nr. 24a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 12 augustus
1997 en het nader rapport d.d. 11 september 1997, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 27 juni 1997, no. 97.003051, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en de Macedonische regering inzake internationaal vervoer over de weg; Skopje,
15 april 1997, met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 juni 1997,
nr. 97.003051, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 12 augustus 1997, nr. W09.97.0364, bied ik U hierbij aan.
De Raad van State merkt op dat in het verdrag twee bepalingen ontbreken
die zijn opgenomen in het vergelijkbare, op 19 april 1995 te Boekarest tot
stand gekomen Verdrag inzake internationaal vervoer over de weg (Trb.1995,
139) tussen Nederland en Roemenië.
De eerste betreft artikel 5, vierde lid, van dat verdrag inzake de naleving
van de nationale wetgeving waarin een voorziening wordt geboden voor de gevallen
waarvoor de bepalingen van het verdrag of van andere overeenkomsten waarbij
een verdragsluitende partij partij is geen oplossing bieden. De tweede betreft
artikel 10 van dat verdrag inzake de oplossing van geschillen.
Aangezien het om soortgelijke volgens modelbepalingen opgestelde verdragen
gaat, vraagt de Raad zich af om welke reden de evenbedoelde bepalingen niet
zijn opgenomen in het onderhavige verdrag. Het college beveelt aan in de toelichtende
nota uiteen te zetten waarom de opneming van dergelijke bepalingen achterwege
is gelaten.
Aan de aanbeveling van de Raad is geen gevolg gegeven. Het is namelijk
niet nodig om in de toelichtende nota in te gaan op het ontbreken in de verdragstekst
van bepalingen inzake de naleving van de nationale wetgeving en de oplossing
van geschillen, aangezien die bepalingen vanwege hun vanzelfsprekendheid niet
standaard in wegvervoerverdragen worden opgenomen. Deze bepalingen komen wel
voor in het wegvervoerverdrag met Roemenië, maar dat is het resultaat
van de uitdrukkelijke wens van de Roemeense autoriteiten.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat,
verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo