25 635
Invoering WEB

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 6 november 1998

Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Onderwijs op 1 oktober jl. heb ik u in het kader van de beleidsreacties op de onderzoeksrapporten naar de apparatuursituatie in de BVE-sector en de kostenimplicaties van de invoering van de WEB aangegeven hoe ik op hoofdlijnen de beschikbare middelen uit het Regeerakkoord voor deze dossiers wil verdelen. Daarbij heb ik toegezegd de verdeling ook op schrift te stellen. Met deze brief kom ik aan deze toezegging tegemoet. Op verzoek van de Tweede Kamer is ook de positie van het LNV-onderwijs in het beeld betrokken. U ontvangt deze brief dan ook mede namens mijn collega van LNV.

In het Regeerakkoord zijn de volgende additionele middelen beschikbaar gesteld:

 19992000200120022003
apparatuur*4000600
vernieuwing en bestrijden VSV*32100100100100

* Hiervan heeft 96% betrekking op het OCenW-deel en 4% op het LNV-deel van het secundair beroepsonderwijs.

Voor de verbetering van de apparatuursituatie in het secundair beroepsonderwijs is in het Regeerakkoord incidenteel voor 1999 en voor 2002, 100 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Hiervan heeft 96 miljoen gulden betrekking op het OCenW-deel en 4 miljoen gulden betrekking op het LNV-onderwijs.

Aanvullend op deze incidentele impuls heb ik mij bereid getoond om met ingang van 1999 structureel 25 miljoen gulden vrij te maken voor de verbetering en het onderhoud van de apparatuurvoorziening. Hiervan wordt 20 miljoen gulden gevonden binnen de BVE-begroting door een herschikking van de stuurbare middelen die worden toegevoegd aan de lump sum vergoeding en 5 miljoen gulden komt uit de structureel beschikbare Regeerakkoord middelen voor nieuwe taken WEB en bestrijding van het voortijdig schoolverlaten.

Mijn collega van LNV heeft voor het agrarische secundair beroepsonderwijs een vergelijkbare voorziening getroffen voor de structurele component van de apparatuursituatie, te weten: 1 miljoen gulden. Daarbij is een vergelijkbaar dekkingsregime gevonden als bij OCenW.

Samen met de incidentele impuls voor apparatuur en de middelen die via belendende beleidstrajecten (ICT), ook ten goede komen aan de apparatuurvoorziening van het secundair beroepsonderwijs biedt deze structurele aanvulling naar mijn mening, en die van mijn collega van LNV, de mogelijkheid de problematiek van de apparatuursituatie in het secundair beroepsonderwijs op te lossen.

Voorts heb ik mij in het hiervoor bedoelde Algemeen Overleg van 1 oktober jl. bereid getoond om de onderwijsinstellingen tegemoet te komen op het punt van de structurele kostenverhoging van de implementatie van de WEB. Ik heb daarbij een bedrag van 60 miljoen gulden genoemd. Het vorige kabinet had, vooruitlopend op het onderzoek, voor dit doel reeds 30 miljoen gulden structureel vanaf 1998 beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn inmiddels aan de lump sum van de instellingen toegevoegd. Ik heb aangegeven op grond van de onderzoeksresultaten daarbovenop vanaf 1999 nog eens 30 miljoen gulden beschikbaar te willen stellen. In totaal komt dan 60 miljoen gulden structureel beschikbaar voor de implementatie van de WEB. De dekking van die additionele 30 miljoen gulden zal plaats vinden uit de structurele middelen uit het regeerakkoord voor de implementatie voor nieuwe taken WEB en bestrijding van voortijdig schoolverlaten.

Wat betreft het bestrijden van het voortijdig schoolverlaten heb ik aangegeven rond de jaarwisseling met een plan van aanpak te komen. Er resteert dan nog 61 miljoen gulden.

Daar zal ik dan nader in gaan op de voor dat doel beschikbare middelen.

Voor wat betreft het agrarische secundaire beroepsonderwijs is het beeld als volgt. Er is voor de dekking van de structurele kostenverhoging als gevolg van de implementatie van de WEB en voortijdig schoolverlaten in 1999 1,1 miljoen gulden en in de jaren daarna 3,8 miljoen gulden beschikbaar. De preciese verdeling zal worden gebaseerd op de uitwerking van het plan voor het bestrijden van het voortijdig schoolverlaten. De overige 0,2 miljoen gulden dient als dekking van de structurele impuls voor verbetering van de apparatuurvoorziening.

Mede namens mijn collega van LNV, hoop ik u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven