nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (aanpassing heffing ter zake
van aandelenoptierechten).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
30 oktober 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling
in de loonbelasting en vennootschapsbelasting ter zake van aandelenoptierechten
welke in het kader van de dienstbetrekking zijn verkregen, aan te passen en
een aanpassing in de Coördinatiewet Sociale Verzekering aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A. Na artikel 10 wordt ingevoegd:
Artikel 10a
1. Ingeval in het kader van de dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking
met de werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort mede tot
het loon hetgeen door hem wordt genoten ter zake van de uitoefening of vervreemding
van dat recht boven hetgeen in verband met dat recht reeds als loon in aanmerking
is genomen, ingeval de uitoefening of vervreemding geschiedt binnen drie jaren
na het overeenkomen van dat recht. Met vervreemding wordt gelijkgesteld het
formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid worden van het aandelenoptierecht,
alsmede het brengen in het vermogen van een onderneming. De overgang onder
algemene titel van een aandelenoptierecht wordt niet als een vervreemding
aangemerkt.
2. Ingeval bij vervreemding van een aandelenoptierecht de tegenprestatie
ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten
overeenkomst, wordt als genoten bedrag aangemerkt de waarde in het economische
verkeer welke ten tijde van de vervreemding aan het recht kan worden toegekend.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aandelenoptierecht
verstaan een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten
te verwerven in de inhoudingsplichtige vennootschap of in een met de inhoudingsplichtige
verbonden vennootschap, of een daarmee gelijk te stellen recht.
4. Voor de toepassing van deze wet wordt onder een met de inhoudingsplichtige
verbonden vennootschap verstaan:
a. een vennootschap waarin de inhoudingsplichtige voor ten minste een
derde gedeelte belang heeft;
b. een vennootschap die voor ten minste een derde gedeelte belang heeft
in de inhoudingsplichtige;
c. een vennootschap waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte
belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte
belang heeft in de inhoudingsplichtige.
B. Aan artikel 13, tweede lid, wordt toegevoegd: Met betrekking
tot de waardering van niet ter beurze genoteerde aandelenoptierechten worden
bij ministeriële regeling regels gesteld.
C. In artikel 31 wordt, onder vernummering van het achtste
lid in negende lid, na het zevende lid ingevoegd:
8. Ingeval loon als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, wordt genoten
in de vorm van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, derde lid,
wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel f verhoogd. De verhoging bedraagt
het in het tweede lid, onderdeel f, genoemde bedrag voor de toepassing van
de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten
gespaarde bedrag.
D. In artikel 32 vervalt het derde lid. Het vierde, vijfde,
zesde en zevende lid worden vernummerd in onderscheidenlijk derde, vierde,
vijfde en zesde lid.
ARTIKEL II
In artikel 9 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden
de volgende wijzigingen aangebracht.
1. In het eerste lid, onderdeel i, vervalt «zodanige». Voorts
wordt «artikel 34a» vervangen door: artikel 10a, vierde lid. Tenslotte
vervalt «, een en ander voor het bedrag dat bij het personeel ter zake
van die toekenning als loon in aanmerking wordt genomen of is vrijgesteld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting
1964» .
2. Aan het artikel wordt toegevoegd:
3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel i, komt in aftrek
het bedrag dat bij de werknemer ter zake van die toekenning als loon in aanmerking
wordt genomen of is vrijgesteld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel
h, van de Wet op de loonbelasting 1964 op het tijdstip waarop dit loon voor
de loonbelasting is genoten of is vrijgesteld, daaronder niet begrepen het
bedrag dat in aanmerking wordt genomen op grond van artikel 10a, eerste lid,
van die wet.
ARTIKEL III
Aan artikel 8, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale
Verzekering wordt toegevoegd: Met betrekking tot de waardering van niet ter
beurze genoteerde aandelenoptierechten worden bij ministeriële regeling
regels gesteld.
ARTIKEL IV
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
2. Deze wet vindt geen toepassing met betrekking tot aandelenoptierechten
die zijn overeengekomen voor 1 januari 1998.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,