nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2001
In aanvulling op mijn eerdere brieven van respectievelijk 8 november
2000 en 21 november 2000 over toetreding van Azerbaijan en Armenië tot
de Raad van Europa, (Kamerstuk 25 668 nr. 14 en 15) wil ik u hierbij
nader informeren over de besluitvorming in het Comité van Ministers
van 17 januari jl.
Voorgeschiedenis
Tijdens de zitting van het Comité van Ministers van 9 november
2000 werd besloten Armenië en Azerbaijan uit te nodigen om lid te worden
van de Raad van Europa. De datum van daadwerkelijke en gelijktijdige toetreding
van beide landen zou door het Comité van Ministers op 17 januari
2001 worden besproken op basis van de eerste resultaten van de monitoring,
waartoe in eerder genoemde vergadering op Nederlandse instigatie was besloten.
De door Nederland op 9 november 2000 bedongen monitoringsactiviteiten
hadden als doel te onderzoeken in welke mate beide landen konden voldoen aan
de normen van de Raad van Europa. De monitoring zou zich gaan concentreren
op de implementatie van Raad van Europa-standaarden in beide landen en op
pogingen om de ernstige fouten bij de organisatie van de verkiezingen van
5 november 2000 in Azerbaijan, alsnog te corrigeren.
Consensus over tijdstip daadwerkelijke toetreding
Op 10 januari jl. verscheen het monitoringsrapport van de Letse voorzitter
van het Comité van Ministers Berzins over zijn gesprekken met de autoriteiten
van en oppositie in Armenië en Azerbaijan over de implementatie van Raad
van Europa-standaarden in beide landen. Het rapport stelde dat de regeringen
ter plaatse de sterke politieke wil hebben om toe te treden tot de Raad van
Europa en om aan de daarbij behorende verplichtingen te voldoen. Daarnaast
constateerde het rapport dat de oppositie in beide landen positief
jegens toetreding tot de Raad staat. Het bezoek heeft de Letse minister in
zijn overtuiging gesterkt dat de gelijktijdige toetreding van beide landen
zou bijdragen aan de regionale stabiliteit.
Op 15 januari 2001 verscheen het monitoringsrapport van de groep Ago (de
Italiaanse ambassadeur bij de Raad van Europa) over de verkiezingen in Azerbaijan.
Duidelijk werd dat de Azeri autoriteiten naar aanleiding van de desastreus
verlopen verkiezingen van 5 november 2000 acties hadden ondernomen ter
voorkoming van nieuwe onregelmatigheden bij de gedeeltelijke herhaling van
deze verkiezingen op 7 januari 2001. Volgens de internationale verkiezingswaarnemersmissie
(waaraan ook door Nederlanders werd deelgenomen) verliepen de laatste verkiezingen
wel beter dan die van 5 november 2000, maar kwamen ze nog steeds niet
geheel tegemoet aan de internationale standaarden terzake.
De Nederlandse vertegenwoordiger in Straatsburg, ambassadeur Wagenmakers,
nam deel aan beide missies (uitsluitend Azerbaijan). Tevens bezocht hij op
eigen initiatief enkele politieke gevangenen. Mede daardoor is de problematiek
van politieke gevangenen duidelijk op de toetredingsagenda geplaatst.
Na bespreking van beide monitoringsrapporten door de lidstaten van de
Raad, begin januari in Straatsburg, werd duidelijk dat zich een consensus
aftekende om op basis van de rapporten op 17 januari 2001 een besluit
te nemen over de datum van feitelijke toetreding van beide landen.
Nederlandse voorwaarden aan toetreding
Ondanks de zeer positieve appreciatie van de overgrote meerderheid in
het Comité van Ministers bij bespreking van de monitoringsrapporten
bleef Nederland echter duidelijke voorwaarden stellen bij daadwerkelijke implementatie
van het toetredingsbesluit, omdat beide landen nog een lange weg moeten doorlopen
voordat zij volledig kunnen voldoen aan alle normen en standaarden van de
Raad van Europa op het gebied van democratie, rechtsstaat en naleving van
mensenrechten.
Zo was de voortzetting van de monitoring «on a regular basis»
van de democratische ontwikkelingen in beide landen door de Raad van Europa
een harde Nederlandse voorwaarde voor de toelating van beide landen.
Daarnaast kaartte Nederland de kwestie van politieke gevangen in Azerbaijan
aan. De Azeri's zouden duidelijk een gebaar moeten maken op dit gebied.
Toetreding Armenië en Azerbaijan op 25 januari 2001
Op 17 januari jl. besloot het Comité van Ministers Armenië
en Azerbaijan per 25 januari 2001 toe te laten tot de Raad van Europa,
waarbij de volgende afspraken werden gemaakt:
• De groep Ago zal (op aandringen van Nederland) haar werk voortzetten
en geïncorporeerd worden in de Rapporteursgroep voor Democratische Stabiliteit,
GR-EDS. Dit betekent dat na toetreding niet alleen sprake zal zijn van monitoring
door de Parlementaire Assemblee, zoals gebruikelijk is, maar ook door de GR-EDS.
• Op initiatief van de secretaris-generaal Schwimmer zal de Raad
van Europa bezien of een onafhankelijke deskundige studie zou kunnen gaan
verrichten naar de situatie van de politieke gevangen in zowel Azerbaijan
als Armenië.
Van Azeri zijde werd in Straatsburg vernomen dat president Aliyev spoedig
na toetreding tot de Raad van Europa aan het parlement in Bakoe een amnestie
voor ongeveer 9 000 personen zal voorleggen.
Conclusie
De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa gaf afgelopen zomer
een positief advies aan het Comité van Ministers met betrekking tot
de toelating van Armenië en Azerbaijan. Door de kritische en consistente
Nederlandse opstelling is naar het oordeel van de Regering met de uitkomst
van het Comité van Ministers van 17 januari 2001 op optimale wijze
opvolging gegeven aan het positieve advies van de Parlementaire Assemblee.
De Nederlandse Regering zal er op toezien dat de afspraken die ten aanzien
van de toetreding van Armenië en Azerbaijan in het Comité van
Ministers werden gemaakt, worden nageleefd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen