25 624 (R 1599)
Aanpassing van de Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de regeling van de schadeloosstelling van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen, de Staten van Aruba

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van rijkswet tot aanpassing van de Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de regeling van de schadeloosstelling van en andere fianciële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

18 september 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de regeling van de schadeloosstelling van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, te wijzigen in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de regeling van de schadeloosstelling van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De Wet van 11 september 1964, Stb. 387, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, en de Wet privatisering ABP zijn niet van toepassing op het Nederlands-Antilliaanse, onderscheidenlijk Arubaanse lid.

ARTIKEL II

Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Naar boven