25 701
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Spaarfonds AOW voor het jaar 1998

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 januari 1998

De leden van de fractie van Groep Nijpels hebben het begrotingswetsvoorstel 1998 voor het Spaarfonds AOW met gemengde gevoelens ontvangen. Zij betwijfelen of de omvang van het Spaarfonds AOW toereikend zal zijn om de AOW in de toekomst betaalbaar te houden. Deze leden stellen dat mogelijke belastingmeevallers aangewend moeten worden voor het Spaarfonds AOW en vragen het kabinet om een reactie. Deze leden vragen daarnaast welke andere vormen dan een begrotingsfonds open staan voor het Spaarfonds en welke de voor- en nadelen van een begrotingsfonds zijn.

Tevens vragen deze leden waarom ten aanzien van de voeding slechts is gekozen voor bijdragen uit de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en of is overwogen meerdere departementen te betrekken bij de voeding.

De leden van de fractie van Groep Nijpels vragen zich voorts af waarom is gekozen voor een storting van 1,5 mld in 1998 en niet voor een hogere storting. Tevens vragen deze leden zich af of de middelen niet alleen zullen worden belegd in staatsobligaties maar ook in infrastructurele projecten en aandelen. Daarnaast vragen zij in hoeverre de toetreding tot de EMU een rol heeft gespeeld bij de beleggingskeuze.

In de nota naar aanleiding van het verslag op het wetsvoorstel Premiemaximering AOW en introductie Spaarfonds AOW is het kabinet uitgebreid ingegaan op de financiering van de AOW-uitgaven op de langere termijn. Daar is aangegeven dat met het voorziene pad van jaarlijkse stortingen de financiering van de AOW-uitgaven veiliggesteld is.

Bij de Algemene beschouwingen over de Miljoenennota 1998 is van de kant van het kabinet meegedeeld, dat in 1998 in vervolg op de storting in 1997 een verdere storting wordt verricht van 1,5 mld. Daarnaast heeft het kabinet aangegeven, dat als op grond van realisatiecijfers over 1997 mocht blijken dat sprake is van een nadere belastingmeevaller, het structurele deel ervan vanaf 1998 zal worden aangewend voor een duurzame verhoging van de voeding van het Spaarfonds.

Het kabinet acht het noodzakelijk de middelen van het Spaarfonds AOW duidelijk herkenbaar te presenteren. Om deze reden heeft het gekozen om het Spaarfonds de vorm van een begrotingsfonds te geven. Een apart begrotingsfonds ex artikel 2 van de Comptabiliteitswet met een wettelijke basis garandeert optimaal dat de gereserveerde middelen duidelijk herkenbaar zijn. In de sterke juridische verankering (de instellingswet en de jaarlijkse begrotingswetsvoorstellen van het AOW-spaarfonds) wordt het belang dat het kabinet hecht aan het scheppen van waarborgen voor de toekomstige AOW-financiering tot uitdrukking gebracht. Als begrotingsfonds is het Spaarfonds AOW maximaal ingebed in de begrotingscyclus. Besluitvorming over voeding van het fonds uit de algemene middelen vindt plaats binnen het totale budgettaire kader. Door deze vormgeving wordt bovendien voorkomen dat een samenloop ontstaat met het Ouderdomsfonds dat door de SVB wordt beheerd, en waaruit de lopende uitgaven worden gefinancierd.

Gelet op de primaire verantwoordelijkheid van de bewindslieden van SZW voor de (financiering van de) AOW ligt de voeding van het Spaarfonds AOW door bijdragen vanuit de begroting van SZW voor de hand; dit evenzo als de verstrekking van de rijksbijdragen aan het reguliere Ouderdomsfonds in verband met maximering van het AOW-premiepercentage.

Er is niet overwogen andere ministeries te betrekken bij de voeding van het Spaarfonds, met uitzondering van het Ministerie van Financiën, dat rente vergoedt over de saldi van het fonds. Dit zou overigens ook niets toevoegen. De financiering van de voeding van het Spaarfonds zal in eerste instantie plaatsvinden uit vrijvallende rentelasten. Deze vrijvallende rentelasten betekenen dat ruimte vrijkomt op de begroting Nationale Schuld, die vervolgens onder meer wordt aangewend ter financiering van de rijksbijdragen en de stortingen in het Spaarfonds via de begroting van SZW. De keuze van het kabinet om vrijvallende rentelasten te benutten voor de financiering van de AOW betekent dat deze vrijvallende ruimte voor dat deel niet kan worden aangewend voor overige departementen.

In antwoord op de vraag van deze leden op grond waarvan is gekozen voor een storting van 1,5 mld kan worden gesteld dat dit mede afhankelijk is van de beschikbare ruimte in 1998. Daarnaast is met de in de memorie van toelichting geschetste basisgarantie een voldoende omvang van het Spaarfonds gegarandeerd ter financiering van de AOW-uitgaven.

Met betrekking tot de belegging van de middelen verwijst het kabinet naar de nota naar aanleiding van het verslag op het wetsvoorstel Premiemaximering AOW en introductie Spaarfonds AOW. Daar is uitgebreid ingegaan op de voeding en het beheer van het Spaarfonds en de relatie van het Spaarfonds met de EMU-criteria.

De Minister Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven