25 679
Regels inzake gemeenschappelijke wisselkoersarrangementen van de euro, alsmede wijziging van enkele andere wetten

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Met het oog op de Nederlandse deelname aan de derde fase van de EMU is op diverse terreinen aanpassing van de Nederlandse wetgeving vereist. In dit wetsvoorstel wordt de Wet inzake de wisselkoers van de gulden ingetrokken en vervangen door een voorziening die de Minister van Financiën machtigt om namens Nederland gezamenlijk met de lid-staten van het eurogebied arrangementen te sluiten betreffende de wisselkoers van de euro ten opzichte van de valuta's van lid-staten die nog niet tot het eurogebied behoren. Daarnaast wordt met dit wetsvoorstel de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 aangepast.

Overgang naar een gemeenschappelijk monetair en wisselkoersbeleid

Kern van de derde fase van de EMU is de onderlinge koppeling van de valuta's van de lid-staten die deelnemen aan het eurogebied. Voor deze lid-staten zal de Raad op de aanvangsdatum van de derde fase overgaan tot de onherroepelijke vaststelling van de wisselkoersen van de valuta's ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de euro (Verdragsartikel 109L, lid 4).

Een direct gevolg van de monetaire eenwording is dat de lid-staten van het eurogebied niet langer een nationaal monetair beleid of nationaal wisselkoersbeleid kunnen voeren. Voor de lid-staten die tot het eurogebied behoren zal – conform het gestelde in artikel 2 juncto 3A, lid 2 van het EG-Verdrag – sprake zijn van één gemeenschappelijk monetair en wisselkoersbeleid. De hoofddoelstelling van dit gemeenschappelijk monetair en wisselkoersbeleid is het handhaven van prijsstabiliteit, en onverminderd deze doelstelling, het ondersteunen van het algemeen economisch beleid in de Gemeenschap, met inachtneming van het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging. Het gemeenschappelijk monetair beleid is in het Verdrag toevertrouwd aan de Europese Centrale Bank. Het institutionele kader voor het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid is slechts ten dele vastgelegd in het Verdrag.

Europese bepalingen inzake het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid

Het Verdrag regelt in artikel 109 nauwgezet de verantwoordelijkheden ten aanzien van het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's (zoals bijvoorbeeld de US-dollar). In lid 1 van artikel 109 is opgenomen dat de Raad op aanbeveling van de ECB of van de Commissie met eenparigheid van stemmen formele overeenkomsten kan sluiten over een wisselkoerssysteem voor de euro ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's. De Raad dient hierbij het Europees Parlement te raadplegen, alsmede de ECB ten einde een consensus te bereiken die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit. In lid 2 van het artikel is opgenomen dat – bij gebreke van een dergelijk wisselkoerssysteem – de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de ECB of op aanbeveling van de ECB, algemene oriëntaties voor het wisselkoersbeleid ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's kan vaststellen. Ook hier geldt dat deze algemene oriëntaties de hoofddoelstelling van het ESCB, te weten het handhaven van prijsstabiliteit, onverlet dienen te laten.

In het Verdrag ontbreken vergelijkbare bepalingen voor het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid ten opzichte van Gemeenschapsvaluta's (d.w.z. de valuta's van die lid-staten die nog niet tot het eurogebied behoren). Door de Europese Raad van Florence is reeds besloten tot de instelling van een nieuw wisselkoersmechanisme ter vervanging van het huidige EMS.

Ten aanzien van de verdeling van de verantwoordelijkheden is in de conclusies van de Europese Raad van Dublin opgenomen dat de spilkoersen en standaard fluctuatiemarges in onderlinge overeenstemming worden vastgesteld door de ministers van de lid-staten van het eurogebied, de ECB en de ministers en presidenten van de centrale banken van de lid-staten die niet tot het eurogebied behoren, maar wel deelnemen aan het nieuwe mechanisme, volgens een gezamenlijke procedure waar de Europese Commissie bij wordt betrokken en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité (de opvolger van het Monetair Comité in de derde fase van de EMU). De ministers en de presidenten van de centrale banken van de lid-staten die niet meedoen aan het wisselkoersmechanisme krijgen geen stemrecht in de procedure.

De Raad zal aan de Europese Raad in juni 1997 een ontwerp-resolutie voorleggen waarin de fundamentele elementen van het nieuwe wisselkoersmechanisme zijn vervat. Parallel daaraan zal het EMI een ontwerp voor een overeenkomst tussen de centrale banken opstellen dat zal worden voorgelegd aan de Europese Centrale Bank en aan de centrale banken van de lid-staten die niet aan het eurogebied deelnemen, wanneer de ECB wordt opgericht.

Noodzaak van een nieuwe voorziening

Vanaf het moment dat Nederland deelneemt aan het eurogebied is intrekking van de huidige Wet inzake de wisselkoers van de gulden geboden: Nederland zal vanaf dat moment niet langer een nationaal wisselkoersbeleid kunnen voeren, maar neemt deel aan het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid voor de euro.

Voor de Nederlandse participatie in de besluitvorming inzake het gemeenschappelijke wisselkoersbeleid is geen nationale wetgeving vereist voorzover het gaat om het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid van de euro ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's. Op grond van artikel 109 van het Verdrag is de Minister van Financiën, als onderdeel van de Raad, reeds gemachtigd om deel te nemen in het sluiten van arrangementen betreffende de wisselkoers van de Euro ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's.

Daar vergelijkbare procedurele bepalingen in het Verdrag ontbreken voor het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid ten opzichte van Gemeenschapsvaluta's is voor de Nederlandse participatie in deze besluitvorming wel nationale wetgeving vereist. Nationale wetgeving dient om de Nederlandse participatie in de besluitvorming te regelen waaronder het aanwijzen van de bevoegde bewindspersoon en het voeren van overleg met De Nederlandsche Bank. In artikel 2 van dit wetsvoorstel wordt de Minister van Financiën gemachtigd om namens Nederland, na overleg met de Bank, gezamenlijk met de lid-staten van het eurogebied arrangementen af te sluiten betreffende de wisselkoers van de euro ten opzichte van valuta's van lid-staten die niet tot het eurogebied behoren.

Artikel 17 van de Bankwet 1998 voorziet in de benodigde informatievoorziening door de Bank aan de minister, ook voor de uitvoering van dit wetsvoorstel. Het is derhalve niet noodzakelijk artikel 5 van de Wet inzake de wisselkoers van de gulden dat de informatievoorziening door de Bank aan de Minister regelt, in dit wetsvoorstel op te nemen.

Aanpassing Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

De Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Wfbb) bevat bepalingen ten aanzien van het betalings- en kapitaalverkeer met het buitenland. De Wfbb kent bepaalde bevoegdheden toe aan De Nederlandsche Bank N.V., onder meer het verzamelen van inlichtingen en gegevens voor de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland. Met het oog op de Nederlandse deelname aan de derde fase van de EMU zijn de volgende aanpassingen in de Wfbb vereist.

In artikel 2 van de Wfbb wordt de Minister van Financiën gemachtigd tot het geven van algemene richtlijnen aan De Nederlandsche Bank N.V. die deze in acht moet nemen bij de uitvoering van de bevoegdheden die haar bij deze wet zijn toegekend en wordt De Nederlandsche Bank N.V. verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan de Minister die deze nodig acht voor de bepaling van het algemeen beleid inzake de financiële betrekkingen met andere lid-staten en met staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. In dit wetsvoorstel worden beide bepalingen geconditioneerd met de zinsnede «voor zover het Verdrag zich daartegen niet verzet».

In artikel 8, tweede lid, dat handelt over de gegevensuitwisseling tussen De Nederlandsche Bank N.V. en andere centrale banken van de lid-staten of het EMI, wordt de verwijzing naar het EMI vervangen door de ECB. Voorts wordt de verwijzing naar de richtsnoeren en beschikkingen van het EMI vervangen door het interne rechtsinstrumentarium van de ECB, te weten: richtsnoeren, instructies en andere verbindende bepalingen van de ECB.

Aanpassing Wet toezicht effectenverkeer 1995

De Wet toezicht effectenverkeer 1995 voorziet onder meer in het toezicht door de Minister van Financiën op effecteninstellingen. Dit toezicht is op grond van het delegatiebesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995 gedelegeeerd aan de Stichting Toezicht Effectenverkeer. Het voorliggende wetsvoorstel voegt de Europese Centrale Bank toe aan de instellingen die wettelijk zijn vrijgesteld van het toezicht door de Minister van Financiën op effecteninstellingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel geeft definities.

Artikel 2

Dit artikel machtigt de Minister van Financiën om namens Nederland, na overleg met de Bank, gezamenlijk met lid-staten van het eurogebied wisselkoersarrangementen te sluiten betreffende de wisselkoers van de euro ten opzichte van de valuta van lid-staten die niet tot de eurogebied behoren.

Artikel 3

Dit artikel regelt de intrekking van de huidige Wet inzake de wisselkoers van de gulden.

Artikel 4

Dit artikel regelt de noodzakelijke aanpassingen in de Wfbb. Het in artikel 2 van de Wfbb opgenomen inlichtingenrecht van de Minister van Financiën, alsmede het recht tot het geven van algemene richtlijnen aan De Nederlandsche Bank N.V. wordt geconditioneerd met de zinsnede: voor zover het Verdrag zich daartegen niet verzet. Voorts wordt in artikel 8 van de Wfbb de verwijzing naar het interne rechtsinstrumentarium van het EMI, te weten richtsnoeren en beschikkingen, vervangen door het interne rechtsinstrumentarium van de ECB, te weten richtsnoeren, instructies en andere verbindende bepalingen van de ECB.

Artikel 6

Dit artikel voegt de ECB toe aan de instellingen die wettelijk zijn vrijgesteld van het vereiste van een vergunning om als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder in of vanuit Nederland diensten aan te bieden of te verrichten.

Artikel 7

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de wet dat voor de verschillende hoofdstukken en artikelen verschillend kan worden vastgesteld. Hoofdstuk 1 en artikel 5 van de wet zullen in werking treden op het moment van de onherroepelijke vaststelling van de omrekeningskoers van de gulden. De onherroepelijke vaststelling van de omrekeningskoers van de gulden zal plaatsvinden op de aanvangsdatum van de derde fase van de EMU, of op een later tijdstip mocht Nederland op dat moment een derogatie hebben. De relevante Verdragsbepalingen zijn, respectievelijk, lid 4 en lid 5 van artikel 109L. Artikel 4 zal in werking treden op het moment dat de ECB wordt opgericht en het EMI in liquidatie gaat. De ECB zal worden opgericht zodra de directie is benoemd (artikel 109L, lid 1). Artikel 6 van de wet zal in werking treden op de aanvangsdatum van de derde fase van de EMU.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven