecretaris nader toelichten dat scholen meer of minder geld mogen besteden aan ICT? Welke gevolgen heeft het gebrek aan toezicht voor de verdere ontwikkeling van didactisch gebruik van computers in het onderwijs? Betekent dit ook dat er geen verdere ontwikkelingseisen aan scholen worden gesteld? In hoeverre kunnen decentrale budgetten apart worden geregistreerd en gemeld? Op deze manier kan inzicht worden verkregen in de middelen die aan ICT in het onderwijs worden besteed. Uit onderzoek van Kennisnet blijkt dat kleine scholen extra problemen zullen krijgen met de thans vormgegeven financiering. Welke oplossingen ziet de staatssecretaris voor deze scholen?

Uit de financiële verantwoording blijkt dat er vanaf 2000 structureel meer uitgegeven wordt dan is begroot. In 2003 is er zelfs sprake van een verdubbeling. Is Kennisnet duurder geworden? Hoe komt het dat in deze periode van afbouw de uitgaven zoveel hoger zijn dan is begroot?

In de evaluatie staat dat ICT een te groot begrip is om met gezag uitspraken te doen over het rendement in het onderwijs. Recente publicatie van internationale studies stellen dat de effecten van ICT in het onderwijs verwaarloosbaar en zelfs negatief voor taal-, lees- en rekenvaardigheden zouden zijn. Vanuit het veld kwam de reactie dat dit soort onderzoeken is uitgevoerd door economen die geen verstand van onderwijs hebben. Mevrouw Azough meent dat het niet goed is om in dit geval een kind voor een computer te zetten zonder goed lesprogramma waarbij de leraar geen rol speelt. Uit de studies blijkt echter dat de helft van de leraren niet in staat is om ICT didactisch in te zetten. Hoe wordt een verdere verslechtering voorkomen? Hoe wordt voorkomen dat de criticasters gelijk krijgen? Uit een onderzoek van de stichting ICT op school blijkt dat leraren op de eerste plaats behoefte hebben aan programma's waardoor leerlingen zelfstandig kunnen leren. Dat kan positief zijn, behalve als die programma's gebruikt worden bij een lerarentekort of bezuinigingen. Voorkomen moet worden dat de computer als babysitter van leerlingen wordt gebruikt. Kan de staatssecretaris hierop ingaan?

Volgens reacties uit het onderwijsveld is de hardware beter geregeld maar is het nog steeds slecht gesteld met de software. Op Kennisnet staat te weinig en te oppervlakkige informatie. Is de staatssecretaris het hiermee eens? Is het mogelijk dat een fonds voor content wordt opgericht waar niet alleen de bekende marktpartijen gebruik van kunnen maken maar ook enthousiaste leraren? Op deze wijze kan ondersteuning worden geboden aan het uitbouwen van ideeën over didactisch gebruik van ICT in het onderwijs. Nu blijft te veel in de markt hangen. In hoeverre kan de staatssecretaris de marktpartijen stimuleren om meer content te leveren? Kan zij ervoor zorgen dat andere partners uit het veld daarop hun creativiteit kunnen loslaten?

Aangezien hier sprake is van een groot project, worden niet alleen de computers in het onderwijs geteld maar kan ook antwoord gegeven worden op de vraag naar het reële rendement van ICT in het onderwijs. Uit de eindevaluatie wordt niet goed duidelijk dat de doelstelling onderwijsvernieuwing door ICT bewaarheid wordt. Wil de staatssecretaris hierop ingaan? Kan de bewindsvrouw aangeven in hoeverre de implementatie van Kennisnet op de basis- en middelbare scholen succesvol is gebleken? In hoeverre heeft Kennisnet een educatieve meerwaarde voor leraren en leerlingen? In de voortgangsrapportage ICT in het onderwijs staat dat docenten in het hoger onderwijs zich onvoldoende gesteund voelen bij hun ICT-ontwikkeling waardoor de vernieuwing stagneert. Ook het inspectierapport signaleert dat de meeste docenten onvoldoende op de hoogte zijn van de meerwaarde van ICT als didactisch hulpmiddel, bijvoorbeeld bij het realiseren van maatwerk. Hierdoor treden bij het hbo en wo grote lacunes op. Is de staatssecretaris voornemens de ondersteuning te verbeteren en heeft zij hier concrete plannen voor?

De voorzitter sluit zich aan bij de complimenten die vorige sprekers gaven aan alle betrokkenen in het onderwijs die hard gewerkt hebben om ICT een plek in het onderwijs te geven. ICT in het onderwijs heeft een grootprojectstatus en dat betekent onder meer dat een dergelijk project moeilijk te definiëren is, zeker in termen van: wanneer is het geslaagd en aan de hand van welke criteria kan de uitkomst succesvol worden genoemd? Aan het begin van het grote project zijn deze criteria onvoldoende geformuleerd. Bij de eindevaluatie blijkt dat nog vele vragen onbeantwoord zijn en daarom acht de voorzitter het nog niet de tijd om de status van groot project te beëindigen. Er is een enorme infrastructuur uit voortgekomen. Dit was, achteraf gezien, niet verstandig omdat alles is ingezet op een bepaalde techniek en een bepaalde aanbieder. Het is in de ICT bekend dat op het moment waarop voor een bepaalde techniek gekozen is, deze al weer achterhaald is. Eenmaal een weg ingeslagen, is het moeilijk om in te spelen op nieuwe en betere ontwikkelingen. Er is een enorm bedrag in het project geïnvesteerd en het meeste is besteed aan de infrastructuur. Als allen straks naar KPN overstappen is dat zonde van het eerder geïnvesteerde geld.

Welk effect op de bekostiging van scholen treedt op als een zeer groot aantal een gratis aansluiting op KPN accepteert? Blijven de toegezegde middelen voor deze scholen beschikbaar voor ander ICT-voorzieningen of laten de begrotingen in de toekomst een dalende lijn in de budgetten zien die voor ICT beschikbaar zijn gesteld? Welke kosten heeft de stichting Kennisnet in 2003 en 2004 gemaakt voor het centrale dienstenplatform? Hoe doelmatig blijken deze kosten te zijn? Er was bij nl.tree al sprake van een dergelijk platform. Straks is het misschien niet meer nodig als vele scholen een andere aansluiting kiezen. De voorzitter wil geïnformeerd worden over dit soort kosten en ontvangt verder graag op dit punt een doelmatigheidsoverzicht. Aan de hand van welke criteria worden de stichting Kennisnet en de stichting ICT op school dit jaar geëvalueerd?

Op 26 mei bleek uit een persbericht van de stichting ICT op school dat er nu 7 ISP's (internet service providers) via de toetsing zijn toegelaten als deelnemer aan de kwaliteitsregeling internetdiensten onderwijs. In oktober 2003 vertelde de staatssecretaris dat 20 ISP's een aanbod hebben gedaan. Zijn er 20 getoetst en 7 te licht bevonden of zit er nog een aantal in de toetsingsprocedure? Het verdient de voorkeur dat er voor de scholen veel te kiezen valt. Kan de staatssecretaris hierop ingaan? Hoe zit het met de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsregeling? De branchevereniging NLIP gaf aan dat zij geen verantwoordelijkheid meer wil dragen voor het beheer, de huisvesting en de geschillencommissie omdat de overheid slecht met de belangen van de sector zou omspringen. Hoe is dit nu bestuurlijk geregeld?

De voorzitter sluit zich aan bij de opmerkingen van de vorige sprekers over de achterblijvende deskundigheidsbevordering van leraren. In november 2002 heeft de LPF-fractie via een amendement voor de professionalisering van docenten 4 mln extra gereserveerd. Kan de staatssecretaris aangeven hoe deze extra middelen in 2003 zijn ingezet? Men kan van mening verschillen over de vraag of de beschikbaarheid en toegankelijkheid van educatieve content succesvol is geweest. Er is veel bereikt maar er kunnen nog meer impulsen gegeven worden. Op welke wijze werkt de overheid hieraan mee? Ziet de staatssecretaris hierin een positieve ontwikkeling optreden?

De voorzitter betreurt het dat na zeven jaar investering nu in de evaluatie staat dat ICT een containerbegrip is en dat geen stellige uitspraken gedaan kunnen worden over rendement voor het onderwijs. Zo'n magere analyse kan volgens haar niet aan de belastingbetaler worden uitgelegd. Wel wordt duidelijk dat alleen de beschikbaarheid van infrastructuur geen rendementsverbetering geeft; het gaat erom hoe ICT in het onderwijsproces wordt gebruikt. Wat zijn de ambities van het kabinet voor het gebruik van ICT in het onderwijs in de toekomst? Kunnen, mede met het oog op de Lissabondoelstellingen voor 2010, concrete punten worden aangegeven?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris beaamt dat dit een bijzonder moment is omdat na zeven jaar kan worden teruggekeken op een periode waarin op ICT-gebied in het onderwijs veel is bereikt. In 1997 was het, wat de algemeen maatschappelijke ICT-ontwikkelingen betreft, absoluut duister waar men in 2004 zou uitkomen. Vanuit dat perspectief zijn door overheid en politiek goede keuzes gemaakt en zijn enorme prestaties geleverd. De bewindsvrouw kan met trots terugkijken op die periode omdat indertijd dit ambitieuze project is opgepakt: overheid, politiek en scholen beseften dat ICT een cruciaal element voor scholen zou worden. In de laatste jaren hebben scholen op dit gebied steeds meer ruimte gekregen. Het was verstandig dat in 1997 gekozen was voor een centrale regie, omdat niet te voorzien was hoe met de beperkte internetvoorzieningen van toen de scholen individueel zo'n project op poten konden zetten. Nu is een belangrijk netwerk tussen de scholen tot stand gekomen. De fase dat nu op content-, providers- en serviceniveau veel marktgerichter kan worden gewerkt, heeft men jaren geleden al zien aankomen. Het was een dappere stap om twee jaar geleden het nl.tree-contract open te breken. Kijkend naar de enorme aanbesteding, was het logisch dat in 1997 geen contract voor de periode van een jaar gesloten werd. Het was bekend dat vele jaren nodig waren om dit alles uit te rollen over het gehele onderwijsveld. In de nota Leren met ICT, die met de Kamer besproken is, komt de fasering van het proces uitgebreid aan de orde. In de eerste fase vanaf 1997 was de aandacht gericht op de hardware. In die tijd was er sprake van een hype: ICT zou de hele wereld veranderen. In de periode daarna is deze hype afgenomen en werd men zich ervan bewust dat multiple-choicevragen op papier of op het scherm niet beter of slechter door kinderen werden beantwoord. Dit is uiteraard ook niet de kern van ICT, maar op deze manier begon men. Steeds meer dringt het besef door dat het niet om de vorm gaat.

De scholen hebben in dit proces de ruimte gekregen; op macroniveau zijn effecten getoetst. Omdat het om macrogegevens gaat, kan de bewindsvrouw geen gedetailleerde gegevens over bijvoorbeeld het onderwijskundig rendement verstrekken. Nadrukkelijk is ingezet op de ICT-monitor die een beeld geeft van de ICT-ontwikkelingen binnen de ruimte en autonomie van de scholen. Vanuit de beleidsmatige politieke verantwoordelijkheid konden de processen gestuurd worden.

Er is geen sprake van overschrijding. Het gaat niet om een onverwachte uitgavenpost waarvoor dekking gezocht moest worden. In de periode na 1997 konden de voorgangers van de bewindsvrouw niet overzien wat nodig was. In de loop der jaren moest worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen, zoals hogere kosten omdat er meer eisen werden gesteld. Tussentijds zijn de ambities bijgesteld en dat vraagt hogere budgetten. Er zijn budgetten bijgeplust maar die waren steeds gerelateerd aan hogere ambities of nieuwe beleidsimpulsen. Hoe is het mogelijk dat een financieel overzicht is verstrekt dat niet de gehele periode, tot 1 april 2004, beslaat? Dit heeft te maken met de begrotingssystematiek. Accountants bekijken via jaarcohorten de financiële situatie. Het is niet gebruikelijk om voor een periode van januari tot en met maart een financiële goedkeuring geven. Hierdoor rees de vraag of de evaluatie tot 1 januari moest lopen of dat men zich aan het meer beleidsmatige criterium zou houden waarbij 1 april als einddatum van het grote project zou worden gehanteerd. Dit hield in dat voor de periode van drie maanden de financiële onderbouwing niet kon worden meegenomen. Indien de Kamer besluit de status groot project te laten vervallen, kan in de verantwoording over 2004 alsnog het eerste kwartaal van 2004 worden meegenomen. Desgevraagd merkt de staatssecretaris op dat de accountants een goedkeurende verklaring kunnen afgeven omdat zij dat steeds ook over de voortgangsrapportage vanaf 1997 hebben gedaan. Zij kunnen formeel een goedkeuring geven over de beleidsperiode van de laatste drie maanden van het project. Een dergelijke goedkeuring kan, naar verwachting, in 2005 worden gegeven. Reagerend op de opmerking dat het project pas officieel kan worden afgesloten als er een financiële goedkeuring is, zegt de staatssecretaris dat als de projectstatus op 1 januari zou zijn afgerond, er geen probleem zou zijn geweest, terwijl dat nu wel dreigt omdat de sluitingsdatum 1 april is. Zij verwacht niet dat de accountantsdienst, na zeven jaar correct financieel gedrag, in de laatste drie maanden enorme problemen zal constateren, maar principieel heeft men gelijk met de opmerking dat een financiële goedkeuring voor het gehele project moet worden gegeven. Zij wil bezien of zij hiervoor een oplossing in bijvoorbeeld de vorm van een tussenverklaring kan vinden, omdat zij het zou betreuren als de status groot project wordt aangehouden totdat de technische problematiek van de accountantsverklaring die over begrotingsjaren gaat, is opgelost. Een oplossing kan zijn dat in de begrotingsrapportages een rapportage komt over de betrokken periode. Deze rapportage kan dit onderdeel van de totale accountantstoets bevatten. Als het jaarverslag wordt goedgekeurd, is deze periode daarbij per definitie ingesloten.

De heer Hessels (CDA) benadrukt dat de Kamer zich moet houden aan de regels voor het afsluiten van een groot project.

De heer Tichelaar (PvdA) sluit zich hierbij aan en merkt op dat, formeel gezien, een groot project wordt beëindigd met een overzicht over het rendement en van de begrote en uitgegeven financiën. De accountantsdienst moet over het geheel rapporteren. Hij verwacht een cijfermatige onderbouwing plus een accountantsverklaring over de gehele periode van het grote project. Hij meent dat een verklaring over de afzonderlijke voortgangsrapportages bij een groot project onvoldoende zijn.

De staatssecretaris antwoordt dat zij naar een oplossing zal zoeken. De beleidsperiode van het grote project loopt niet synchroon met de begrotingstechnische mogelijkheden van de accountantsdienst. Zij zal overleg voeren met de accountantsdienst of het mogelijk is de Kamer een overzicht te verstrekken van de afgelopen zeven jaar plus de driemaandelijkse periode tot 1 april. Ook is het mogelijk dat de accountantsdienst over de laatste drie maanden afzonderlijk een rapport uitbrengt. Dit betekent overigens dat aan de accountantsdienst een extra opdracht moet worden gegeven en dat er een nieuwe hoeveelheid anders geordende informatie moet worden verzonden. De verwachting was dat het financiële punt kon worden afgerond met de zeven voortgangsrapportages en dat in een later stadium de goedkeurende verklaring over de laatste drie maanden kon worden toegezonden, zodat de administratieve lastendruk beperkt zou blijven. Het idee was dat de periode van drie maanden kon worden meegenomen in de verantwoording over 2004.

De voorzitter vat samen dat de staatssecretaris bekijkt op welk moment zij met een goede rapportage op de wens van de Kamer kan aansluiten. In een procedurevergadering kan dan nader worden bezien of hiermee kan worden ingestemd.

De staatssecretaris wijst, ingaande op de vraag over de besteding voor de verschillende sectoren, op de autonomie van de scholen. Het staat de scholen vrij, de middelen te besteden. Uit onderzoek van de inspectie is gebleken dat zij doorgaans meer besteden dan zij rechtstreeks krijgen via de lumpsumbekostiging. Uit de onderbouwing van de gelden aan de scholen blijkt dat een bedrag van 109 mln naar het primair onderwijs is gegaan, voor het voortgezet onderwijs is 360 mln doorgesluisd, voor het BVE 34 mln en voor LNV een bedrag van 7 mln. Uit onderzoeken blijkt dat, naar verwachting, deze middelen zijn besteed en wellicht wel meer. Er is geen indicatie dat er minder is besteed. Een verklaring voor de daling van decentrale budgetten na 2000 is dat de groei voor het budget van nl.tree enorm gestegen is door de uitrol. Dit was een centraal budget, maar het kwam volledig ten goede aan de ICT in het onderwijs. Daarnaast is de tijdelijke verhoging van de ICT-vergoeding per leerling na 2002 afgeschaft. Ook dit verklaart de daling in de decentrale middelen. Vanaf 2004 is vrijwel alles decentraal.

Wat is het onderwijskundig rendement van ICT? ICT is een andere vorm van onderwijs en vraagt om een intelligente toepassing door de leraar. Het onderwijsveld erkent de meerwaarde van ICT en omschrijft die in termen als inspiratie, alternatieve leervormen en een andere uitdaging. De staatssecretaris kan het rendement niet precies in macro- of microcijfers aantonen. Ook de mening van deskundigen is niet eensluidend. Dit bewijst hoe moeilijk het precieze rendement aan te tonen is.

Sprekend over leren met ICT onderscheidt de staatssecretaris voor de toekomst vier domeinen: ICT ondersteunt facilitaire processen, ICT is een instrument waardoor kennis eenvoudiger toegankelijk wordt en sneller kan worden vergaard, ICT daagt het kind uit om te leren en ICT bereidt een kind na 12 jaar onderwijs voor op een op innovatieve kennis georiënteerde maatschappij. De staatssecretaris benadrukt dat ICT kinderen helpt om te gaan met een selectieproces. Kennisnet is erop ingericht om de zoekkwaliteit te ondersteunen. De vraag of het onderwijsveld een visie heeft op de wijze waarop het kind via ICT kennis vergaart, kan de bewindsvrouw niet beantwoorden. De begeleiding verschilt per school en hangt voor een groot deel van de leraar af. In het basisonderwijs zal dit anders zijn dan in het voortgezet onderwijs.

De inzet van ICT wordt vanaf het moment waarop het groot project afloopt geïntegreerd in de normale kwaliteitsbeoordeling door de inspectie voor het primair en voortgezet onderwijs. In 2005 komt er een ICT-monitor. Overigens vindt nu al toetsing door de inspectie plaats. Vanaf 2005/2006 wordt de directie ICT opgeheven. De taken die met ICT-beleid te maken hebben zullen integraal onderdeel vormen van de directies primair en voortgezet onderwijs en BVE.

Ingaande op de vraag of dit een verantwoord proces is omdat de kennis over ICT over de «velddirecties» wordt verdeeld, merkt de staatssecretaris op dat de directie ICT binnen het ministerie een beleidsverantwoordelijke directie is die niets aan uitvoering doet. Ten aanzien van de kennis over ICT en -ontwikkelingen is een verantwoordelijkheid ontstaan bij Kennisnet en ICT op school. De stichtingen zijn de dragers van operationele kennis van en voor de scholen. Zij moeten via de centrale voorzieningen inspelen op de nieuwste ontwikkelingen.

Terugkomend op de vier domeinen, zegt de bewindsvrouw dat de nota Leren met ICT op de eerste drie door haar genoemde domeinen ingaat. Over deze nota is een debat met de Kamer gevoerd dat als uitgangspunt dient. Het heeft daarom geen zin om nu weer een nieuwe nota te schrijven. Het is de bedoeling dat zij het vierde domein – ICT bereidt kinderen voor op een op innovatieve kennis georiënteerde maatschappij – na werkbezoeken en gesprekken over de ontwikkelingen van het innovatieplatform op de agenda zet. Het gaat hierbij om de kernvraag over welke kwaliteiten kinderen moeten beschikken om een bijdrage te leveren aan een op innovatieve kennis georiënteerde maatschappij. Wat vraagt dit van het onderwijs en de stijl daarvan? Is het kennis- of creatiegericht onderwijs? Kinderen moeten gestimuleerd worden om creatief te denken. Ook sociaal-emotionele aspecten zijn belangrijk in een innovatiemaatschappij. Voor een kind is het onderwijs een cognitief en een sociaal-emotioneel proces.

In antwoord op de vraag of wellicht meer organisaties dan Kennisnet en de stichting ICT op school de kwaliteit van het ICT-onderwijs moeten bevorderen zegt de staatssecretaris dat de BZA-groep de opdracht heeft gekregen voor evaluatie van de stichtingen ICT op school en Kennisnet. Na ontvangst van de uitkomst van de evaluatie, de verwachting is eind van dit jaar, kan zij een objectief oordeel geven. De staatssecretaris beaamt dat leraren integraal te weinig met ICT bezig zijn vanuit een onderwijskundige visie. ICT wordt vaak gebruikt als alternatief voor een boek en niet vanuit een onderwijs concept. Zij maakt een onderscheid tussen ICT-coördinatoren en leraren. Niet elke leraar hoeft alles te beheersen. De bewindsvrouw vindt het belangrijk dat de ICT-functie in de school goed georganiseerd is en dat de overdracht aan een minder enthousiaste leraar optimaal verloopt. Zij is doende een educatieve contentketen beter vorm te geven. De eerste fase voor dit plan heeft zij vorige maand goedgekeurd. Het zal uit zes deelprojecten bestaan en een daarvan is gericht op het ontwikkelen van content. Overigens zijn er 2300 grasshootsprojecten uitgevoerd ter stimulering van de leraren. Er komt een campagne om de kennis over en het gebruik van Kennisnet te stimuleren. In de afspraken met de stichting heeft zij nadrukkelijk gevraagd om prioriteit te geven aan het gebruik van Kennisnet. Men moet zich niet alleen richten op het ontwikkelen van nieuw materiaal en nieuwe ideeën.

Wat is de positie van Nederland in internationaal opzicht? Nederland zit aan de positieve kant van de middenmoot door de investeringen in ICT. Recente cijfers ontbreken, er zijn cijfers beschikbaar van een en twee jaar geleden, maar men kan ervan uitgaan dat de positieve lijn is doorgezet, waardoor bewezen is dat de afgelopen jaren een goede prestatie is geleverd. Te verwachten is dat met de huidige budgetten, initiatieven en de centrale voorzieningen het niveau gehandhaafd of zelfs verbeterd kan worden.

Uit de verschillende resultaten van de diverse scholen blijkt dat Kennisnet en ICT op school maatwerk voor de verschillende types scholen moeten leveren. Men mag niet uitgaan van de middenmoot. Open source software is geen wondermiddel, het is een lastige materie. De staatssecretaris wil schriftelijk nader ingaan op de hierover gestelde vragen, omdat zij thans over onvoldoende inzicht in de ontwikkelingen beschikt. Zij zal hierbij tevens naar aanleiding van de kritiek vanuit de Kamer op hetgeen in haar brief staat over open source ingaan op de laatste ontwikkelingen rondom de open source software en de open standaarden.

De vraag of, achteraf gezien, te veel betaald is voor nl. tree is moeilijk te beantwoorden. De staatssecretaris vindt het een briljante zet dat twee jaar geleden nl.tree is losgelaten en dat op de marktsituatie is ingespeeld. Nl.tree heeft de prijzen verlaagd en dat was dan ook de bedoeling. Zij wijst, ingaande op de kritiek dat te laat zou zijn gereageerd, op de snelle ontwikkelingen op dit gebied. De situatie van vier jaar geleden rondom internetproviders is ten opzichte van heden geheel anders. Pas twee jaar geleden werd op grote schaal breedbandig internet beschikbaar en de ontwikkelingen over de snelheid daarvan veranderen per week.

Er was een probleem met de koopkracht van kleine scholen. Inmiddels is voor kleine scholen een vaste voet geïntroduceerd van € 1500 per school. Daarnaast krijgen de PO-scholen een bijdrage van € 10,50 per leerling. Uit onderzoek blijkt dat zeven ISP's aan de eisen van de kwaliteitsregeling voor ISP's voldoen; drie zijn momenteel voorlopige deelnemer. Er wordt overleg gevoerd over definitieve deelname. Voor de marktwerking is het aantal van zeven voldoende. De overige ISP's hebben zich teruggetrokken.

Voor de onrendabele gebieden bestaat een extra subsidieregeling voor 2004 en 2005 waarvan minder dan gedacht, maar voldoende gebruik wordt gemaakt. Er vindt momenteel een snellere uitrol van de breedband plaats. Op basis van de regeling hebben tot nu toe 400 scholen een subsidietoekenning ontvangen.

De vraag over de precieze werkzaamheden van de stichting Kennisnet zal de staatssecretaris schriftelijk beantwoorden. In antwoord op de vraag over de criteria aan de hand waarvan de evaluatie plaatsvindt, zegt de bewindsvrouw dat het een onafhankelijk onderzoek is, begeleid door een wetenschappelijke commissie. De onderwijsorganisaties zijn hierbij nauw betrokken. Een belangrijke factor, in lijn met het debat dat nu gevoerd wordt, is dat het gaat om de bekendheid en het gebruik: heeft het proces ertoe geleid dat voldoende kennis van Kennisnet aanwezig is en dat het voldoende gebruikt wordt? In de evaluatie zullen tevens de lessen worden opgenomen die hieruit getrokken kunnen worden.

Tot slot stelt de bewindsvrouw vast dat het project zo goed is verlopen dat het kan worden beëindigd. Zij zal zich tot het uiterste inspannen om de integratie binnen de reguliere processen op te vangen. ICT en onderwijs is een prachtig onderwerp waarover zij en de Kamer nog vele malen van gedachten zullen wisselen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Hessels (CDA) meent dat het debat moet worden voortgezet op het moment waarop de financiële gegevens bekend zijn. Zijn nadere opmerkingen zal hij bij een volgend overleg maken. Hij neigt in de richting van opheffing van de status van groot project, maar hiervoor is – conform de voorwaarden – een fatsoenlijke financiële afronding nodig die tevens een totaalbeeld geeft over het verloop.

De heer Tichelaar (PvdA) sluit zich bij de voorgaande spreker aan. Hij vraagt, onder verwijzing naar de problemen in het basisonderwijs, of het klopt dat een gemiddelde school met 100 leerlingen de beschikking heeft over € 2500 voor aanschaf, gebruik en vervanging. Hoe schat de bewindsvrouw de gemiddelde kosten in voor een dergelijke school?

Ook de heer Szabó (VVD) sluit zich aan bij de woorden van de vorige sprekers over de financiële verantwoording en de afronding van het debat. Hij streeft ernaar zo snel mogelijk dit grote project af te ronden. Een belangrijke voorwaarde voor het halen van de Lissabondoelstellingen is een goed opleidingsniveau. In hoeverre dragen de resultaten van het grote project en het vierde domein – ICT bereidt kinderen voor op een op innovatieve kennis georiënteerde maatschappij – bij tot het behalen van deze doelstellingen?

Net als voorgaande sprekers wacht mevrouw Azough (GroenLinks) de financiële verantwoording af. Zij wil dat de overschrijdingen worden gespecificeerd. Zij vermoedt dat Kennisnet de grootste overschrijding te zien zal geven en zij vindt het interessant om de reden daarvan te kennen. Wat is de deadline van de staatssecretaris bij de nadere invulling van het vierde domein? Wil zij nog ingaan op de vraag over een fonds voor contentontwikkeling? In hoeverre worden marktpartijen gestimuleerd om meer content te ontwikkelen?

De staatssecretaris herhaalt haar toezegging dat de Kamer schriftelijk nadere informatie ontvangt over de financiële afwikkeling. Het bedrag van € 2500 betreft alleen de aansluiting van de internetvoorziening. Voor het ICT-budget bestaat daarnaast binnen de Onderwijsbegroting de reguliere vergoeding van circa € 60 per leerling. In het totaal gaat het om circa € 8500 per jaar voor een school van 100 leerlingen. Er zijn geen signalen ontvangen dat dit bedrag ontoereikend zou zijn. Het is precies bekend wat de scholen voor ICT krijgen, maar het is niet bekend wat zij daarvoor uitgeven. In het kader van de autonomie van scholen wordt niet gevraagd om te rapporteren wat zij aan ICT uitgeven. De effecten van de totale investering worden zichtbaar gemaakt door de ICT-monitor. Het kabinet houdt de doelstelling scherp in het vizier, maar het legt niet de verantwoording bij de scholen.

Het Lissabontraject is ook voor minister Van der Hoeven en staatssecretaris Nijs een belangrijk thema op de agenda. De bewindsvrouw wil met deze bewindslieden eerst afstemmen op de specifieke ICT-functie binnen de Lissabondoelstellingen. Daarna zal zij de vragen over het behalen van de Lissabondoelstellingen schriftelijk beantwoorden. Ook op de vragen over het vierde domein zal zij schriftelijk ingaan. Wat dit vierde domein betreft, is zij nog in de oriëntatiefase. Zij is in gesprek met de besturen en de organisaties en afgesproken is de komende maanden te zoeken naar een manier waarop dit kan worden geconcretiseerd. Het zal een langdurig proces zijn, omdat er op dit moment nog geen basis bestaat aan de hand waarvan gebrainstormd kan worden. De staatssecretaris hoopt dat haar in de loop der tijd vanuit diverse richtingen ideeën worden aangereikt, waardoor het denkproces kan starten. Zij verwacht dat zij in de loop van 2005 een eerste indicatie kan geven.

De extra investeringen zijn veroorzaakt doordat aan nl.tree hogere eisen werden gesteld. Voor Kennisnet is 18,6 mln uitgetrokken en daar houdt de stichting zich keurig aan. De bewindsvrouw zal in de totale financiële afrekening de nieuwe investeringen laten opnemen en op welke titel deze zijn verstrekt.

Het onderzoek naar contentontwikkeling maakt deel uit van het plan voor de educatieve contentketen. Na de zomer is daarover meer bekend en dan zal de staatssecretaris de Kamer rapporteren. Wellicht wordt hiervoor een bedrag opgenomen in de begroting voor 2005. Tot slot zegt de staatssecretaris dat zij de suggestie over een fonds voor contentontwikkeling zal bezien. Zij wil hierover geen aparte brief schrijven, maar zal dit punt meenemen in de begroting voor 2005.

De voorzitter herhaalt de toezeggingen van de staatssecretaris: er zal een voorstel worden toegezonden over de wijze waarop de financiële verantwoording zal worden afgerond met inachtneming van de systematiek voor een grootprojectstatus; er wordt een schriftelijke reactie gegeven op de vragen over open source alsmede een schriftelijke reactie op vragen over de bestedingen ten behoeve van Kennisnet; in het najaar ontvangt de Kamer de resultaten van het onderzoek naar contentontwikkeling; in de totale financiële afrekening worden de nieuwe investeringen opgenomen en op welke titel deze zijn verstrekt; tot slot zal de staatssecretaris, na afstemming met de minister en staatssecretaris Nijs, schriftelijk ingaan op vragen over de Lissabondoelstellingen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Azough (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (Groep Lazrak), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en Aptroot (VVD).

Naar boven