25 692
Wijzigingen van technische aard van enige belastingwetten c.a.

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijzigingen van technische aard van enige belastingwetten c.a.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

17 oktober 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is technische reparaties in enkele belasting- en daarmee samenhangende wetten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Artikel 5, negende lid, wordt vervangen door:

9. Inkomsten uit arbeid die krachtens artikel 2, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden geacht te zijn genoten door de echtgenoot van de niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtige of de in dat lid bedoelde belastingplichtige die voldoet aan de voorwaarden voor overdracht van de basisaftrek, worden aangemerkt als bestanddelen van het inkomen van die echtgenoot, onderscheidenlijk van die belastingplichtige.

B. In artikel 20a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het derde lid, vijfde volzin, wordt «Een aanmerkelijk belang wordt tevens aanwezig geacht indien de belastingplichtige, al dan niet te zamen met zijn echtgenoot, rechten heeft om tot een omvang van ten minste vijf percent van het geplaatste kapitaal van een vennootschap aandelen daarin te verwerven (koopoptie)» vervangen door: Een aanmerkelijk belang wordt tevens aanwezig geacht indien de belastingplichtige, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, onmiddellijk of middellijk rechten heeft om onmiddellijk of middellijk tot een omvang van ten minste vijf percent van het geplaatste kapitaal van een vennootschap aandelen daarin te verwerven (koopoptie).

Voorts wordt na de vijfde volzin ingevoegd: Een aanmerkelijk belang wordt voorts tevens aanwezig geacht indien de belastingplichtige, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, onmiddellijk of middellijk winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste vijf percent van de jaarwinst van een vennootschap dan wel op ten minste vijf percent van hetgeen bij liquidatie wordt uitgekeerd; deze volzin vindt geen toepassing met betrekking tot winstbewijzen die door tijdsverloop in waarde dalen.

2. Aan het zevende lid wordt toegevoegd: Eveneens wordt niet als een vervreemding aangemerkt de overgang krachtens erfrecht op een niet in Nederland wonende verkrijger, ingeval deze overgang wordt gevolgd door een verdeling van de nalatenschap binnen twee jaren en voorzover de verkregen aandelen, winstbewijzen en schuldvorderingen worden toegescheiden aan een binnenlandse belastingplichtige en deze aandelen, winstbewijzen en schuldvorderingen geen deel uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven onderneming.

C. In artikel 23, vierde lid, eerste volzin, wordt «openbaar» vervangen door: openbaar vervoer.

D. In artikel 42a, elfde lid, onderdeel a, wordt «een waarde van de woning in het economische verkeer van ten minste f 15 000» vervangen door: een waarde van de woning in het economische verkeer van meer dan f 15 000.

E. In artikel 42b, vierde lid, wordt «artikel 42c, vijfde lid» vervangen door: artikel 42c, tweede lid, onderdeel c.

F. Artikel 42c, tweede tot en met zesde lid, wordt vervangen door:

2. De dividendvrijstelling bedraagt:

a. met betrekking tot de opbrengst van aandelen of winstbewijzen in bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappijen: f 1000, doch niet meer dan die opbrengst, verminderd met de daarop drukkende kosten;

b. met betrekking tot de opbrengst van aandelen of winstbewijzen die deel uitmaken van een premiespaarregeling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964 of een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel f, van die wet, en die opbrengst is genoten in de periode waarin de besparing is geblokkeerd: f 1000, doch niet meer dan die opbrengst, verminderd met de daarop drukkende kosten;

c. met betrekking tot de opbrengst van aandelen in of winstbewijzen van bij ministeriële regeling aangewezen participatiemaatschappijen: f 5000, verminderd met het bedrag dat op de voet van artikel 42b, tweede lid, onderdeel c, is vrijgesteld, doch niet meer dan die opbrengst, verminderd met de daarop drukkende kosten;

d. met betrekking tot de niet op de voet van de onderdelen a, b en c vrijgestelde opbrengst van aandelen en winstbewijzen: f 1000, doch niet meer dan die opbrengst, verminderd met de daarop drukkende kosten.

3. De in het tweede lid, onderdelen a, b en d vermelde bedragen van f 1000 en het in het tweede lid, onderdeel c, vermelde bedrag van f 5000 worden ten aanzien van de belastingplichtige aan wie de in artikel 5, eerste lid, bedoelde bestanddelen van het inkomen van zijn echtgenoot worden toegerekend, verhoogd tot onderscheidenlijk f 2000 en f 10 000.

G. In artikel 45, elfde lid, wordt «het zesde lid» vervangen door: het achtste lid.

H. In artikel 64 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid in onderscheidenlijk vierde en vijfde lid, ingevoegd:

3. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van de belastingplichtige die in het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar bereikt, een belastbaar inkomen heeft dat uitsluitend bestaat uit een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet en voor de loonbelasting is ingedeeld in tariefgroep 1.

I. In artikel 66b, eerste lid, wordt «8a, vijfde lid» vervangen door: 8a, achtste lid. Voorts wordt «57a» vervangen door: 57a, 57b.

J. Aan artikel 69 wordt, onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid, toegevoegd:

2. Indien met betrekking tot een aanspraak op periodieke uitkeringen of verstrekkingen als bedoeld in artikel 75, eerste lid, een verzoek is gedaan als bedoeld in artikel 75, eerste lid, tweede volzin, vindt artikel 5, twaalfde lid, geen toepassing met betrekking tot de periodieke uitkeringen en verstrekkingen die voortvloeien uit de aanspraak waarvoor dat verzoek is gedaan.

K. In artikel 82 wordt «47a, tweede lid, onderdeel c, en 47b, vierde lid,» vervangen door: 42b, tweede lid, onderdeel c, en 42c, vijfde lid,.

ARTIKEL II

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 2, zevende lid, wordt «aanvangt» vervangen door: aanvangt dan wel eindigt. Voorts wordt na «echtgenoot» ingevoegd: of door degene die in het kalenderjaar voldoet aan de in artikel 23 gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor overdracht van de basisaftrek.

B. In artikel 11 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel r, wordt «de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend» vervangen door: de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met overeenkomstige toepassing van het bij en krachtens artikel 13, tweede lid, bepaalde,.

2. In het elfde lid, eerste volzin, wordt «openbaar» vervangen door: openbaar vervoer.

C. In artikel 25 wordt, onder vernummering van het derde lid in vierde lid, na het tweede lid ingevoegd:

3. De loonbelastingtabellen worden vastgesteld op basis van de daarvoor benodigde gegevens zoals die vermoedelijk zullen luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van de tabellen. Voorzover de toegepaste gegevens zodanig afwijken van de gegevens zoals die luiden op het tijdstip van inwerkingtreding dat bij toepassing van laatstbedoelde gegevens andere tabellen zouden zijn vastgesteld, worden bij ministeriële regeling nieuwe tabellen vastgesteld, ingaande ten hoogste zes maanden na het in de eerste volzin bedoelde tijdstip van inwerkingtreding, waarin de in de verstreken loontijdvakken ontstane afwijking zoveel mogelijk in de nog niet verstreken loontijdvakken van het kalenderjaar wordt ongedaan gemaakt.

D. In artikel 26 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, wordt «artikel 25, tweede lid» vervangen door: artikel 25, tweede en derde lid.

2. In het zesde lid wordt «artikel 57a» vervangen door: artikel 57b.

3. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende lid in achtste lid, ingevoegd:

7. In afwijking van het eerste lid worden uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onderdelen d en h, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 belast naar 45 percent indien het in het vierde lid bedoelde jaarloon, verminderd met de belastingvrije som, meer bedraagt dan f 47 184.

4. In het in achtste lid vernummerde zevende lid wordt «Het in het zesde lid vermelde bedrag wordt» vervangen door: Het in het zesde en zevende lid vermelde bedrag wordt.

E. In artikel 31, derde lid, onderdeel d, vervalt «als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f».

ARTIKEL III

In de Wet op de vermogensbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het vierde lid, onderdeel c, wordt «schuldvorderingen» vervangen door: schuldvorderingen, koopopties.

2. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt «schuldvorderingen» vervangen door: schuldvorderingen, koopopties.

B. In artikel 6, tweede lid, eerste volzin, wordt na «recht van gebruik» ingevoegd: en met betrekking tot schulden behorende tot met tijdelijk vruchtgebruik belast vermogen.

C. In artikel 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het derde lid, onderdeel c, wordt «en winstbewijzen» vervangen door: , winstbewijzen en koopopties.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt «artikel 47a, tweede lid, onderdeel c, onder 1°» vervangen door: artikel 42b, tweede lid, onderdeel c, onder 1°.

D. Artikel 16b, achtste lid, wordt vervangen door:

8. Het op de voet van het tweede of het derde lid bepaalde bedrag wordt verhoogd met – dan wel indien het bedrag nihil bedraagt gesteld op – 70 percent van het bedrag dat bij toepassing van het tweede of het derde lid wordt gevonden bij een jaarlijkse uitkering van nihil, indien de belastingplichtige:

a. als verzekerde ingevolge de Algemene Ouderdomswet beschikt over een bewijs van ontheffing als bedoeld in artikel 19 van de Wet financiering volksverzekeringen en hij niet het voornemen heeft aanspraak te maken op een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet, dan wel

b. de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en geen uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet of een daarmee vergelijkbare uitkering geniet en hij niet het voornemen heeft aanspraak op zulk een uitkering te maken.

ARTIKEL IV

In artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Inhouding van de belasting mag achterwege blijven ten aanzien van opbrengsten van aandelen en winstbewijzen indien de deelnemingsvrijstelling, bedoeld in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, van toepassing is op de voordelen die de tot de opbrengstgerechtigde uit die aandelen of winstbewijzen geniet en de deelneming behoort tot het vermogen van zijn in Nederland gedreven onderneming.

2. In het tweede lid wordt «artikel 34a van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964.

3. Na het tweede lid wordt toegevoegd:

3. Inhouding van de belasting mag achterwege blijven ten aanzien van de opbrengst van aandelen in en winstbewijzen ten laste van aangewezen kredietinstellingen en beleggingsinstellingen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

ARTIKEL V

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het zesde lid, wordt «het tweede lid» vervangen door: het derde lid.

2. In het negende lid wordt «het zesde lid, tweede volzin, onderdeel b, en het zevende lid» vervangen door: het zevende lid, tweede volzin, onderdeel b, en het achtste lid.

B. In artikel 10a wordt het vijfde lid vervangen door:

5. Als een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon wordt aangemerkt:

a. voor de toepassing van dit artikel: een natuurlijk persoon die voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam;

b. voor de toepassing van artikel 13b: een natuurlijk persoon die, al dan niet te zamen met zijn echtgenoot, voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam, alsmede de echtgenoot van deze persoon en een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van deze persoon. Een pleegkind, een echtgenoot van een pleegkind en een pleegouder worden daarbij gelijkgesteld met bloed- of aanverwanten. Met een echtgenoot van een natuurlijk persoon wordt gelijkgesteld degene die in het kalenderjaar voldoet aan de in artikel 56 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor overdracht van de basisaftrek aan de natuurlijke persoon.

C. In artikel 13ca, zesde lid, wordt «artikel 47a, vijfde lid» vervangen door: artikel 42b, vierde lid.

D. In artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt na «bestaande uit aandelen die» ingevoegd: bij ontbinding van het lichaam.

E. In artikel 23b wordt «artikel 47a of artikel 47b, vierde lid» vervangen door: artikel 42b of artikel 42c, vijfde lid.

F. In artikel 25 wordt na «de geheven dividendbelasting» ingevoegd: , uitgezonderd de belasting welke op de voet van artikel 12, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 is geheven,.

ARTIKEL VI

In de Invorderingswet 1990 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Aan artikel 5 wordt, onder nummering van de bestaande tekst als eerste lid, toegevoegd:

2. Degene die de ontvanger betrekt, dan wel door de ontvanger wordt betrokken, in een rechtsgeding, kan zich niet beroepen op de wettelijke bepalingen betreffende de vraag welke ontvanger bevoegd is.

B. In artikel 6, eerste lid, wordt «tot de toeslagen, de opcenten» vervangen door: tot de opcenten.

C. In artikel 49 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het eerste lid, wordt toegevoegd: De beschikking vermeldt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de grond waarop de aansprakelijkheid berust.

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De ontvanger maakt de beschikking bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving die wordt verzonden als aangetekend stuk.

ARTIKEL VII

In de Wet op de omzetbelasting 1968 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Artikel 22, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, met uitzondering van het bepaalde in artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

B. In Tabel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel b, post 9, wordt na «Wet personenvervoer» ingevoegd: , het vervoer met auto's voor de uitvoering van trouwerijen, begrafenissen en crematies daaronder begrepen,.

2. Na post 11 wordt opgenomen:

12. het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf;.

C. In Tabel II, onderdeel b, wordt post 2 vervangen door:

2. de diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde met toepassing van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, in de maatstaf van heffing is begrepen;.

ARTIKEL VIII

In de Wet op de accijns worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Artikel 62, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Ter zake van de accijns bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, met uitzondering van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

B. Artikel 84b, zesde lid, vervalt.

ARTIKEL IX

Artikel 26, eerste lid, van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt vervangen door:

1. Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, met uitzondering van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL X

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Artikel 4 wordt vervangen door:

Artikel 4. 1. Als zaken bedoeld in artikel 2 worden mede aangemerkt:

a. certificaatrechten en dergelijke ter zake van zodanige onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen;

b. aandelen in lichamen in de zin van artikel 32, tweede lid, met een in aandelen verdeeld kapitaal, welke beogen het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van dergelijke onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen en waarvan die bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit die zaken of rechten, daaronder begrepen de economische eigendom daarvan;

c. rechten van lidmaatschap van verenigingen of coöperaties, indien in die rechten is begrepen het recht op uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gebruik van een in Nederland gelegen gebouw of een gedeelte daarvan dat blijkens zijn inrichting is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

2. Het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, is slechts van toepassing indien de verkrijger van de in dat onderdeel bedoelde aandelen, met inbegrip van de reeds aan hem toebehorende aandelen en ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst nog te verkrijgen aandelen al dan niet te zamen met zijn echtgenoot, voor ten minste vijf percent van het geplaatste kapitaal onmiddellijk of middellijk aandeelhouder is.

3. Voor de toepassing van het tweede lid:

a. worden aandelen in een lichaam in de zin van artikel 32, tweede lid, waarin de verkrijger niet, doch zijn echtgenoot of een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn wel voor ten minste vijf percent van het geplaatste kapitaal onmiddellijk of middellijk aandeelhouder is, geacht tot het vermogen van de verkrijger te behoren; daarbij wordt een pleegkind wat betreft bloed- en aanverwantschap gelijkgesteld met een wettig kind en voorts een persoon niet langer als aanverwant beschouwd ingeval het huwelijk, op grond waarvan de aanverwantschap is ontstaan, door echtscheiding is ontbonden.

b. wordt met echtgenoot gelijkgesteld degene die in het kalenderjaar van de verkrijging voldoet aan de in artikel 56 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 gestelde voorwaarden.

4. Lichamen in de zin van artikel 32, tweede lid, die de in het eerste lid bedoelde rechten hebben toegekend, alsmede de in dat lid bedoelde lichamen met een in aandelen verdeeld kapitaal, zijn gehouden met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels bij aangifte de gegevens te verstrekken waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de heffing van de belasting.

B. In artikel 15 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «een waterschap,» ingevoegd: een politieregio in de zin van artikel 21 van de Politiewet 1993,.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 4, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b.

ARTIKEL XI

In de Wet belastingen op milieugrondslag worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 10a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid, vervalt. Het derde tot en met het zevende lid worden vernummerd in onderscheidenlijk tweede tot en met zesde lid.

2. In het derde lid wordt «vijfde» vervangen door: vierde.

3. In het vierde lid wordt «vierde» vervangen door: derde.

4. In het vijfde lid wordt «de teruggaaf bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door: de teruggaaf, bedoeld in het eerste lid,.

B. In artikel 18a, derde lid, wordt «zevende» vervangen door: zesde.

C. In artikel 28 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het derde lid, vervalt. Het vierde tot en met negende lid worden vernummerd in onderscheidenlijk derde tot en met achtste lid.

2. In het vijfde lid wordt «zevende» vervangen door: zesde.

3. In het zesde lid wordt «zesde» vervangen door: vijfde.

D. In artikel 36l, vierde lid, wordt «derde, vijfde tot en met zevende, en negende» vervangen door: vierde tot en met zesde, en achtste.

E. In artikel 36m, tweede lid, wordt «derde en vijfde tot en met negende» vervangen door: vierde tot en met achtste.

F. In artikel 37, vierde lid, wordt «derde en vijfde tot en met achtste» vervangen door: vierde tot en met zevende.

ARTIKEL XII

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 37b, tweede lid, onderdeel g, wordt «tenminste» vervangen door: ten minste.

B. In artikel 40, derde lid, wordt «een in het buitenland geregistreerde autobus van een houder die niet in Nederland zijn hoofdverblijf heeft of is gevestigd dat in Nederland feitelijk ter beschikking staat» vervangen door: een in het buitenland geregistreerde autobus van een houder die niet in Nederland zijn hoofdverblijf heeft of is gevestigd welke autobus in Nederland feitelijk ter beschikking staat.

ARTIKEL XIII

In de Wet van 13 december 1995 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting vervalt artikel VI.

ARTIKEL XIV

In artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet waardering onroerende zaken wordt «22a» vervangen door: 22j. Voorts wordt «, 60 en 65, eerste lid, eerste volzin,» vervangen door: en 60.

ARTIKEL XV

In artikel 96 van de Mededingingswet wordt «artikel 8a, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 8a, eerste lid, onderdeel b».

ARTIKEL XVI

In artikel 15 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met het achtste lid in onderscheidenlijk zesde tot en met negende lid, na het vierde lid ingevoegd:

5. Zolang de ontvanger met de zorg voor de invordering is belast, kan hij een vordering doen op grond van artikel 19 van de Invorderingswet 1990, alsmede verrekenen op grond van artikel 24 van die wet.

ARTIKEL XVII

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Na artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 5°, wordt ingevoegd:

6°. loon ter zake waarvan de belasting ingevolge artikel 31 van die wet wordt geheven van de inhoudingsplichtige;.

B. Aan artikel 24 wordt toegevoegd:

8. In afwijking van het derde lid onderscheidenlijk zesde lid kan bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken een latere datum worden vastgesteld waarop het verzoek uiterlijk moet zijn ingediend onderscheidenlijk de beslissing op het verzoek uiterlijk moet zijn gegeven. In samenhang daarmee kan de in artikel 23 bedoelde wijziging van percentages plaatsvinden na 1 januari onderscheidenlijk 1 juli, met terugwerkende kracht tot en met die data.

ARTIKEL XVIII

In de Wet sociale werkvoorziening worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 32 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan onderdeel A wordt toegevoegd: Voorts worden de onderdelen f tot en met i geletterd e tot en met h.

2. Aan onderdeel B wordt toegevoegd: Voorts worden de aanduidingen «f», «g», «h»en «i» vervangen door onderscheidenlijk: e, f, g en h.

B. In artikel 34, wordt «vervalt «e,» » vervangen door: wordt «c, d, e, g en i» vervangen door: c, d, f en h.

ARTIKEL XIX

In artikel 16, tweede lid, onderdeel c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt «of het bedrag van de voetoverheveling».

ARTIKEL XX

Bij algemene maatregel van bestuur kan voor een beperkt aantal jaren beginnend met het jaar 1998 worden bepaald dat ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen die een onderneming drijven als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van lichamen als bedoeld in het zevende lid, tweede volzin, onderdeel j, van dat artikel, die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend activiteiten verrichten als bedoeld in het derde lid, tweede volzin van dat artikel, de vennootschapsbelasting, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, een gedeelte bedraagt van de op de voet van het laatstgenoemde artikel berekende belasting, waarbij dit gedeelte per jaar kan verschillen.

ARTIKEL XXI

Voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt op de balans aan het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1998 van een onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, of van een lichaam als bedoeld in het zevende lid, tweede volzin, onderdeel j, van dat artikel, dan wel van een lichaam als bedoeld in het slot van dat artikel, geen goodwill opgevoerd met betrekking tot de activiteiten waarvoor de belastingplicht een aanvang neemt als gevolg van de in artikel III opgenomen wijzigingen van artikel 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

ARTIKEL XXII

1. Indien in de periode van 5 juli 1996 tot het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1998 van een door een publiekrechtelijke rechtspersoon gedreven onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, door deze rechtspersoon activiteiten als bedoeld in die tweede volzin zijn ingebracht in of vervreemd aan een ander lichaam waarin de inbrenger of de vervreemder voor ten minste een derde gedeelte een belang heeft, waarmee hij in een groep is verbonden in de zin van artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of waarvan hij een bestuurder kan benoemen of ontslaan, wordt voor de heffing van de vennootschapsbelasting op de balans van dat andere lichaam geen goodwill opgevoerd met betrekking tot de van de inbrenger of de vervreemder daarbij verkregen vermogensbestanddelen.

2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de inbreng of vervreemding van activiteiten door een lichaam als bedoeld in artikel 2, zevende lid, tweede volzin, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of door een lichaam als bedoeld in het slot van dat artikel.

ARTIKEL XXIII

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van artikel I, onderdelen C, E, F en H, artikel II, onderdeel B, onder 2, en artikel XVII, onderdeel A, die terugwerken tot en met 1 januari 1997.

2. Deze wet vindt toepassing nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 1998 is toegepast.

3. Indien de artikelen 32 en 34 de Wet sociale werkvoorziening in werking treden, treedt, in afwijking van het eerste lid, artikel XVIII in werking op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan dat waarop die artikelen in werking treden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven