nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet inzake de luchtverontreiniging.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
17 oktober 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter implementatie
van de richtlijn (EG) nr. 96/62 van de Raad van de Europese Unie van 27 september
1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296)
de Wet milieubeheer en de Wet inzake de luchtverontreiniging te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt.
A
Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot door een puntkomma, toegevoegd: de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit:
de richtlijn (EG) nr. 96/62 van de Raad van de Europese Unie van 27 september
1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296),
naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.
B
Aan artikel 5.1, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij
een maatregel als bedoeld in de eerste volzin, kunnen alarmdrempels worden
vastgesteld ter uitvoering van een richtlijn van de Raad van de Europese Unie,
vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit.
C
Na artikel 5.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.2a
1. Indien bij een maatregel als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, grenswaarden
zijn gesteld ter uitvoering van een richtlijn van de Raad van de Europese
Unie, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit,
bevat die maatregel regels met betrekking tot:
a. het opstellen en uitvoeren van een plan of programma als bedoeld in
artikel 8, derde lid, en bijlage IV van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit;
b. het opstellen van verslagen over de voortgang van de uitvoering van
een plan of programma als bedoeld onder a en
c. het opstellen van actieplannen waarin wordt vermeld welke maatregelen
bij een dreigende overschrijding van grenswaarden op korte termijn moeten
worden genomen als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de EG-kaderrichtlijn
luchtkwaliteit.
2. Bij het stellen van de in het eerste lid bedoelde regels worden artikel
8, vierde lid, en artikel 11, eerste lid, onder a, sub iv, van de EG-kaderrichtlijn
luchtkwaliteit in acht genomen.
3. Bij de maatregel kan worden bepaald dat een plan, programma of verslag
als bedoeld in het eerste lid, of gedeelten daarvan, onderdeel uitmaken van
het nationale milieubeleidsplan, het nationale milieuprogramma, het provinciale
milieubeleidsplan, het provinciale milieuprogramma, het regionale milieubeleidsplan,
het regionale milieuprogramma of het gemeentelijke milieuprogramma, bedoeld
in de artikelen 4.3, 4.7, 4.9, 4.14, 4.15a, 4.15b onderscheidenlijk 4.20.
D
Artikel 5.3 komt te luiden.
Artikel 5.3
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van milieukwaliteitseisen
regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de wijze waarop en de frequentie waarmee de kwaliteit van de betrokken
onderdelen van het milieu gemeten of berekend wordt;
b. de verantwoordelijkheid voor de onder a bedoelde metingen, onderscheidenlijk
berekeningen en de wijze waarop daarvan verslag wordt gedaan en
c. de wijze van bekostiging van de onder a bedoelde metingen, onderscheidenlijk
berekeningen.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel kan worden bepaald dat
de wijze van meten of berekenen en de frequentie daarvan bij ministeriële
regeling worden vastgesteld.
3. Indien bij een maatregel als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, grenswaarden zijn gesteld ter uitvoering van een richtlijn van de Raad
van de Europese Unie, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van de EG-kaderrichtlijn
luchtkwaliteit, bevat die maatregel voorts regels met betrekking tot:
a. het opstellen van lijsten als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede
lid, of artikel 9 van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit, en
b. het opstellen van verslagen, bevattende inlichtingen als bedoeld in
artikel 11, eerste lid, onder a, sub i en ii, van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit.
4. Indien bij een maatregel als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, grenswaarden
zijn gesteld ter uitvoering van een richtlijn van de Raad van de Europese
Unie, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit,
kan bij die maatregel worden bepaald dat een verslag als bedoeld in het derde
lid, onder b, of gedeelten daarvan, onderdeel uitmaken van het nationale milieubeleidsplan,
het nationale milieuprogramma, het provinciale milieubeleidsplan, het provinciale
milieuprogramma, het regionale milieubeleidsplan, het regionale milieuprogramma
of het gemeentelijke milieuprogramma, bedoeld in de artikelen 4.3, 4.7, 4.9,
4.14, 4.15a, 4.15b onderscheidenlijk 4.20.
ARTIKEL II
Artikel 53 van de Wet inzake de luchtverontreiniging wordt gewijzigd als
volgt.
1. In de eerste volzin wordt na «de artikelen» ingevoegd:
43 en.
2. Aan artikel 53 wordt na de eerste volzin een volzin toegevoegd, luidende:
Tot deze regelen kunnen behoren regelen die aangeven hoe toepassing dient
te worden gegeven aan artikel 43 of artikel 48 bij een overschrijding van
alarmdrempels, gesteld krachtens artikel 5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer
of bij een dreigende overschrijding daarvan.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,