25 695
Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en enige andere wetten

nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 oktober 2006

Op 26 september jl. heeft uw Kamer een aantal moties aangenomen die ingediend zijn tijdens het VAO van 21 september jl. over het kabinetstandpunt Toekomst PBO (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 3, blz. 73–79). Met deze brief wil ik u mede namens de ministers van Economische Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit berichten wat het kabinet heeft besloten betreffende deze moties.

Motie Aptroot over volledige openheid van zaken in de financiële verslaglegging van de schappen (25 695, nr. 37)

Al jaren vormt de kwaliteit van de jaarverslaglegging een prioriteit in het toezicht van de SER en van de betrokken ministers. Dat wil niet zeggen dat daar, met name volgens belanghebbenden zoals de ondernemers, niets te verbeteren valt. In de toekomstvisies van de schappen die in 2005 zijn opgesteld worden daarvoor tal van suggesties gedaan. Ook het kabinet heeft in zijn standpunt tal van verbeteringen geformuleerd, die vooral hun beslag moeten krijgen in de Code Goed Bestuur. Het Kabinet is van mening dat het nu in de eerste plaats aan de schappen en de SER is om in de Code Goed Bestuur concrete afspraken over verantwoording vast te leggen. Vervolgens zal de SER in zijn eerste lijns toezicht daar richtlijnen voor moeten opstellen die aansluiten op deze bepalingen in de Code. In het kabinetstandpunt is ook vastgelegd dat de Code in de wet verankerd wordt en daarmee ook onder het toezicht van de drie betrokken bewindslieden zal vallen. Tot slot merk ik nog op dat indien de afspraken die de schappen en de SER in de Code vastleggen aanpassing vergen van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) dit bij de reeds aangekondigde wetswijziging in verband met het kabinetstandpunt zal geschieden. Dit geldt natuurlijk ook indien de afspraken van SER en schappen naar de mening van het kabinet onvoldoende zijn.

Motie Douma/Van Dijk over het opnemen door de regering in het verzoek aan de schappen om een Code Goed Bestuur op te stellen dat in de Code bepalingen moeten worden opgenomen waardoor ongeorganiseerde ondernemingen op enige wijze in het besluitvormingsproces over de hoofdlijnen van het schap of belangrijke sectoren daarvan worden betrokken (25 695, nr. 38)

Het kabinet ziet deze motie als een ondersteuning voor haar streven de democratisering van het PBO-stelsel en het functioneren van de afzonderlijke schappen daarin te vergroten. In het kabinetsstandpunt heeft het Kabinet onder andere aangekondigd dat zij verwacht dat ondernemers zich via representatieve peilingen kunnen uitspreken over de activiteiten van een schap. Dit kan eenvoudig door het inzetten van verschillende communicatiemiddelen. In de toekomstvisies van de afzonderlijke schappen zijn daarnaast talrijke suggesties gedaan om ongeorganiseerde ondernemers ook actief bij de besluitvorming te betrekken. Ik ondersteun deze suggesties van harte. Al deze zaken zullen een nadere uitwerking krijgen in de Code Goed Bestuur. De in de motie getrokken lijn van deze verdere democratisering naar de het toezicht is een waardevolle. Naarmate de betrokkenheid van alle ondernemingen bij de besluitvorming wordt vergroot en ook de verantwoording naar de achterban van het schap wordt geoptimaliseerd zal de noodzaak voor een uitgebreid verticaal toezicht afnemen.

Motie Douma/Van Dijk verzoekt studie te doen naar de mogelijkheid dat schappen bij hun handhaving gebruik kunnen maken van zaken als bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boetes (25 695, nr. 39)

Van de zijde van de schappen heeft het kabinet nog niet eerder signalen ontvangen dat het huidige handhavingsinstrumentarium onvoldoende mogelijkheden biedt. Eerder onderzoek toonde aan dat tuchtrecht en strafrecht voldoende soulaas bieden. Dit wil niet zeggen dat er in de praktijk geen problemen kunnen zijn. Het kabinet zal daarom met de SER en de schappen inventariseren waar zich knelpunten voordoen en met deskundigen op dit terrein van bijvoorbeeld het ministerie van Justitie bezien welke mogelijkheden er zijn.

Motie Van Dijk/Douma verzoekt de regering om in overleg met de schappen te bevorderen dat vanaf 1 januari 2007 wordt voorkomen dat ondernemers geconfronteerd worden met heffingen die door meerdere schappen worden opgelegd (25 695, nr. 40)

Het kabinet heeft in haar standpunt met betrekking tot de toekomst van de PBO ook opgenomen dat dubbele heffingen zoveel mogelijk voorkomen dient te worden en dat de schappen maatregelen moeten treffen. De motie wordt dan ook gezien als ondersteuning voor dit streven. Een onderneming kan door het ontplooien van meerdere activiteiten onder de werkingsfeer van meer dan één schap vallen. In een dergelijk geval wil het kabinet dat de schappen zodanige onderlinge afspraken maken dat voorkomen wordt dat betreffende onderneming ook geconfronteerd wordt met meerdere inningsverzoeken. Dit zou bereikt kunnen worden doordat één schap (bijvoorbeeld het schap waaronder de hoofdactiviteit van betrokken onderneming valt) de inning verzorgt namens de andere schappen. De afspraken tussen schappen moeten erop worden gericht dat de administratieve lasten voor de onderneming worden verlaagd.

De motie is erop gericht dit voor 1 januari 2007 te regelen. Daarover kan het kabinet op dit moment helaas geen zekerheid bieden omdat de administraties van de schappen die het betreft moeten worden aangepast aan de nog te maken afspraken op dit punt. Wel zal het streven erop gericht zijn het te regelen voor de nieuwe heffingsverordeningen in 2007.

Wat betreft al deze vier bovenstaande moties zal er intensief overlegd moeten worden met en tussen de SER en de schappen. Ik stel mij dan ook voor uw Kamer over de voortgang en de bereikte resultaten voor het kerstreces 2006/2007 te berichten.

Wat betreft de Motie Van Dijk/Douma waarin verzocht wordt om af te zien van het voornemen om bij de komende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) de Schilthuiskorting te schrappenheeft het kabinet besloten dat er wat het huidige kabinet betreft toch echt een eindpunt moet komen aan deze regeling. Dit zal echter een zaak voor het nieuwe kabinet zijn bijvoorbeeld bij de besluitvorming over het wetsvoorstel herziening Wbo.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus