nr. 78
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 maart 1998
Ter voorbereiding van de behandeling van de Elektriciteitswet op 24 maart
a.s. hierbij mijn nadere standpunt over een tweetal onderwerpen:
Levering beschermde afnemers door gasdistributiebedrijven
via WKK-installaties
Naar aanleiding van amendement nr. 63 van de heer Lansink heb ik in de
plenaire behandeling de noodzaak benadrukt van een evenwichtige regeling van
de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers. Het wetsvoorstel bevat
een zorgvuldig stelsel van rechten en verplichtingen voor houders van een
vergunning voor levering aan beschermde afnemers. Dat stelsel houdt kort gezegd
in dat vergunninghouders enerzijds een leveringsplicht hebben en de verplichting
daarvoor voldoende voorzieningen te treffen, en anderzijds een aanspraak op
een exclusieve leveringsrelatie. In dat stelsel is wat betreft elektriciteit
die is opgewekt door middel van een WKK-installatie (tot 2 MW) aan vergunninghouders
de verplichting opgelegd die elektriciteit af te nemen van beschermde afnemers
tegen een gegarandeerd tarief.
Het amendement van de heer Lansink beoogt het aan beschermde afnemers
leveren van via WKK opgewekte elektriciteit mogelijk te maken voor gasdistributiebedrijven.
De wijze waarop het amendement dat doet is naar mijn oordeel onvoldoende begrensd,
gelet op de bovenomschreven noodzaak van een evenwichtig systeem van rechten
en verplichtingen met betrekking tot de levering van elektriciteit aan beschermende
afnemers. Omdat ik de strekking van het amendement evenwel ondersteun, zal
ik in het kader van zowel de Energiebesparingsnota als de uitvoering daarvan,
er maximaal naar streven dat kleinschalige WKK zich verder kan ontwikkelen,
en zo nodig overleg voeren met betrokken partijen om samenwerking op dit punt
te bevorderen.
Gedoogplicht en precario
Tijdens de plenaire behandeling van de Elektriciteitswet heb ik een reactie
gegeven op het amendement 59 van kamerlid Lansink inzake gedoogplicht en precario.
Zijn voorstel is om de gedoogplicht en precario voor elektriciteitsleidingen
te regelen analoog aan kabel en telefoonlijnen in de Telecomwet. De essentie
van dit voorstel is dat precario verdwijnt en dat het verleggen van kabels
en leidingen geschiedt op kosten van de energiebedrijven.
Ik heb aangegeven dat ik het eens ben met de inhoudelijke lijn die is
verwoord in dit amendement, maar dat ik om twee redenen de timing ongelukkig
vind. In de eerste plaats vindt eerst op 26 maart de behandeling van de Telecomwet
plaats en ik heb begrepen dat daar nog enige discussie te verwachten is rondom
het al dan niet beëindigen van de mogelijkheid tot het heffen van precario.
Daarnaast heb ik aangegeven dat er aanzienlijke financiële consequenties
zijn verbonden aan het doorvoeren van de voorgestelde maatregelen in amendement
nummer 59. Om een juist en volledig beeld te krijgen van de omvang hiervan
is nader onderzoek gewenst.
Teneinde toch inhoud te kunnen geven aan de voorstellen, zeg ik u toe
spoedig in overleg te treden met betrokken partijen om de financiële
gevolgen in kaart te brengen en te trachten overeenstemming te bereiken over
de wijze waarop hiermee moet worden omgegaan. De ambitie is om uiteindelijk
bij de gaswet dit punt te kunnen regelen.
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers