25 727
Wijziging van de Wet op de kansspelen (speelautomaten)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

TEKST VAN DE WET

Aanhef

De derde zin van de aanhef luidde:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de kansspelen te wijzigen, gezien de ontwikkelingen op het terrein van de speelautomaten;

Artikel I, onderdeel A

De aanhef van het voorgestelde artikel 30 luidde:

Artikel 30. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze Titel bepaalde wordt verstaan onder:

Artikel I, onderdeel A

Waar in onderdeel e van het voorgestelde artikel 30 «Drank- en Horecawetvergunning» staat, stond «Drank- en Horecawet vergunning».

Artikel I, onderdeel D

Het voorgestelde artikel 30c, vierde lid, onder 2°, luidde: 2° voldaan is aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 1, onder d, 2° en 3°, en;

Artikel I, onderdeel T

Het voorgestelde artikel 30u, eerste lid, onder b, luidde:

b. waarvan de leeftijd niet op deugdelijke wijze is vastgesteld;

Artikel I, onderdeel V

Waar in het eerste lid van het voorgestelde artikel 30z «Ministers» staat, stond «Minister».

Artikel I, onderdeel X

Waar aan het einde van artikel I, onderdeel X, een komma, gevolgd door een punt, staat, stond een punt.

Artikel III

Artikel III luidde:

ARTIKEL III

Artikel V, van de Wet van 13 november 1985, Stb. 600, houdende herziening van de Wet op de kansspelen (speelautomaten) vervalt.

Artikel IV

Artikel IV luidde:

ARTIKEL IV

1. Een vergunning tot het aanwezig hebben van speelautomaten, verleend voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 30c van de Wet op de kansspelen en van kracht op de dag onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop deze wet in werking treedt, blijft geldig tot een jaar na de inwerkingtreding van deze wet, behoudens eerder verstrijken van de geldigheidsduur daarvan of eerdere intrekking van de vergunning op grond van artikel 30f van de Wet op de kansspelen zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet.

2. Een vergunning tot het exploiteren van speelautomaten, verleend voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 30h van de Wet op de kansspelen, blijft geldig tot een jaar na de inwerkingtreding van deze wet, behoudens eerder verstrijken van de geldigheidsduur daarvan of eerdere intrekking van de vergunning op grond van artikel 30l van de Wet op de kansspelen zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel V

Artikel V luidde:

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

MEMORIE VAN TOELICHTING

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

kamerstukken

Overal waar «kamerstukken» staat, stond «Kamerstukken».

Nota Kansspelen herijkt

Overal waar «nota Kansspelen herijkt» staat, stond «nota kansspelen herijkt».

Horeca-inrichtingen

Overal waar «horeca-inrichtingen» staat, stond «horeca inrichtingen».

Zogenoemde

Overal waar «zogenoemde» staat, stond «zogenaamde».

Horecaondernmer

Overal waar «horecaondernemer» staat, stond «horeca ondernemer».

Horecabedrijven

Overal waar «horecabedrijven» staat, stond «horeca bedrijven».

1. Inleiding

De eerste volzin van paragraaf 1 luidde:

Op 1 december 1986 is de wet van 13 november 1985, Stb. 600, houdende herziening van de Wet op de kansspelen (speelautomaten), in werking getreden.

2. Redenen voor wijziging van Titel Va

De tweede alinea van paragraaf 2 luidde:

Het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 1980–1981, 16 481, nrs. 1–2) dat heeft geleid tot de wet van 13 november 1985, Stb. 600, vormde tijdens de parlementaire behandeling onderwerp van studie in de Commissie vermindering en vereenvoudiging van regelgeving (de Commissie-Geelhoed). In haar eindbericht doet de Commissie-Geelhoed een aantal aanbevelingen die, indien opgevolgd, een wijziging van het destijds aanhangige wetsvoorstel noodzakelijk maakten. In het standpunt van de regering naar aanleiding van het eindbericht (Kamerstukken II, 1993–1994, 17 931, nr. 9 en nr. 39) werd reeds aangegeven dat de regering zich in beginsel kon verenigen met deze aanbevelingen. Dit leidde ertoe dat een nieuw wetsvoorstel (Kamerstukken II, 1985–1986, 19 266, nrs. 1–2) werd ingediend, tot aanpassing van een aantal bepalingen van het reeds aanhangige wetsvoorstel. Wetsvoorstel 19 266 is bij brief van de toenmalige Minister van Justitie van 19 oktober 1993 ingetrokken (Kamerstukken II, 1993–1994, 17 672 enz., nr. 9). Naar het oordeel van de toenmalige Minister van Justitie kon het wetsvoorstel op dat moment als verouderd beschouwd worden, mede gezien de evaluatie van het speelautomatenbeleid, waarvan de resultaten op korte termijn verwacht werden. De aspecten van wetsvoorstel 16 481 waar de Commissie-Geelhoed destijds kritiek op had, kunnen in een drietal conclusies worden samengevat. Met deze conclusies is, waar mogelijk, opnieuw rekening gehouden. Een aantal bepalingen uit wetsvoorstel 19 266 komt derhalve terug in dit wetsvoorstel. In de eerste plaats worden blanco delegatiebepalingen zoveel mogelijk nader gepreciseerd (zie ook punt 3d). In de tweede plaats worden de bevoegdheden van de centrale overheid en de plaatselijke overheden met betrekking tot de aanwezigheid van speelautomaten scherper gescheiden. Met name bij het opstelplaatsenbeleid speelt dit een rol. Ten derde zijn de procedurele voorschriften met betrekking tot de vergunningen, zoals weigerings- en intrekkingsgronden, zoveel mogelijk geharmoniseerd.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

a. Gokverslaving

De derde en vierde volzin van de tweede alinea van paragraaf 3.a. luidden:

Door middel van het besluit van 21 maart 1994 tot wijziging van het Speelautomatenbesluit (het weren van piekautomaten), Stb. 220, is reeds een afvlakking van het uitkeringspatroon van kansspelautomaten doorgevoerd. In de voorgenomen wijziging van het Speelautomatenbesluit (Stcrt. 1996, 248) is voorzien in de invoering van de normen die door de Commissie Nijpels zijn voorgesteld.

b. Illegaliteit en criminaliteit

Waar in de voorlaatste volzin van de tweede alinea onder het kopje «Illegaliteit» van paragraaf 3.b., «Nederlands Meetinstituut (hierna: Nmi),» staat, stond «NMi».

4. Bedrijfseffecten

1. Nieuwe normen voor kansspelautomaten.

De eerste en de tweede volzin onder punt 1 van paragraaf 4 luidden:

De gewijzigde voorschriften waaraan kansspelautomaten worden onderworpen, zijn reeds uitgewerkt in de voorgenomen wijziging van artikel 15 van het Speelautomatenbesluit (Stcrt. 1996, 248). Onder punt 5 van de nota van toelichting bij het gewijzigde Speelautomatenbesluit worden de gevolgen van de invoering van deze nieuwe normen in kaart gebracht.

4. Kosten verbonden aan de vergunning.

De eerste volzin van de tweede alinea onder het kopje «Marktwerking en overige sociaal-economische effecten» van punt 4 van paragraaf 4, luidde:

Onder punt 5 van de nota van toelichting bij de voorgenomen wijziging van het Speelautomatenbesluit worden de gevolgen van de invoering van nieuwe technische normen voor het aantal arbeidsplaatsen en bedrijven in kaart gebracht.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De laatste volzin onder het kopje «Wettelijk systeem toezicht en handhaving» van paragraaf 5 luidde:

Tegen besluiten genomen op grond van de paragrafen 2, 3 en 4 van de wet, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (hierna: CBB).

De tweede volzin onder het kopje «Naleving en Handhaving» luidde:

Onder punt 6 van de nota van toelichting bij het gewijzigde Speelautomatenbesluit zijn de gevolgen van de invoering van de nieuwe normen voor kansspelautomaten voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid reeds in kaart gebracht.

Waar in de eerste alinea onder het kopje «Ad a. de dimensies voor spontane naleving», «speelautomaten branche-organisatie VAN», staat, stond «Speelautomaten Branche-organisatie VAN».

7. Richtlijn nr. 83/189/EEG

De tekst onder paragraaf 7 luidde:

Dit wetsvoorstel is op . . . . (datum) gemeld aan de Commissie van de Europese gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (Pb EG L 109) (notificatie nr. . . ).

HOOFDSTUK II ARTIKELSGEWIJS

Drank- en Horecawetvergunning

Overal waar «Drank- en Horecawetvergunning» staat, stond «Drank- en Horecawet vergunning».

Nota Kansspelen herijkt

Overal waar «nota Kansspelen herijkt» staat, stond «nota kansspelen herijkt».

Horeca-inrichtingen

Overal waar «horeca-inrichtingen» staat, stond «horeca inrichtingen», met uitzondering van in de tweede alinea van onderdeel D, waar reeds «horeca-inrichtingen» stond.

Zogenoemde

Overal waar «zogenoemde» staat, stond «zogenaamde».

Horecagelegenheden

Overal waar «horecagelegenheden» staat, stond «horeca gelegenheden».

Onderdeel A

De laatste volzin van de eerste alinea luidde:

Deze aanvulling van het bestaande artikel 30 was reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (zie Artikel I, onderdeel A).

Onderdeel B

De derde volzin van de tweede alinea luidde:

Deze uitzondering is overgenomen uit artikel 2, eerste lid, van het Speelautomatenbesluit (zie ook reeds Artikel I, onderdeel B van wetsvoorstel 19 266).

Waar in de zesde alinea «speelautomaten branche-organisatie VAN» staat, stond «VAN Speelautomaten Branche-organisatie».

Onderdeel C

De laatste alinea luidde:

Onderdeel b bepaalt dat geen aanwezigheidsvergunning vereist is voor speelautomaten die staan opgesteld in een showroom, voorzover de activiteiten aldaar beperkt blijven tot het demonstreren van speelautomaten met het oog op de verkoop of de toekomstige exploitatie (zie ook reeds Artikel I, onderdeel C, van wetsvoorstel 19 266).

Onderdeel D

Waar in de eerste alinea «artikel 30, onder d en e» staat, stond «artikel I, onder d en e».

Waar in de tweede alinea onder het kopje «Hoog- en laagdrempelige inrichtingen», «jurisprudentie-onderzoek» staat, stond «jurisprudentie onderzoek».

Waar in de derde alinea onder het kopje «Hoog- en laagdrempelige inrichtingen», «artikel 30 van dit wetsvoorstel» staat, stond «artikel I van dit wetsvoorstel».

Waar in de negende alinea onder het kopje «Hoog- en laagdrempelige inrichtingen», «artikel 30, onder e» staat, stond «artikel I, onder e».

Waar in de derde alinea onder het kopje «Aantal speelautomaten», «nota-overleg» staat, stond «nota overleg».

Onderdeel E

De dertiende volzin van de eerste alinea luidde:

De vierde volzin van het bestaande artikel 30d, eerste lid, wordt geschrapt, zodat de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur voorschriften en beperkingen aan de vergunning te verbinden, komt te vervallen (zie ook reeds Artikel I, onderdeel E, van wetsvoorstel 19 266).

In de tweede alinea, voorlaatste volzin, stond achter «onder a» en achter «vierde lid» geen komma.

Waar in de derde alinea stond «in het merendeel van de gevallen» staat, stond «in het merendeel der gevallen».

Waar in de vijfde alinea «speelautomaten branche-organisatie VAN» staat, stond «VAN Speelautomaten Branche-organisatie».

Onderdeel F

Waar in de voorlaatste alinea «niet-vergunninghouder» staat, stond «niet-vergunning houder».

Onderdeel I

Waar in de eerste alinea, tweede volzin, «onderdelen a en b» staat, stond «onderdelen a, b en c».

Onderdeel J

De tweede volzin van de eerste alinea luidde:

Dit was ook reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (zie Artikel I, onderdeel H).

Onderdeel L

In de eerste alinea stond achter «onder b», geen komma.

Onderdeel M

De laatste volzin van de eerste alinea luidde:

Het in de wet opnemen van deze uitzonderingen was reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (Artikel I, onderdeel I).

In de laatste alinea stond achter «speelautomaten», geen komma.

Onderdeel N

De zesde volzin van de eerste alinea luidde:

Een wijziging van artikel 30n was ook reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (zie Artikel I, onderdeel J).

Waar in de derde alinea «Commissie» staat, stond «commissie».

Waar in de vierde alinea «notitie Speelautomatenbeleid» staat, stond «notitie speelautomatenbeleid».

Onderdeel O

De tweede volzin van de laatste alinea luidde:

Artikel 17a, zoals het luidt in de voorgenomen wijziging van het Speelautomatenbesluit (Stcrt. 1996, 248) voorziet reeds in de mogelijkheid tot het aanwijzen van meerdere instellingen.

Onderdeel R

De eerste volzin luidde:

Wetsvoorstel 19 266 bevatte reeds het voorstel tot het schrappen van merktekenbewijzen (zie Artikel I, onderdeel K).

Onderdeel S

De derde volzin van de eerste alinea luidde:

Deze wijziging was ook reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (zie Artikel I, onderdeel L).

Onderdeel T

Onderdeel T luidde:

Het nieuw artikel 30u heeft betrekking op de toegang tot speelautomatenhallen. Wij stellen een drietal inhoudelijke wijzigingen voor. In de eerste plaats wordt de speelgerechtigde leeftijd van zestien naar achttien jaren verhoogd. Deze leeftijdsgrens geldt overigens in zijn algemeenheid voor het spelen op kansspelautomaten (zie onderdeel H), ongeacht waar deze staan opgesteld. Voorts wordt er een identificatieplicht ingevoerd, die dient ter controle van de leeftijd van de bezoekers. In een algemene maatregel van bestuur wordt nader bepaald hoe de exploitant de toegangscontrole moet uitvoeren. In het nieuwe artikel 30u, vierde lid, is een uitzondering op de leeftijdsgrens en de identificatieplicht opgenomen. Indien er in een speelautomatenhal of een daarvan deel uitmakende afgescheiden ruimte uitsluitend behendigheidsautomaten staan opgesteld, is het niet nodig een leeftijdsgrens van achttien jaar en een daaraan gekoppelde toegangscontrole te hanteren. Artikel 21 van het Speelautomatenbesluit bevat thans een in gelijke termen gestelde uitzondering op de leeftijdsgrens van zestien jaar.

In de motie Korthals c.s. (kamerstukken II, 1995–1996, 24 557, nr. 14) wordt aan de invoering van toegangscontrole de mogelijkheid tot produktdifferentiatie gekoppeld. Ingevolge het nieuwe artikel 30n, derde lid (zie onderdeel N) is het mogelijk afwijkende normen vast te stellen voor kansspelautomaten in speelautomatenhallen.

Onderdeel U

De eerste volzin van de tweede alinea luidde:

De wijziging van het bestaande artikel 30w, eerste lid, was reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (zie Artikel I, onderdeel N).

Onderdeel V

De eerste volzin luidde:

Het schrappen van het bestaande artikel 30z was reeds voorzien in wetsvoorstel 19 266 (zie Artikel I, onderdeel O).

ARTIKEL II

Achter «onder 3°», stond geen komma.

ARTIKEL III

De eerste volzin luidde:

Artikel V, van de Wet van 13 november 1985, Stb. 600, houdende herziening van de Wet op de kansspelen (speelautomaten) bevat een overgangsregeling m.b.t. Titel Va.

ARTIKEL IV

De tweede en derde volzin van de tweede alinea luidden:

Het Speelautomatenbesluit waarin de technische voorschriften voor speelautomaten zijn vervat, is laatstelijk gewijzigd bij Besluit van . . . tot wijziging van het Speelautomatenbesluit (aanscherping van de normen voor kansspelautomaten) (Stb. . . .). De wijzigingen van de technische voorschriften voor kansspelautomaten vloeien voort uit het advies van de Commissie kansspelautomaten.

De voorlaatste volzin in de laatste alinea luidde:

De meest doeltreffende wijze om dergelijke belemmeringen te voorkomen is het op één datum van kracht laten worden van het gewijzigde opstelplaatsenbeleid en de nieuwe technische voorschriften uit het gewijzigde Speelautomatenbesluit.

Naar boven