25 674
Millenniumvraagstuk

nr. 57
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 oktober 1999

Hierbij bied ik u de achtste voortgangsrapportage aan over de aanpak van het millenniumprobleem bij de overheid. Deze rapportage is het gevolg van de wens van Uw Kamer om driemaandelijks over de voortgang te worden geïnformeerd, zoals neergelegd in de motie van 24 juni 1998.

Na deze rapportage zal tot de jaarwisseling nog éénmaal aan Uw Kamer worden gerapporteerd naar de stand eind november/begin december 1999. Die rapportage zal zich in het bijzonder richten op de resterende risico's en de wijze waarop de ministeries zich daarop hebben voorbereid.

De voorliggende rapportage omvat een aantal onderdelen:

Allereerst de stand van zaken bij de overheden alsmede een schets op hoofdlijnen van het daarbij behorende maatschappelijk veld. Ten aanzien van de ministeries kan de rapportage van 21 juni 1999 worden gezien als een laatste totaalrapportage. Dat is ook de reden dat de thans voorliggende rapportage is ingekort en zich vooral richt op de vraag of de verwachte planning daadwerkelijk is gehaald en wat de stand van zaken is bij die maatschappelijk vitale producten en diensten van de ministeries die nog openstaan. Daarnaast wordt de stand van zaken bij de mede-overheden geschetst. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan de uitkomsten van de tweede monitor die bij de gemeenten is uitgevoerd.

Veel aandacht wordt in deze rapportage gegeven aan de stand van zaken bij de maatschappelijk vitale sectoren. Naast een schets van de aanpak en de vorderingen in deze sectoren ligt daarbij het accent op het statement dat deze sectoren zelf over hun millenniumgereedheid hebben afgelegd en de vraag in hoeverre door het ministerie uitgevoerde audits, reviews of onderzoeken van de inspecties deze statements ondersteunen of niet. Ten aanzien van dit laatste punt is deze rapportage nog niet helemaal volledig. In een beperkt aantal gevallen zal de laatste duidelijkheid pas in oktober kunnen worden gegeven. In deze brief wordt hiervan een korte samenvatting gegeven, meer uitgebreid komt dit aan de orde in bijlage 2.

Evenals bij de brief van 21 juni 1999 is de rapportage van Buitenlandse Zaken over de buitenlandse dimensie van het millenniumprobleem in deze rapportage geïntegreerd.

Tenslotte wordt in het navolgende aandacht geschonken aan enkele andere onderwerpen van uiteenlopende aard.

Bij deze brief zijn de volgende bijlagen gevoegd:1

1. de rapportage van de ministeries;

2. de situatie bij de maatschappelijk vitale sectoren;

3. de resultaten van de tweede monitor bij de gemeenten;

4. de buitenlandse dimensie van het probleem;

5. evaluatie publiekscampagne;

6. review millenniumaanpak energiesector (ministerie EZ).

Samenvattend beeld, planning en realisatie

  VITALE PROCESSEN, PRODUCTEN, DIENSTEN EN SYSTEMEN VAN DE MINISTERIES AANGEPAST, GETEST EN HERINGEVOERD (CUMULATIEF, PROCENTUEEL)  
Ministerietotaal aantalper ultimo 2e kwartaal 1999per ultimo 3e kwartaal 1999per ultimo 1999
Alg. Zaken1100%   
BZK13100%  
Buitenl. Zaken7100%   
Defensie1947%89%100%
Econ. Zaken580%80%100%
Financiën1894%100% 
Fin/Bel.dienst16100%   
Justitie12100%   
LNV2592%100% 
OC&W44100%   
SZW6100%   
V&W21589%99%100%
VWS9100%   
VROM3288%100% 
Totaal42290%99%100%

N.B. 1. Deze tabel bevat alleen de maatschappelijk vitale processen, producten en diensten van de ministeries zelf.

N.B. 2. De cijfers zijn gebaseerd op de definitie van «gereed» zijn van het PMO, te weten aangepast, getest en heringevoerd.

N.B. 3. Defensie heeft een relatief laag aantal cruciale maatschappelijke diensten welke zeer complex van aard zijn. Defensie hanteert het criterium dat deze diensten pas gereed worden verklaard, indien het laatste voor die dienst benodigde object gereed is.

N.B. 4. De vitale systemen van EZ zijn getest en millenniumbestendig. De feitelijke invoering van de systemen van het CBS zal gefaseerd plaatsvinden.

Millenniumbestendigheid en continuïteit, planning en realisatie

Bij de vorige rapportage was als dubbele eis geformuleerd dat alle maatschappelijk vitale producten en diensten van de ministeries millenniumbestendig (is: aangepast, getest en heringevoerd) dienden te zijn, dan wel, indien dit nog niet mogelijk was, dat op andere wijze, bijvoorbeeld via noodplannen, toch in hun continuïteit zou zijn voorzien. Uit de meirapportage bleek dat zulks naar verwachting op 1 juli 1999 het geval zou zijn, zodat daar de conclusie uit mocht worden getrokken dat niet langer voor een materiële verstoring van de (rijks)overheidsdienstverlening hoefde te worden gevreesd.

Daarbij werd ten aanzien van de hardheid van die conclusie wel een tweetal relevante kanttekeningen gemaakt. Ten eerste dat uit audits en kwaliteitsborging nog altijd een aantal verbeterpunten kan voortvloeien, zodat, ook gegeven de aard van de problematiek, het werk nog niet als geheel voltooid kan worden beschouwd. In de tweede plaats de opmerking dat in de cijfers zoals die aan de Kamer werden gepresenteerd, nog altijd een klein deel verwachtingswaarde was meegenomen. Terwille van de actualiteit van de rapportage werd immers de «score» berekend op ultimo tweede kwartaal.

Een van de belangrijkste punten van de onderhavige rapportage is dan ook om, nu we een kwartaal verder zijn, te toetsen of deze verwachting door de werkelijkheid wordt bevestigd. Indien dat het geval is, geeft dat ook vertrouwen ten aanzien van de nog resterende inspanningen.

In de meirapportage werd aangegeven dat van de maatschappelijk vitale producten en diensten 91% millenniumbestendig zou zijn aan het einde van het tweede kwartaal. De realisatie komt uit op 90%. In feite wordt dit veroorzaakt doordat het ministerie van VROM iets is uitgelopen. Eind derde kwartaal is deze achterstand weer ingelopen.

De verwachting die in juni werd uitgesproken ten aanzien van de stand aan het einde van het derde kwartaal, komt overeen met de verwachting die uit de huidige rapportages blijkt, te weten 99%. In feite is deze stand eind augustus al bijna bereikt, doordat het ministerie van V&W in augustus al 22 van de nog resterende 27 producten en diensten gereed heeft gemeld.

De algemene conclusie kan dan ook luiden dat op enkele kleinere punten na de resultaten van de meirapportage en de daarop gebaseerde politieke conclusies worden bevestigd en dat er voldoende reden is de nog resterende verwachtingen ten aanzien van de stand ultimo derde kwartaal en ultimo vierde kwartaal met vertrouwen tegemoet te zien. Van ernstige tegenvallers is nergens sprake. De doelstelling van het tijdig millenniumbestendig hebben van de maatschappelijk vitale producten en diensten bij de (rijks)overheid wordt gehaald.

Zeven ministeries hadden eind tweede kwartaal hun maatschappelijk vitale producten en diensten millenniumbestendig: AZ, BZK, BZ, Justitie, OC&W, SZW en VWS. In feite gold dat ook al voor EZ en Financiën, die om bedrijfsmatige reden een systeem pas later invoeren. Per ultimo derde kwartaal stijgt dit aantal tot twaalf. Daarnaast zit V&W met een stand van 99% dicht bij de eindstreep en verbetert Defensie zich ten opzichte van de vorige rapportage (nu 89%,was 84%).

Evenals bij de vorige rapportage moet daarbij worden opgemerkt dat in alle gevallen waarin nog geen millenniumbestendigheid is bereikt, op andere wijze in de continuïteit van de dienstverlening is voorzien.

Het veilig stellen van de bereikte resultaten krijgt in de departementale rapportages hoge prioriteit. Datzelfde geldt voor borging en kwaliteitsbeheer. Hierbij hoort ook het terughoudend en zorgvuldig omgaan met het al dan niet invoeren van nieuwe wet- en regelgeving op de datum 1 januari 2000.

Uit de rapportages blijkt dat ook ten aanzien van niet-vitale systemen grote voortgang is geboekt.

De voorliggende rapportage gaat door zijn aard minder uitgebreid in op de situatie bij ZBO's, PBO's en maatschappelijke organisaties, omdat de meirapportage daartoe geen aanleiding meer gaf. Het beeld met betrekking tot de maatschappelijk vitale ZBO's komt in grote lijnen overeen met dat bij de overheid. In een aantal gevallen, zoals bij 8 van de 25 politie- regio's, waren de rapportages aan het einde van het voorjaar aanleiding extra audits of onderzoeken in te stellen. De uitslagen daarvan weken niet sterk af van het algemene beeld, maar noopten wel tot het treffen van aanvullende maatregelen voor een deel van de onderzochte regio's. In de desbetreffende departementale rapportage wordt op de resultaten daarvan ingegaan.

De stand van zaken bij de mede-overheden

De gemeenten

In de periode sinds de vorige rapportage is het aantal activiteiten ten behoeve van de millenniumaanpak bij de gemeenten verder opgevoerd. Een groot aantal achterblijvende gemeenten is bezocht, bij een aantal andere gemeenten is door middel van een audit de kwaliteit van de aanpak getoetst en zijn suggesties voor verbetering aangedragen. Via pilots is een drietal voorbeeldnoodplannen ontwikkeld, die via een druk bezocht seminar aan de gemeenten zijn doorgegeven. Omdat uit de monitor blijkt dat een flink aantal gemeenten moeite heeft met het opstellen van noodplannen, worden over dit onderwerp in het najaar nog enkele regionale bijeenkomsten georganiseerd.

De inspanningen bij het testen van de meest belangrijke applicaties onder leiding van de VNG, zijn de gehele zomer op volle kracht voortgezet. Het beschikbaar stellen van testpersoneel door gemeenten heeft wel de nodige inspanningen gekost, maar heeft niet tot echte vertragingen geleid.

In de maand augustus is een tweede monitor uitgevoerd bij de gemeenten.

De respons op deze monitor bedraagt 99%. Deze respons is zeer hoog gezien het feit dat de monitor in de vakantieperiode is uitgezet en de tijd waarbinnen de monitor moest worden geretourneerd, betrekkelijk kort is geweest.

De uitkomst van de monitor geeft het volgende te zien:

Van de gemeentelijke bestuurders beoordeelt 90% de voortgang van de aanpak van het millenniumprobleem als voldoende. Slechts één kleine gemeente beoordeelt de voortgang als zorgwekkend.

Praktisch alle gemeenten hebben thans de inventarisatie- en de risicoanalysefase doorlopen. Ook de renovatiefase is door ruim 80% van de gemeenten voltooid. Dat is iets minder het geval in de sectoren Openbare Orde en Veiligheid (57%), Afvalstoffen (63%) en Subsidies (69%). Voor de eerste twee geldt dat hierin vaak door de regio of derden voorzien wordt.

De overgrote meerderheid van de gemeenten (circa 70%) zit nog in de testfase voor alle gemeentelijke vitale producten/diensten. Bij het testen zijn veel gemeenten afhankelijk van de testresultaten van de VNG. Deze komen half oktober beschikbaar. De implementatie van de millenniumbestendige hard- en software is mede afhankelijk van deze tests en dient nog in ruim 80% van de gemeenten plaats te vinden. Dat is op zich rijkelijk laat en daarmee blijft een duidelijk risico aanwezig. Anderzijds laten de testresultaten tot dusver zien dat in de geteste applicaties naar aard en omvang slechts een beperkt aantal millenniumproblemen worden aangetroffen, die meer onder de kwalificatie «lastig» dan onder de kwalificatie «fataal» vallen.

Noodplannen zijn voor de Openbare Orde en Veiligheid op regionaal niveau voor 66% van de gemeenten ontwikkeld. Binnengemeentelijke noodplannen voor Openbare Orde en Veiligheid zijn door 55% van de gemeenten ontwikkeld. Dat is nog te laag, zodat, zoals aangegeven, de inspanningen hierop zullen worden geïntensiveerd.

De provincies

De eigen interne systemen en verkeer en vervoer

Verreweg de meeste interne vitale bedrijfssystemen zijn eind september 1999 millenniumbestendig en daarop getest (ca 95%). De resterende systemenbeperkt in aantal – zijn eind oktober gereed en getest. Voor eventualiteiten worden noodplannen opgesteld.

Het grootste deel (> 95%) van de vitale producten en diensten op het gebied verkeer en vervoer(verkeersregelinstallaties, systemen voor gladheidsbestrijding, bruggen, sluizen, radarsystemen, e.d.) is millenniumbestendig. Eind oktober is dit voor 100% het geval. Mochten zich onverhoopt eventualiteiten voordoen dan heeft elke provincie noodplannen en procedures achter de hand om de continuïteit van de systemen e.d. veilig te stellen.

Openbare orde en veiligheid

De activiteiten die de provincies op het terrein van openbare orde en veiligheid ondernemen met betrekking tot de millenniumproblematiek, vinden plaats binnen het referentiekader van de Commissie Alders. De voorbereidingen liggen in alle provincies op schema. De Provinciale Coördinatiecentra zijn gereed voor de jaarwisseling. Afhankelijk van de ervaringen met de geplande oefeningen, zoals die op 8 en 9 september jl., en van de uitkomsten van de rapportage van de Commissie Alders worden definitieve afspraken gemaakt met betrekking tot de operationaliteit van de Provinciale Coördinatiecentra rond de jaarwisseling.

Bestuurlijke verantwoordelijkheid richting derden

De provincies hebben overwogen of er vanuit een algemene bestuurlijke verantwoordelijkheid richting derden activiteiten ondernomen zouden moeten worden. Hierbij moet gedacht worden aan gemandateerde instellingen, vergunningsplichtige bedrijven, gesubsidieerde instellingen, organen die vallen onder provinciaal financieel toezicht e.d. Er van uitgaande dat de verantwoordelijkheid primair bij de desbetreffende instantie ligt, hebben de provincies gekozen voor een meer terughoudende opstelling. Een aantal provincies heeft op de doelgroep afgestemde brieven geschreven. Met name bij milieuvergunningsplichtige bedrijven heeft men informatie ingewonnen over genomen maatregelen. Afhankelijk van de reacties wordt bepaald of aanvullende maatregelen nodig zijn.

De waterschappen

Ten opzichte van de vorige rapportage is bij de waterschappen wederom aanzienlijke vooruitgang geboekt.

Van de 57 waterschappen (van de 66) die over augustus hebben gerapporteerd, wordt in onderstaande tabel aangegeven welk percentage van de waterschappen een bepaalde projectfase heeft afgerond.

Percentage waterschappen gereed met fase in millenniumproject

Projectfasefebruarimeiaugustus
Inventarisatie80%98%100%
Afbakening66%98%100%
Analyse(mee bezig of afgerond)37%79%100%
Noodplannen beschikbaar1,5%74%91%
Realisatie0%20%82%
Project afgerond0%0%5%

De geboekte voortgang geeft vertrouwen in de opvatting van de Unie van Waterschappen dat de continuïteit bij de waterschappen is verzekerd.

Maatschappelijk vitale sectoren

In de rapportage van 21 juni gaf ik u een eerste schets van de maatschappelijk vitale sectoren aan de hand van een aantal aspecten, zoals de partijen die bij die sector betrokken zijn, de verantwoordelijkheden, de organisatie van de aanpak en een eerste stand van zaken.

Voor deze augustusrapportage gold als doelstelling dat de maatschappelijk vitale sectoren met een duidelijk statement naar voren zouden komen en dat ook aan hun klanten, relaties, burgers enz. zouden duidelijk maken.

Ik hecht daar groot belang aan. Het geeft de burger duidelijkheid en kan daardoor onzekerheidsgevoelens wegnemen, het maakt het anderen mogelijk in hun voorbereidingen met de situatie in die maatschappelijke sector rekening te houden, zeker als er van onderlinge afhankelijkheid sprake is, en het kan tenslotte aanleiding zijn een sector of organisaties in die sector aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Uiteindelijk kan dit leiden tot het (doen) treffen van aanvullende maatregelen.

Uit de ontvangen resultaten blijkt dat het opstellen van een statement structurerend werkt: het in kort bestek weergeven van de feitelijke stand van zaken en het uitspreken dat de continuïteit is gewaarborgd, dan wel niet meer gevaar loopt dan in normale tijden, dwingt tot helderheid, ook over zaken die nog niet helemaal goed zijn geregeld. Het brengt ook feilen en risico's aan het licht. Op zich hoeven we daar niet van te schrikken. Diezelfde feilen en risico's treden waarschijnlijk ook aan het licht indien we, los van het millenniumprobleem, aan sectoren eenzelfde vraag zouden stellen. Voor ons handelen maakt dat echter geen verschil: waar risico's worden geanalyseerd, vraagt dat ook om een beslissing hoe daar mee om te gaan en in veel gevallen hoe de mogelijke gevolgen ervan kunnen worden voorkomen dan wel verminderd.

In een beperkt aantal gevallen wordt de helderheid van de statements enigszins bedreigd door de vrees voor juridische consequenties, het ontlenen van rechten door derden aan het statement, of mogelijke politieke gevolgen van het aanduiden van risico's.

Omdat risico's in het functioneren van maatschappelijk vitale sectoren grote gevolgen kunnen hebben voor de samenleving, kan niet worden volstaan met het afleggen van een statement door de sector alleen. Daarom heb ik de betrokken bewindspersonen gevraagd, zich een oordeel over de kwaliteit van het statement en de mogelijke risico's te vormen. De bedoeling daarvan is zeker niet dat de bewindspersoon daarmee de verantwoordelijkheid voor het statement of de situatie in een sector overneemt. Maar door het uitvoeren van een audit, een review of een onderzoek van de inspectie (afhankelijk van de sector), kan een conclusie worden getrokken of er al dan niet reden is om aan de kwaliteit van het statement te twijfelen en of het nodig is, aan te dringen op het treffen van aanvullende maatregelen. In bijlage 2 zijn daarom naast de statements van de betrokken sectoren de reacties van de betrokken bewindspersonen opgenomen, uiteraard alleen zover in die sector een aanvullende audit of review heeft plaatsgevonden.

De sectoren zijn divers naar aard en positie in de Nederlandse samenleving. De aard van de sector is daarbij bepalend voor de verantwoordelijkheid van de desbetreffende bewindspersoon. Het is duidelijk dat de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie voor de Krijgsmacht een andere is dan de verantwoordelijkheid van de minister van LNV voor de voedselvoorziening.

Zes sectoren zijn nagenoeg geheel publieke sectoren. Waar de sector geheel samenvalt met de departementale rapportage, kan die laatste als statement worden gezien. Dat is het geval bij de krijgsmacht, de belastingdienst en de rechtspleging. Waar de sector meerdere spelers kent, zoals bij de openbare orde en veiligheid, het keren en beheren van oppervlaktewater, de sociale zekerheid en de zorg, zijn aanvullende statements aanwezig.

Een viertal sectoren is eerder aangeduid als «nationale infrastructuur». Over deze sectoren wordt uitgebreid gerapporteerd in de rapportages van die ministeries onder wier aandacht deze sectoren vallen. Het betreft hier de energievoorziening (ministerie van EZ), de drinkwatervoorziening (ministerie van VROM) de telecommunicatie (ministerie van V&W) en het betalingsverkeer (ministerie van Financiën). Van elk van deze sectoren is een statement opgenomen, evenals een oordeel van de bewindspersoon, deels op basis van de ingestelde audit/review/inspectierapport (zie bijlage 2). In een enkel geval is het resultaat van de audit c.a. nog niet bekend. In dat geval zal ik deze medio oktober aan u doen toekomen.

Ook in sectoren waarin geen sprake is van nationale audits, is veelvuldig door middel van deelaudits of aanvullende checks de kwaliteit van de opzet en uitvoering van de projecten beoordeeld. Op basis hiervan zijn aanvullende maatregelen getroffen. In de rapportage van de desbetreffende departementen wordt daar melding van gemaakt.

Het geven van een samenvattend eindoordeel is slechts in zeer algemene zin mogelijk.

In alle maatschappelijk vitale sectoren liggen nu statements van de sector die er van uit gaan dat continuïteit van de dienstverlening niet in gevaar komt ten gevolge van het millenniumprobleem, zulks met een mate van zekerheid zoals die ook voor situatie zonder het millenniumprobleem zou gelden. In alle gevallen, zowel in de publieke als in de particuliere sectoren, worden deze statements ondersteund door gehouden audits. In een aantal particuliere sectoren heeft de betrokken bewindspersoon daarnaast nog audits, reviews of inspectierapporten laten opstellen. De uitkomsten daarvan, voor zover thans bekend, geven geen reden om aan de afgegeven statement te twijfelen. Aan verbeteringen zal tot op het laatste moment worden gewerkt.

De statements sluiten niet uit dat er her en der incidenten van kleinere omvang kunnen plaatsvinden, maar geven wel het vertrouwen dat niet voor grootschalige of materiële verstoringen in de continuïteit van de Nederlandse samenleving gevreesd hoeft te worden.

De situatie per sector is in onderstaande tabel summier weergegeven.

SectorDuidelijkheid over continuïteit
EnergieGaswinning; NAM op 1 juli 1999 millenniumgereed. Gastransmissie; Gasunie oplossing voltooid en noodscenario's op 1 september 1999 afgerond. Elektriciteitsproductie; oplossing op 1 juli 1999 gereed. Elektriciteitsdistributie; primaire systemen gereed, enige vertraging bij secundaire systemen.
DrinkwaterWaterleidingbedrijven vitale systemen 30 september 1999 gereed; continuïteit bedrijfsprocessen niet in gevaar.
TelecommunicatiePlatform TeMP verwacht geen problemen met telefoon bij jaarwisseling. KPN heeft alle systemen 1 juni 1999 millenniumbestendig verklaard. V&W: uit audit blijkt adequate aanpak van de sector.
TransportPlatform Transport: continuïteit voldoende zeker gesteld mits nutsvoorzieningen aanwezig. NS op 1 juli 1999 vrijwel millenniumbestendig. Dat geldt ook voor het stads- en streekvervoer. Luchtvaart; RLD beoordeelt bedrijven in de sector (60% millen-niumgereed).
Keren en beheren van oppervlaktewaterAlle RWS objecten zijn gereed. De continuïteit is reeds gewaarborgd door noodscenario's. Ook bij de waterschappen is de continuïteit gewaarborgd.
BetalingsinfrastuctuurConclusie van rapport van DNB aan Min. van Financiën geeft vertrouwen dat betalingsverkeer niet verstoord zal worden.
BelastingdienstAlle systemen gereed. Waar noodzakelijk zijn tevens noodplannen voorhanden; deze worden getest.
Openbare Orde en VeiligheidVertraging bij korpsvitale systemen bij een aantal politieregio's. Landelijke systemen en noodplannen voor de politie zijn afgerond. Voor brandweer zijn bij 70% van de regio's de noodplannen vrijwel gereed. In het najaar zal worden geoefend met noodplannen.
RechtsplegingOndersteunende systemen gereed; ook noodplannen gereed en getest.
KrijgsmachtEssentiële objecten en systemen gereed en/of continuïteitsplannen voorhanden. Continuïteit cruciale taken krijgsmacht gegarandeerd.
Sociale ZekerheidOndersteunende systemen van ministerie en uvi's millenniumbestendig; continuïteit via overgangs- en noodplannen aanvullend gegarandeerd. GSD'en vorderen goed; renovatie bij alle gemeenten en noodplannen (vrijwel) gereed.
GezondheidszorgHet Platform Zorg heeft verklaard dat continuïteit van vitale processen in de gezondheidszorg bij de huidige aanpak is gewaarborgd. Grote inspanning moet nog worden geleverd; IGZ speelt grote rol.
VoedselvoorzieningOnderzoek Platform Voedsel wijst uit dat supermarkten en hun toeleveranciers goed voorbereid zijn. Het MPV heeft in juni 1999 een statement afgegeven. Audits op ketentests worden uitgevoerd in opdracht van LNV.

Crisisbeheersing

De werkzaamheden van de commissie Alders zijn in de afgelopen periode volgens planning voortgezet. Naast het al eerder verschenen referentiekader is een bestuurlijke checklist uitgebracht, terwijl voor de operationele checklist gebruik kon worden gemaakt van modellen die de brandweerregio Haaglanden had opgesteld. Op dit moment wordt een inventarisatie van alle buitengewone bevoegdheden afgerond die in een aparte losbladige uitgave zal worden uitgebracht. Deze uitgave voorziet tevens in de vragen die de Kamer eerder stelde over de wenselijkheid van aparte noodwetgeving op dit gebied. Daarnaast wordt bezien of op basis van de statements van de maatschappelijk vitale sectoren het referentiekader nog een laatste bijstelling behoeft.

Op basis van dat referentiekader zijn in alle regio's crisisbeheersingsplannen opgesteld, waarvan een groot aantal in de nacht van 8 op 9 september jl. is geoefend. Daarbij heeft zich geen enkel millenniumprobleem voorgedaan, maar de resultaten van het gebruik en het functioneren van het Noodnet geven aanleiding tot nader onderzoek en daar waar het fout is gegaan, tot nadere oefening. In alle provincies en regio's wordt deze oefening thans geëvalueerd. Deze evaluatie zal ik u zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor het Algemeen Overleg over deze voortgangsrapportage doen toekomen.

Dit najaar wordt ook een tweede ministeriële crisisoefening gehouden.

In de voorbereidingen komt het accent steeds meer te liggen op de voorbereiding voor de feitelijke millenniumovergang, de zogenaamde rollover periode. Daarbij maak ik een onderscheid tussen de eigenlijke millenniumwisseling in de millenniumnacht of in het millenniumweekend zelf, en een wat langere periode die grofweg de maanden november tot en met februari omvat. Tijdens de feitelijke millenniumwisseling gaat het vooral om het functioneren van zaken als de energie- en drink-watervoorziening, de telecommunicatie en het functioneren van de instellingen voor openbare orde en veiligheid en de zorg. Verstoringen hiervan kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting en persoonlijk gevaar. Verstoringen van administratieve systemen zijn in deze korte periode minder relevant. Daarom ligt in deze periode het accent op de crisisbeheersing en de rampenbestrijding. De ministeries en de organisaties die het betreft, treffen daarvoor zelf hun voorbereidingen, maar daarnaast is het van belang dat het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) van 31 december tot maandag 3 januari a.s. een permanente bezetting zal kennen en dat de informatie- en communicatielijnen met de regionale/provinciale crisiscentra die gelijktijdig bemand zijn, snel en adequaat zijn geregeld. Aan dit crisiscentrum is tevens verbonden een Nationaal Voorlichtingscentrum, bemand door voorlichters uit de meest vitale ministeries die ook in direct contact staan met de eigen departementale crisisteams. De mogelijkheden voor snelle opschaling indien nodig, of afbouw indien er conform verwachting weinig gebeurt, zijn hierbij voorzien. De structuur is er op gericht eventuele problemen snel naar de in lijn meest verantwoordelijken te brengen. Bij grootschalige verstoringen van openbare orde en veiligheid is dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uitgangspunt daarbij is dat problemen niet op hoger niveau worden opgelost dan voor het desbetreffende probleem strikt noodzakelijk is.

Staat bij bovengenoemde periode het meteen kunnen handelen in geval van optreden van crises of rampen centraal, voor de wat langere periode voor en na de jaarwisseling is vooral een goede informatie-voorziening over wat er zich feitelijk voordoet van belang. Ik denk daarbij aan een periode van begin november 1999 tot en met februari 2000, dus tot en met de schrikkeldatum van 29 februari 2000. Voor zover daar nu verwachtingen over bestaan, zal het in deze periode vooral gaan om een reeks van (kleinere) verstoringen, vooral in administratieve systemen, alsmede om verstoringen die met ketenafhankelijkheden te maken hebben.

Natuurlijk blijven ook hier de desbetreffende organisaties zelf of de betrokken ministers verantwoordelijk, maar door de informatie te verzamelen kan ik mij als coördinerend minister een overall beeld vormen en van daaruit beoordelen of de (mogelijke) samenloop van kleinere incidenten toch niet een verder gecoördineerd overheidsoptreden wenselijk maakt. Bovendien is het nuttig dat sectoren van elkaars informatie kennis kunnen nemen.

Van belang in beide situaties is dat zowel inkomende informatie als uitgaande berichtgeving goed geregeld zijn. Daartoe worden thans de nodige maatregelen getroffen. Ik denk daarbij aan het opzetten van een centraal meldsysteem via het Projectbureau Millennium Overheid.

Ketenproblematiek

In de afgelopen maanden is in vele (maatschappelijk vitale) sectoren uitgebreid aandacht geschonken aan de ketenproblematiek. Een groot aantal ketentests is in voorbereiding, in uitvoering of afgerond. Het betreft tests waarbij de communicatie (in het bijzonder datcommunicatie) tussen organisaties in de keten wordt beproefd. In een aantal gevallen is door de beleidsverantwoordelijke ministeries opdracht verstrekt tot het uitvoeren van onafhankelijke audits op deze ketentests. Voorbeelden hiervan zijn het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de voedselvoorziening, het ministerie van Verkeer en Waterstaat over ketens met betrekking tot de fysieke infrastructuur en het Millenniumplatform Transport over verschillende logistieke ketens.

De voor het gegevensverkeer van de overheid representatieve ketentests op het gebied van het betalingsverkeer en het gegevensverkeer in de sociale zekerheid zullen medio oktober worden afgerond.

Uit de resultaten van de reeds gehouden ketentests rond de bevolkingsadministratie en het betalingsverkeer tussen rijksoverheid en gemeenten, komen tot nu toe en voor zover vermeld in de onderliggende rapportages, geen problemen van bijzondere aard naar voren.

Buitenlandse dimensie

Uit recent (20 augustus 1999) uitgebrachte resultaten van een wereldwijd onderzoek van de Gartner Group blijkt dat Nederland onveranderd deel blijft uitmaken van de kopgroep van landen voor wat betreft de millenniumaanpak. Interessant in dit verband is overigens ook de relatie die Gartner legt tussen de voortgang van de millenniumaanpak en de mate van kwetsbaarheid die landen kennen door hun hoge afhankelijkheid van IT gebruik. Dat laatste is ook op Nederland van toepassing. De Gartner Group signaleert overigens dat wereldwijd grote vooruitgang is geboekt en verwacht dat de verstoringen als gevolg van het millenniumprobleem voor de burger grotendeels onopgemerkt zullen blijven.

Minder zwaarwegend, maar aardig voor het moreel van alle betrokken is het gegeven dat het Amerikaanse weekblad Time in zijn uitgave van 18 augustus 1999 Nederland de «Gold star for Y2K preparedness» toekent.

Mede op aandringen van Nederland heeft de Europese Raad van Keulen (3–4 juni 1999) de Europese Commissie gevraagd om op basis van haar rapportage over de stand van zaken in Europa een zogenaamde «Groep op Hoog Niveau» in te stellen. Dit is inmiddels gebeurd en deze groep heeft in de zomerperiode reeds tweemaal vergaderd. Het accent in de werkzaamheden ligt daarbij vooral op het zo gedegen mogelijk opsporen en ontsluiten van informatie, zowel van landen als van maatschappelijk vitale sectoren. Het zwaartepunt ligt daarbij vooral op informatie over belangrijke infrastructurele voorzieningen die cross-border effecten met zich meebrengen. Daartoe worden ook workshops gehouden waaraan landen en organisaties uit de voormalige Oostbloklanden deelnemen. Naast het opsporen van witte vlekken zijn het opstellen van noodplannen en het voeren van adequate publieksvoorlichting belangrijke onderwerpen.

In juni heeft bij de Verenigde Naties in New York een tweede conferentie plaatsgevonden van nationale millenniumcoördinatoren, waaraan is deelgenomen door 173 landen, waaronder Nederland. Ook hier was informatie- en kennisuitwisseling een hoofditem. Uit de conferentie mag de conclusie getrokken worden dat internationaal de aandacht voor het millenniumprobleem zeer sterk is toegenomen. Andere onderzoeken bevestigen dit beeld.

De eigen monitoring van het ministerie van Buitenlandse Zaken via haar buitenlandse posten bevestigt dit beeld ook, maar geeft tevens aan dat de situatie per regio nogal verschilt en dat de gegeven informatie niet overal even consistent en betrouwbaar is. Buitenlandse Zaken verstrekt daarom sinds april 1999 een algemeen reisadvies, waarin reizigers wordt gewezen op de risico's die het reizen rond de komende jaarwisseling met zich mee kan brengen (voor de tekst zie bijlage 4).

Managing Public Confidence

Effecten publiekscampagne millennium

In juni van dit jaar is in het kader van de publiekscampagne over het Millennium landelijk de Nationale Millenniumkrant huis-aan-huis verspreid. Deze verspreiding is massamediaal begeleid met radio- en tv-spotjes.

Uit onderzoek verricht door de Directie toegepaste communicatie van de Rijksvoorlichtingsdienst blijkt dat ruim 53% van alle respondenten de krant geheel of gedeeltelijk heeft gelezen. Omgerekend naar een verspreiding van 7,5 miljoen exemplaren wil dat zeggen dat 4 miljoen inwoners van de krant kennis hebben genomen.

Voorts blijkt dat het zogeheten «spontaan herinnerd bereik» aan het begin van de campagne 47% bedroeg en na de campagne opliep tot 84%, terwijl het zogenoemde «herinnerd bereik» zelfs 90% bedroeg, hetgeen in de massacommunicatie ongewoon hoog is. De campagne is door de burgers als zeer positief en van belang beoordeeld.

Inmiddels wordt vanaf week 15 elke week een groep burgers gevraagd naar hun kennis, meningen en attitudes ten aanzien van het millenniumprobleem. Dit zogenaamde trackingonderzoek is ingesteld om zo snel mogelijk te kunnen reageren indien zich in de publieke opinie veranderingen voordoen in opvattingen of gevoelens ten aanzien van het millenniumprobleem. Daarbij is de aandacht uiteraard speciaal gericht op het ontstaan van angst- en paniekgevoelens. Zowel uit de reacties op de publiekskrant als uit de resultaten van het trackingonderzoek blijkt dat tot dusver van dit soort gevoelens geen sprake is. De gedurende het gehele onderzoek al lage scores op dit punt vertonen zelfs een licht dalende tendens. Ook uit andere onderzoeken, zoals dat van de Staatsloterij (Algemeen Dagblad 3 september 1999), blijkt geen grote mate van ongerustheid bij de Nederlandse bevolking, die, in vergelijking met andere landen, tamelijk rustig de jaarwisseling tegemoet gaat en ook in meerderheid wars lijkt te zijn van al te opgeblazen vieringen.

Toch is het goed op dit punt op alles voorbereid te zijn. Uit de publiciteit en de reacties rondom de zonsverduistering in augustus valt te leren hoe snel in onze samenleving iets wat tot dan toe niet echt leefde, toch tot een hot issue in de media kan omslaan. Daarom worden ook alle persreacties zorgvuldig bijgehouden, evenals publieke uitingen van overheden en andere organisaties. Waar sprake is van verkeerde of onvolledige beeldvorming wordt nader contact gezocht.

Mede op basis van de onderzoeksgegevens van de RVD/DTC heeft de Millennium Information Unit (MIU), waarin de communicatiedeskundigen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Economische Zaken, het projectbureau Millennium Overheid, het Millennium Platform, de Rijksvoorlichtingsdienst, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van de VNG zitting hebben, aanbevelingen gedaan over de vervolgcommunicatie rond het millennium.

Uitgangspunt is dat bij de bevolking geen behoefte blijkt te bestaan aan een tweede grootschalige campagne, zoals die afgelopen zomer is gevoerd. Het blijft wel van belang om het publiek goed te informeren over de aanpak van het millenniumprobleem. Het accent moet daarbij komen te liggen bij de maatschappelijk vitale sectoren die hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf naar buiten komen met de stand van zaken. De overheidscommunicatie zal zich dan ook speciaal richten op het bevorderen van deze sectorale uitingen. Daarnaast zal de overheid de perscontacten met de media intensiveren om zo de eigen overheidsboodschap uit te dragen.

In november en december zal een afrondende publiekscampagne worden gehouden waarin een totaalbeeld van de Nederlandse situatie wordt geschetst middels spotjes op radio en televisie, advertenties en, indien nodig, een folder. Daarin kan tevens de aandacht worden gevestigd op praktische informatie die door de lokale overheid wordt aangereikt in haar communicatieuitingen, zoals de huis-aan-huis bladen.

De stand van zaken bij de ministeries nader beschouwd

Hieronder volgt een beknopte beschrijving van de stand van zaken bij elk van de ministeries. Een meer gedetailleerde beschrijving is te vinden in de rapportages van de ministeries zelf die zijn opgenomen in bijlage 1.

Aan de beschrijving per ministerie zijn in deze rapportage geen tabellen toegevoegd met betrekking tot de aantallen maatschappelijk vitale producten en diensten. Gegeven de bereikte stand bij deze rapportage is de toegevoegde waarde van deze tabellen sterk verminderd.

Het ministerie van Algemene Zaken

De rapportage van Algemene Zaken geeft een onveranderd beeld ten opzichte van de voorgaande rapportages. Van millenniumbestendigheid is al vanaf december 1998 sprake.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Alle maatschappelijk vitale objecten waarvoor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk is, zijn millenniumbestendig en de bijbehorende noodplannen zijn gereed.

De aanpak van het millenniumprobleem bij het kerndepartement zal volgens planning worden afgerond. BZK is op basis van de verschillende verantwoordelijkheden op een breed front werkzaam. Het oplossen van het millenniumprobleem is daarbij primair de verantwoordelijkheid van de individuele organisaties (gemeenten, politie- en brandweerregio's). Waar nodig worden de desbetreffende organisaties op hun specifieke verantwoordelijkheden aangesproken. In dit kader wordt een achttal audits uitgevoerd bij politiekorpsen en een vijftal audits bij brandweerregio's waar achterstanden op de planning van de activiteiten zijn geconstateerd. De eerste resultaten van deze onderzoeken laten zien dat de geconstateerde achterstanden snel ingelopen kunnen en zullen worden. Op basis van de resultaten van de inmiddels afgeronde audits heeft de minister van BZK de desbetreffende korpsleiding uitgenodigd voor een mondelinge reactie en om met hen de te nemen acties te bespreken. Hierbij worden ook de resultaten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer betrokken.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken

Buitenlandse Zaken verkeert in de laatste fase van de voorbereiding op de millenniumovergang. Zowel de systemen die de maatschappelijk vitale functies als die welke de bedrijfsvitale functies ondersteunen, zijn millenniumbestendig. Voor beide categorieën zijn continuïteitsplannen opgesteld. BZ besteedt door middel van een serie controles veel aandacht aan het waarborgen van de bereikte millenniumbestendigheid.

De organisaties uit het maatschappelijk middenveld, waaronder één ZBO, zijn niet gerelateerd aan voor BZ maatschappelijk vitale functies. De belangrijkste organisaties zijn overigens wel millenniumbestendig of zullen dat binnenkort zijn.

Het ministerie van Defensie

In de vorige rapportage, peildatum 1 mei 1999, kon voor vijf vitale producten/diensten nog geen garantie worden gegeven voor continuïteit. In de voorliggende rapportage is naar de stand per 1 augustus 1999 deze continuïteit wel gegarandeerd. Dit betekent dat Defensie thans alle vitale processen/diensten op de reguliere manier en/of op basis van alternatieven en (tijdelijke) noodprocedures kan uitvoeren/ leveren. In een aantal gevallen zijn nog niet alle essentiële middelen millenniumbestendig. Hiervoor is de verwachting dat aan het einde van het derde kwartaal dit wel het geval zal zijn. De stand van zaken ten aanzien van de Millennium Contingency Plannen is dat per augustus 1999 voor alle cruciale maatschappelijke diensten en crisisbeheersingsoperaties Millennium Contingency Plannen zijn opgesteld en dat aan het einde van het derde kwartaal deze alle zijn getest en gevalideerd.

Nu bij Defensie continuïteit wordt gegarandeerd, zijn maatregelen voorbereid om ongewenste situaties van terugval te voorkomen.

Het ministerie van Economische Zaken

De maatschappelijk vitale en de bedrijfsvitale processen van EZ zijn òf reeds millenniumbestendig òf zullen dat in het derde kwartaal van 1999 zijn. Ook de onderscheiden noodplannen zullen, voorzover nog niet gereed, in het begin van het vierde kwartaal worden afgerond. Voor de borging van de millenniumbestendigheid zijn procedures en richtlijnen opgesteld.

De «energiesector» omvat naar aard en grootte uiteenlopende bedrijven. De meeste bedrijven waren reeds vóór of op 1 juli millenniumbestendig. In het begin van het vierde kwartaal zullen naar verwachting alle – dus ook de distributiebedrijven – gereed zijn. Noodplannen zijn opgesteld of – voor wat betreft de distributiebedrijven – nog in voorbereiding.

Gegevens over de millenniumbestendigheid van de bedrijven die zelf elektriciteit opwekken en tevens aan het openbare net leveren ontbreken nog. Deze informatie zal naar verwachting in september beschikbaar zijn.

Het eindrapport van de in de energiesector gehouden review is als bijlage 6 bij deze rapportage gevoegd.

Het ministerie van Financiën

De aanpak en de oplossing van het millenniumvraagstuk bij het ministerie van Financiën (het kernministerie, de Belastingdienst en de ZBO's) verlopen volgens planning. De continuïteit van de maatschappelijk vitale processen is gewaarborgd.

Het ministerie van Justitie

De continuïteit van de vitale processen is binnen het ministerie van Justitie gewaarborgd. Alle 12 maatschappelijk vitale objecten waren op de peildatum 1 augustus 1999 gereed en ingevoerd. Hoewel een groot gedeelte van de noodplannen voor de meest kritische bedrijfsprocessen inmiddels gereed en goedgekeurd is, zullen op 1 december 1999 alle noodplannen volledig operationeel zijn.

De continuïteit van de niet als vitaal aangemerkte processen is per 1 november 1999 gewaarborgd.

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De maatschappelijk vitale objecten van LNV zijn millenniumbestendig en op één na ingevoerd. Voor deze objecten zijn noodplannen en overgangsmaatregelen opgesteld. De aanpak op de beleidsterreinen vertoont een goede voortgang. LNV is ten aanzien van de primaire sector «voorzichtig optimistisch». Hier is duidelijk een inhaalslag gerealiseerd; bij het georganiseerde bedrijfsleven blijkt een nauwere betrokkenheid bij het millenniumprobleem.

De organisaties die belast zijn met de bestrijding, wering en vrijwaring van besmettelijke dierziekten, zijn bezig met de afronding van hun millenniumprojecten. De al eerder gerealiseerde, afzonderlijke noodplannen worden nu op elkaar afgestemd; ook worden afspraken gemaakt voor wederzijdse ondersteuning.

Het bedrijfsleven, samenwerkend in het Millennium Platform Voeding, stelt dat de consument zich geen zorgen hoeft te maken over de beschikbaarheid van voedingsmiddelen. LNV heeft opdracht gegeven voor enkele audits op een aantal ketentests in de voedingssector.

LNV besteedt zeer veel aandacht aan de voorbereidingen op een mogelijke crisis als gevolg van millenniumproblemen en aan continuïteitsmaatregelen. Noodplannen en overgangsmaatregelen worden getoetst geïmplementeerd en in een spelsimulatie geoefend.

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

De situatie bij OC&W is ongewijzigd positief in vergelijking met de voorgaande rapportage. Alle vitale processen zijn gereed en dit geldt eveneens voor de ZBO's.

Het zogenoemde C-domein is intensief gevolgd en het beeld dat de rapportage daarover biedt, is geruststellend.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Zoals in juni 1999 gerapporteerd is de continuïteit van de bedrijfsvoering voor de vitale bedrijfsprocessen op het departement als voor de vitale processen bij de als vitaal aangemerkte ZBO's / PBO's en maatschappelijke organisaties per 1 juli 1999 veilig gesteld. De werkzaamheden richten zich met name op het borgen van de bereikte resultaten en het volledig uitwerken en implementeren van nood- en overgangsplannen.

De activiteiten gericht op het doen oplossen van het millenniumprobleem met betrekking tot de door de gemeenten in medebewind uitgevoerde sociale voorzieningen en bij de SW-bedrijven blijven extra aandacht vergen. De werkzaamheden, bestaande uit gerichte, individuele benadering van achterblijvers en het bieden van een reeks centrale (nood-) voorzieningen, worden voortgezet.

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat

De aanpak van de maatschappelijk vitale systemen loopt overeenkomstig de planning zoals aangegeven in de voorgaande rapportage. Dat betekent dat één systeem conform eerdere planning in het laatste kwartaal gereed zal zijn.

Ook de situatie bij de maatschappelijk vitale ZBO's wijkt niet af van het beeld dat bij de voorgaande rapportage is gegeven; gereed per 31 augustus.

Verkeer en Waterstaat rapporteert tevens over de situatie bij de waterschappen. Onder mede-overheden wordt daarop elders in deze brief ingegaan.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De rapportage van VWS geeft een positief beeld. Bij het ministerie zelf zijn alle maatschappelijk vitale systemen gereed (de bedrijfsvitale en niet vitale systemen en objecten vrijwel). De maatschappelijk vitale ZBO's zijn eveneens millenniumgereed. Het zorgveld vereist nog de nodige aandacht; uit de rapportage van het MPZ blijkt dat de sector meer tijd nodig heeft dan waarmee in de normplanning rekening was gehouden. Het MPZ verwacht dat de zorgsector als geheel tijdig millenniumgereed zal zijn. Waar nodig wordt ondersteuning geboden met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van instellingen en beroepsbeoefenaars. Rapportage van de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt verwacht aan het einde van september en zal door de minister van VWS rechtstreeks aan de Kamer worden aangeboden. Naar het zich laat aanzien ondersteunt deze rapportage de verwachting dat de continuïteit van de gezondheidszorg niet in gevaar komt.

Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Vastgesteld kan worden dat de continuïteit van de vitale processen, zowel bij het ministerie VROM als bij de ZBO's en het maatschappelijk middenveld, in geval van mogelijke millenniumproblemen adequaat is gewaarborgd. Tevens zijn voor alle systemen – voor zover van toepassing – noodplannen beschikbaar.

In de continuïteit van die systemen die op de peildatum nog niet geheel millenniumgereed zijn, is eveneens voorzien.

Tot slot

In de afgelopen twee jaar is op de ministeries en daarbuiten een zeer grote hoeveelheid werk verzet, vele malen groter dan ons allen bij de aanvang van dit project voor ogen stond. De Tweede Kamer heeft daarbij tot op heden een zeer intensieve controlerende rol gespeeld. Nu de eindstreep in zicht komt, geeft dat ook aanleiding om naar dat proces en die afgelopen twee jaar te kijken.

De bereikte situatie betekent geenszins dat we op dit moment de teugels al kunnen laten vieren; zo zijn nog niet alle noodplannen afgerond. Daarnaast heb ik in meerdere van de voorgaande rapportages al aangegeven dat het millenniumprobleem een buitengewoon weerbarstige probleem is dat vanwege zijn aard nooit tot die 100% zekerheid kan leiden die we eigenlijk zouden willen hebben. Vandaar ook de voorbereidingen op nog mogelijke verstoringen, ook al geven steeds meer onderzoeken aan dat na alle inspanning de kans daarop klein is geworden.

Overigens is, ook buiten het millennium om, onze samenleving niet vrij van storingen. De grote mate van automatisering die onze samenleving heeft doorgemaakt, heeft enerzijds het optreden van dat soort storingen verminderd, maar anderzijds is onze afhankelijkheid van de automatisering alleen maar vergroot. «Heel het raderwerk staat stil, indien die machtige arm even niet wil», zou ik parafraserend op een oude leuze uit onze sociale geschiedenis willen zeggen.

De eerste conclusie die ik daaruit trek, is dat we de komende periode tot en met de millenniumwisseling zelf niet zelfvergenoegd achterover mogen leunen. Onze inspanningen kunnen wel veranderen van aard, maar mogen niet verminderen. De ministeries zullen daar ieder op hun eigen wijze zorg voor dragen. Dit geldt bijvoorbeeld voor aanpassingen die noodzakelijk zijn gebleken bij de millenniumoefening op 9 september jl.

Maar nu de werkzaamheden hun afronding naderen is het ook zinvol te kijken wat dit project en deze millenniumaanpak ons heeft geleerd. Natuurlijk: de proef op de som vindt pas plaats bij de millenniumwisseling zelf. Alle complimenten over de aanpak zijn op slag waardeloos, als straks toch nog zou blijken dat er ernstige problemen ontstaan. De echte prijzen in deze wedloop worden, zoals zo vaak, pas aan de eindstreep verdeeld. Maar de geluiden dat het millenniumproject ons ook veel goeds gebracht heeft, nemen toe. Er is duidelijker zicht gekomen op de rol die de IT in onze belangrijkste bedrijfsprocessen speelt, het management heeft weer meer zicht en greep gekregen op IT processen die toch de neiging hadden zich binnen een organisatie autonoom te ontwikkelen. Ketenafhankelijkheden zijn in beeld gebracht, relaties tussen leveranciers en afnemers helder gestructureerd. Noodplannen zijn geoefend, bijgesteld of (misschien nog wel vaker) voor het eerst opgesteld. Samenhangen met derden, bijvoorbeeld in de crisisbestrijding, zijn nog nooit zo helder in beeld gebracht. Binnen de organisaties is de automatisering vaak gemoderniseerd en zijn soft- en hardware in deugdelijke beheerssystemen ondergebracht.

Deze winstpunten mogen dan ook niet verloren gaan. Daarom heb ik Het Expertise Centrum opdracht gegeven nu al, nu de ervaringen nog vers zijn, onderzoek te doen naar dit soort winstpunten, teneinde de winst te kunnen verzilveren. Als er bij de millenniumwisseling geen grote problemen ontstaan, en dat hopen en verwachten we toch allemaal, dan moeten we onze winst dubbel kunnen tellen: het uitblijven van problemen en een betere uitgangspositie voor de komende eeuw. Het is mijn voornemen om uiterlijk in de maand april 2000 u niet alleen een feitelijke evaluatie van dit project te kunnen aanbieden, maar u tevens te kunnen voorhouden welke lessen naar mijn mening hieruit blijvend kunnen worden getrokken.

Ik zie de 21e eeuw vooral als een uitdaging die moet worden opgepakt, vooral door de jeugd. Voor die groep heb ik dan ook een essay- en gedichtenwedstrijd uitgeschreven om die uitdaging – in de meest letterlijke zin – onder woorden te brengen.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven