25 627
Machtiging tot medewerking aan de oprichting van een Waarborgfonds voor de zorgsector

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 1998

Tijdens de behandeling van de Machtigingswet Waarborgfonds Zorgsector, d.d. 5 november jongstleden heb ik op vragen van met name de heer Weekers (VVD) toegezegd nadere informatie te verschaffen over het rentevoordeel dat instellingen moeten kunnen behalen, ook in de overgangsperiode waarin nog geen systeem van volledige normering van rentekosten beschikbaar is.

Naar aanleiding hiervan bericht ik u als volgt.

Onderdeel van de waarborgfondsconstructie is dat de huidige systematiek die geldt voor de wijze waarop rentekosten in de instellingsbudgetten worden verdisconteerd, wordt aangepast. Voor de kosten van korte rente is al wel normering van toepassing; voor de kosten van lange rente is evenwel nog sprake van nacalculatie zij het dat de instellingen zich hierbij moeten houden aan een bepaald protocol. Dit betekent dat de normering nog niet volledig is.

Wanneer de normering volledig is wordt het voor de zorginstelling financieel lonend om de laagst mogelijke rentekosten te realiseren. Door middel van borging bij het waarborgfonds kan een rentevoordeel worden bereikt.

Oogmerk is derhalve het volledig normeren van de rentekosten. In technische zin is dit een lastige aangelegenheid.

In 1997 is door NVZ/GGZN een eerste voorstel voor lange termijnnormering ingediend bij het Cotg. Mede op advies van KPMG werd evenwel besloten dit voorstel niet te volgen. Jongstleden augustus hebben NVZ/GGZN een (nieuw) aantal modellen voor de lange termijnnormering aan het Cotg voorgelegd. Deze modellen worden momenteel in technisch overleg in WTG-verband besproken.

Gezien het complexe karakter valt evenwel niet te verwachten dat snel een werkbaar systeem van lange termijnnormering c.q. volledige normering beschikbaar zal zijn.

Het voorgaande noopt tot een overgangsregeling die zeker stelt dat toch rentevoordeel behaald kan worden gedurende de periode dat nog geen systeem van lange termijnnormering c.q. volledige normering beschikbaar is.

In de overgangsregeling die door NVZ/GGZN ook aan het Cotg is voorgelegd wordt aangesloten bij de bestaande protocollering voor de kosten van lange rente, in die zin dat naast de bestaande bepalingen opgenomen wordt dat offertes aangevraagd dienen te worden voor geborgde leningen. Het afsluiten van geborgde leningen moet daarbij leiden tot vergoeding (in het budget) van rentekosten op basis van de offerte met de laagste rente vermeerderd met een opslag, waarbij gedacht wordt aan een marge van 0,6%. Deze marge vormt dan het rentevoor- deel voor de instellingen (zie ook bijgevoegd afschrift van een brief van de NZf aan het Cotg).1

In een dergelijke overgangsregeling kan ik mij zeer wel vinden, ervan uitgaande dat er vóór medio 1999 een werkbaar systeem van volledige normering van rentekosten op tafel ligt.

Onderkend kan worden dat (ook) de overgangsregeling aanpassing van de WTG-beleidsregels vergt. Dit is primair een zaak van het Cotg. Voorshands ga ik uit van de loyale medewerking van het Cotg waardoor, zoals ik al op 5 november bij de plenaire behandeling heb aangegeven, het geven van een aanwijzing ex WTG achterwege kan blijven.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven