25 616
Beleidsvoornemens politie 1998

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 maart 1998

In verband met het Algemeen Overleg van 6 april a.s. informeer ik u over het volgende. In het regeerakkoord is afgesproken dat de sterkte van de politie zou toenemen met enkele duizenden. Zoals ik in mijn brief van 29 september 1997 (25 600, nr. 39), heb medegedeeld, was de doelstelling van het Kabinet om, mede door de toevoeging van een extra budget ad. f 100 mln. in (april) 1997, een totale groei van ca. 3700 fte's te realiseren. Thans kan ik melden dat dit aantal zal worden bereikt. Voorts is de kwaliteit van de informatie over de sterkte van de politie sterk verbeterd.

Met mijn brief van 29 september 1997 informeerde ik u ook over de uitbreiding van het budget in deze kabinetsperiode.

Deze budget-uitbreiding – uitgedrukt in BVE's – is als volgt over de jaren verdeeld:

19951 521 bve'sf 141 mln.
19961 563 bve's– 154 mln.
1997  116 bve's– 13 mln.
19981 305 bve's– 134 mln.
1999  200 bve's– 21 mln.
2000  200 bve's– 22 mln.
Totaal afgerond4 900 bve'sf 490 mln.

Ik heb uw Kamer in de afgelopen periode regelmatig geïnformeerd over de ontwikkeling van de sterkte bij de Nederlandse politie en over de activiteiten die ik heb ondernomen om te komen tot een eenduidig systeem van registratie van de politie-sterkte. Begin 1997 is het project POLBIS van start gegaan dat o.a. als doel heeft om een zodanig systeem van registratie van de politie-sterkte te ontwikkelen dat een helder beeld wordt verkregen van zowel de sterkte-ontwikkeling als, in de nabije toekomst, van de verdeling van die sterkte over de verschillende categorieën politiepersoneel.

In het vervolg van deze brief doe ik u informatie toekomen over:

1) de sterkte-ontwikkeling bij de politie;

2) de stand van zaken met betrekking tot (het onderzoek naar) de financiële positie van de politieregio's;

3) de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar regio specifieke omstandigheden in enkele politieregio's;

4) de stand van zaken met betrekking tot de herbezettingsplannen in het kader van de 36-urige werkweek.

De sterkte-ontwikkeling

Mede ter voorbereiding op het algemeen overleg op 6 april a.s. doe ik u thans de voorlopige sterktegegevens van de regionale korpsen per 31 december 1997 toekomen. De sterktegegevens heb ik verkregen uit de door de regionale korpsen ingediende gegevens ten behoeve van het POLBIS. De systeemtechnische werking van het POLBIS heb ik laten controleren door een extern bureau, terwijl de organisatie van de interne en externe informatievoorziening rond POLBIS is gecontroleerd door de accountantsdienst van mijn departement.

In het kader van het project POLBIS is dit jaar een nieuwe procedure gevolgd, waarbij de korpsen de beschikking hebben gekregen over de nodige hulpmiddelen, om de aanlevering van de gegevens vanuit de korpssystemen op een voor alle korpsen identieke wijze te kunnen laten verlopen.

De door de korpsen per diskette aangeleverde gegevens zijn verwerkt in het POLBIS, gecontroleerd aan de hand van de afgesproken prognoses en andere gegevens die mij bekend zijn en uiteindelijk weer ter verificatie voorgelegd aan de korpsen.

De voorlopige feitelijke sterkte van de regionale korpsen bedroeg per 31 december 1997 39 917 fte's. Deze gegevens zullen nog worden vergeleken met de door de regionale accountants gewaarmerkte gegevens vanuit de jaarrekeningen 1997 van de korpsen, die ik volgens de bestaande regelgeving pas per 1 augustus a.s. ontvang. Overigens is dit één van de redenen waarom ik voornemens ben de indieningstermijn van de jaarrekeningen te vervroegen.

De gerealiseerde sterktegroei over 1997 bedraagt 547 fte's, de op basis van de met de korpsbeheerders gemaakte afspraken geprognosticeerde sterktegroei bedraagt 704 fte's, een verschil van 157 fte's. Echter het aantal aspiranten in opleiding steeg van 1483 in 1996 tot 1668 in 1997. Dit is een veelbetekenend cijfer omdat daarmee zeker gesteld is dat in 1998 de geprognosticeerde sterktegroei zal worden gerealiseerd, rekening houdend met de sterktegroei van 547 fte's in 1997. Met dit laatste cijfer wordt de geprognostiseerde groei over 1997 (704) grotendeels gehaald (zie mijn brief van 30 oktober 1997 aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken). Uit deze cijfers kan overigens worden afgeleid dat de regionale korpsen pas zijn gestart met een intensivering van de werving en selectie, nadat zeker was op welk moment de korpsen over extra middelen konden beschikken. De budgetverhoging op grond van het Budgetverdeelstelsel Politie vond n.l. plaats op 1 april 1997.

Het verschil tussen de met de korpsen afgesproken en de daadwerkelijk gerealiseerde sterktegroei over 1997 wordt in belangrijke mate veroorzaakt door drie korpsen, waarbij met name het regiokorps Rotterdam-Rijnmond een significant nadelig verschil (135 fte's minder, i.p.v. 11 fte's meer) laat zien. De belangrijkste oorzaak voor dit verschil wordt volgens de korpsbeheerder veroorzaakt door een grotere uitstroom dan was voorzien en door een vertraagde start van de werving en selectie van extra medewerkers. De overige korpsen zijn – soms met een klein verschil – de gemaakte afspraken over de sterkte-ontwikkeling nagekomen. De regio's waar de prognose voor 1997 niet of niet geheel in feitelijke sterkte is omgezet heb ik verzocht om aan te geven op welke wijze in 1998 de opgelopen achterstand zal worden ingelopen. Bij de gemaakte en nog te maken afspraken over de geprognosticeerde sterkte-ontwikkeling voor 1998 en volgende jaren zal hierop toezicht worden uitgeoefend.

De sterkte-ontwikkeling vanaf 1994 kan nu als volgt worden weergegeven (zie ook de brieven van 29 september 1997, kenmerk EA97/U3349 en 30 oktober 1997, kenmerk EA97/U3832):

 vlgs. Alg. Rekenkamervlgs. BISprognose gtroeifeitelijke groei in fte's
199437 64537 139**)   
199538 47138 431**) 786
1996 39 370 939
1997 39 917 (704)-157=547
1998  556 +157=(713)***)
1999  434(434)
2000  296(296)
totaal   3 715

* deze cijfers zijn afkomstig uit het onderzoek naar de sterktecijfers dat de Algemene Rekenkamer over de jaren 1994–95 heeft uitgevoerd (zie mijn brief van 29 september 1997).

** dit zijn de cijfers volgens het «oude BIS-systeem».

*** dit is de prognose over 1998, incl. de in te lopen realisatie over 1997.

De totale groei van de sterkte op grond van de maatregelen die door dit Kabinet zijn genomen zal dus op basis van deze cijfers 3715 fte's bedragen. (Berekend op basis van de beginstand in 1994, zoals die is becijferd door de Algemene Rekenkamer. Een beginstand die ca. 400 hoger was dan de beginstand volgens het oude BIS-systeem). Hiernaast is er sprake van het behoud van ca. 1000 fte's, die als gevolg van een korting van het vorige Kabinet, in mindering zouden worden gebracht op de totale politie-sterkte. In totaal zullen dus – op basis van de gegevens waarover ik thans beschik – ca. 4700 fte's gefinancierd worden uit het extra budget dat in deze kabinetsperiode beschikbaar is gesteld.

De financiële positie van de politieregio's

Het Kabinet heeft in de afgelopen periode sterk de nadruk gelegd op de uitbreiding van de politie-sterkte. Hierover zijn afspraken gemaakt met de korpsbeheerders, teneinde te bereiken dat het extra budget maximaal zou worden ingezet voor de uitbreiding van de sterkte. Deze inspanning heeft als neveneffect gehad dat de materiële uitgaven in ontwikkeling zijn achtergebleven en dat de financiële positie van de politieregio's onder druk is komen te staan. Daarbij speelt ook een rol dat de financiële startpositie van de onderscheiden politieregio's na de reorganisatie grote verschillen vertoonde.

In mijn brief van 13 februari jl. aan de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie, heb ik u reeds geïnformeerd over de financiële positie van de politieregio's. Ik heb in deze brief aangegeven dat een aantal regio's het eigen vermogen heeft moeten aanwenden om de begroting voor 1998 sluitend te kunnen maken, een ontwikkeling die op termijn voor veel regio's een ongezonde financiële situatie tot gevolg zal hebben.

Het u recent toegezonden onderzoeksrapport over de vermogenspositie van de politieregio's bevestigt dit beeld, met name in die regio's die een lager eigen vermogen hebben dan de door de onderzoekers aangegeven norm. Niet alleen de vermogenspositie is echter van belang, maar ook de vraag of de normvergoeding toereikend is om, bij een gezonde bedrijfsvoering, de vermogenspositie op termijn te kunnen handhaven.

Om een totaalbeeld te verkrijgen van de financiële situatie in de politieregio's wordt daarom thans nog een onderzoek naar de toereikendheid van de normvergoeding uitgevoerd. De eerste resultaten van dit onderzoek maken duidelijk dat met name de politieregio's die een zwakke vermogenspositie hebben en die op onze aandrang niettemin een forse groei van de sterkte hebben gerealiseerd, als effect daarvan onvoldoende mogelijkheden hebben om een gezonde financiële situatie te kunnen bereiken, dan wel te behouden. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de forse investeringen die in de nabije toekomst van de politieregio's worden verwacht, onder andere in het kader van de informatie en communicatietechnologie. De eindresultaten van het onderzoek naar de normvergoeding komen in april beschikbaar.

Beide onderzoeken en het beeld dat naar voren komt uit de begrotingen 1998 vormen de basis voor nadere besluitvorming over noodzakelijke maatregelen om de financiële positie van de politieregio's weer op een acceptabel niveau te krijgen. Ik zal u hierover berichten.

Naast bovengenoemde algemene ontwikkelingen heb ik in de afgelopen jaren maatregelen genomen om specifieke knelpunten in de politieregio's op te lossen. Hierover heb ik u recent geïnformeerd in mijn brief van 13 februari jl..

Onderzoek naar regio specifieke omstandigheden

Na de invoering van het Budgetverdeelsysteem (BVS), waarvan de evaluatie in 1999 is voorzien, heeft een aantal regionale korpsen aangegeven binnen de regio zodanige specifieke omstandigheden te hebben dat een toekenning van extra BVE's alsnog aan de orde zou moeten zijn. Naar aanleiding van deze signalen en vragen vanuit uw Kamer – soms uitmondend in een motie – heb ik besloten een onderzoek te laten verrichten naar regio-specifieke omstandigheden die van invloed zijn op de bereikbaarheid/beschikbaarheid en op de werklast van de politieregio's en naar de mate waarin in het BVS rekening is gehouden met deze regio specifieke omstandigheden.

Onlangs heb ik de concept-eindrapportage van dit onderzoek ontvangen. De onderzoekers constateren dat de problematiek voortvloeiend uit de geografische structuur, (water)recreatie in combinatie met politietoezicht te water, de bewakingstaak rond Schiphol en landgrenzen, aanleiding is om te bezien in hoeverre een compensatie voor de betreffende regio's aan de orde is. Ik zal hierover binnenkort nader beslissen. (Voor nadere informatie verwijs ik u naar de bijlage.)

De invoering van de 36-urige werkweek per 1 oktober a.s.

In mijn brief van 10 april 1997 aan de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie, heb ik u geïnformeerd over de effecten van de invoering van de 36-urige werkweek per 1 oktober a.s. Ik heb u in deze brief aangegeven dat in het akkoord arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid sector Politie (1997–1998) is vastgelegd dat in het kader van de invoering van de 36-urige werkweek sprake zal zijn van de volledige herbezetting van de functies in het primair proces en de ondersteuning van het primair proces en 30% herbezetting voor het overige personeel. Dit levert een gemiddelde herbezetting op van 81%.

Als uitvoering van de in het CAO-akkoord gemaakte afspraken dienen de regionale korpsen een herbezettingsplan in te dienen waarin wordt aangegeven hoe de voorgenomen herbezetting in het korps zal worden gerealiseerd. Nog niet alle regio's hebben op regionaal niveau het overleg over de invulling van het herbezettingsplan kunnen afronden. Ik heb u reeds eerder bij genoemde brief van 10 april 1997 geïnformeerd over de totaal te realiseren herbezetting van per saldo 400 fte's, inclusief het effect van overige maatregelen en de manier waarop dit aantal tot stand is gekomen. Deze herbezetting zal gefaseerd plaatsvinden vanaf 1 oktober 1998. De herbezetting is nog niet verwerkt in de geprognosticeerde sterkte-ontwikkeling voor 1998 en volgende jaren. De bijgestelde geprognosticeerde sterkte-ontwikkeling zal worden afgerond nadat alle herbezettingsplannen bij mij zijn ingediend.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

BIJLAGE 1

Bevindingen regiospecifieke omstandigheden in BVS

Bij de behandeling van het Budgetverdeelsysteem (BVS) in de Tweede Kamer is aandacht gevraagd voor regio specifieke omstandigheden die extra inzet van politiecapaciteit zouden vragen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft aan Andersson, Elffers Felix (AEF) opdracht gegeven hier nader onderzoek naar te verrichten.

Belangrijkste uitgangspunten bij het onderzoek zijn geweest:

– de regio specifieke omstandigheid dient objectief waarneembaar te zijn en niet verdisconteerd te zijn in het BVS;

– de specifieke omstandigheid leidt tot een aanzienlijk budgettair beslag voor de betreffende politieregio;

– voor de bepaling van de omvang ligt de «bewijslast» in de betreffende regio('s), dat wil zeggen dat de regio moet kunnen aantonen welke capaciteit wordt ingezet ten behoeve van de regio specifieke omstandigheid.

Onderwerpen die in beschouwing zijn genomen:

– Bewaking buitengebied Schiphol;

– Toezicht op het water, in combinatie met waterrecreatie;

– geïsoleerde ligging van delen van de regio/eilanden;

– problematiek i.v.m. landgrenzen

nb. AEF zal nog aandacht besteden aan de vraag of excessief toerisme ook als regiospecifieke omstandigheid kan worden beschouwd. Overigens is dit een complex vraagstuk, omdat het hier veelal zgn. «piekdrukte» betreft.

Conclusies/aanbevelingen AEF, gebaseerd op een conceptrapportage:

– in het algemeen is er slechts in beperkte mate (landelijk gezien) aanleiding tot het overwegen van extra budgetten in verband met de genoemde regiospecifieke omstandigheden:

– er zijn diverse «varianten» denkbaar om de eventuele toevoeging van budget aan regio's te bezien. Afhankelijk van de te kiezen variant zal het totaal toe te kennen budget eveneens variëren;

– AEF adviseert om (los van de vraag welke variant wordt gekozen) een drempel te hanteren bij de toekenning van extra budget;

Regio's waar volgens AEF regiospecifieke omstandigheden met name aan de orde zijn:

– Kennemerland bewaking Schiphol:

– Friesland en Zeeland toezicht op water(-recreatie)

– Friesland geïsoleerde ligging

– Limburg-Noord landgrenzen

Stand van zaken t.a.v. de besluitvorming

De rapportage van AEF wordt thans geanalyseerd en doorgerekend op effecten voor het BVS.

Bijlage bij sterktebrief 6 april

Naar boven