nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 26 januari 1998
De leden van de fractie van Groep Nijpels hebben kennis genomen van het
begrotingswetsvoorstel 1997 voor het Spaarfonds AOW. Zij betwijfelen of de
omvang van het Spaarfonds AOW toereikend zal zijn om de AOW in de toekomst
betaalbaar te houden. Deze leden vragen daarom of de mogelijkheid bestaat
om voor 1997 meer geld te reserveren. Tevens vragen deze leden waarom ten
aanzien van de voeding slechts is gekozen voor bijdragen uit de begroting
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en of is overwogen meerdere departementen
te betrekken bij de voeding.
De leden van de fractie van Groep Nijpels vragen zich voorts af waarom
is gekozen voor een storting van 750 mln in 1997 en niet voor een hogere storting.
Tevens vragen deze leden zich af of de middelen niet alleen zullen worden
belegd in staatsobligaties maar ook in infrastructurele projecten en aandelen.
Daarnaast vragen zij in hoeverre de toetreding tot de EMU een rol heeft gespeeld
bij de beleggingskeuze.
Deze leden vragen ten slotte welke andere vormen dan een begrotingsfonds
open staan voor het Spaarfonds en welke de voor- en nadelen van een begrotingsfonds
zijn.
In de nota naar aanleiding van het verslag op het wetsvoorstel Premiemaximering
AOW en introductie Spaarfonds AOW is het kabinet uitgebreid ingegaan op de
financiering van de AOW-uitgaven op de langere termijn. Daar is aangegeven
dat met het voorziene pad van jaarlijkse stortingen de financiering van de
AOW-uitgaven veiliggesteld is.
Bij de Algemene beschouwingen over de Miljoenennota 1998 is van de kant
van het kabinet meegedeeld, dat reeds in 1997 een begin zal worden gemaakt
met de voeding van het beoogde Spaarfonds door een storting te doen van 750
mln. Verder is in het vooruitzicht gesteld, dat als op grond van realisatiecijfers
over 1997 mocht blijken dat sprake is van een nadere belastingmeevaller, het
structurele deel ervan vanaf 1998 zal worden aangewend voor een duurzame verhoging
van de voeding van het Spaarfonds (bovenop de voor 1998 voorziene bijdrage
van 1,5 miljard).
Gelet op de primaire verantwoordelijkheid van de bewindslieden van SZW
voor de (financiering van de) AOW ligt de voeding van het AOW Spaarfonds door
bijdragen vanuit de begroting van SZW voor de hand; dit evenzo als de verstrekking
van de rijksbijdragen aan het reguliere Ouderdomsfonds in verband
met maximering van het AOW-premiepercentage.
Er is niet overwogen andere ministeries te betrekken bij de voeding van
het Spaarfonds, met uitzondering van het Ministerie van Financiën, dat
rente vergoedt over de saldi van het fonds. Dit zou overigens ook niets toevoegen.
De financiering van de voeding van het Spaarfonds zal in eerste instantie
plaatsvinden uit vrijvallende rentelasten. Deze vrijvallende rentelasten betekenen
dat ruimte vrijkomt op de begroting Nationale Schuld, die vervolgens onder
meer wordt aangewend ter financiering van de rijksbijdragen en de stortingen
in het Spaarfonds via de begroting van SZW. De keuze van het kabinet om vrijvallende
rentelasten te benutten voor de financiering van de AOW betekent dat deze
vrijvallende ruimte voor dat deel niet kan worden aangewend voor overige departementen.
In antwoord op de vraag van deze leden op grond waarvan is gekozen voor
een storting van 750 mln kan worden gesteld dat dit mede afhankelijk is van
de beschikbare ruimte in 1997. Daarnaast is met de in de memorie van toelichting
geschetste basisgarantie een voldoende omvang van het Spaarfonds gegarandeerd
ter financiering van de AOW-uitgaven. Met betrekking tot de belegging van
de middelen verwijst het kabinet naar de nota naar aanleiding van het verslag
op het wetsvoorstel Premiemaximering AOW en introductie Spaarfonds AOW. Daar
is uitgebreid ingegaan op de voeding en het beheer van het Spaarfonds en de
relatie van het Spaarfonds met de EMU-criteria.
Het kabinet acht het noodzakelijk de middelen van het Spaarfonds AOW duidelijk
herkenbaar te presenteren. Een apart begrotingsfonds ex artikel 2 van de Comptabiliteitswet
met een wettelijke basis voldoet hieraan. In de sterke juridische verankering
(de instellingswet en de jaarlijkse begrotingswetsvoorstellen van het AOW-spaarfonds)
wordt het belang dat het kabinet hecht aan het scheppen van waarborgen voor
de toekomstige AOW-financiering tot uitdrukking gebracht. Als begrotingsfonds
is het Spaarfonds AOW maximaal ingebed in de begrotingscyclus. Besluitvorming
over voeding van het fonds uit de algemene middelen vindt plaats binnen het
totale budgettaire kader.
Door deze vormgeving wordt bovendien voorkomen dat een samenloop ontstaat
met het Ouderdomsfonds dat door de SVB wordt beheerd, en waaruit de lopende
uitgaven worden gefinancierd.
De Minister Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
A. P. W. Melkert
De Minister van Financiën
G. Zalm