Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25609 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25609 nr. 2 |
INHOUD | ||
1. | Inleiding | 4 |
2. | De instelling, doelstellingen en opzet van de HGIS | 6 |
3. | De samenstelling van de HGIS | 9 |
4. | De HGIS-besluitvorming over de begroting 1997 | 19 |
5. | De HGIS-besluitvorming 1998 | 20 |
6. | Epiloog | 27 |
Bijlagen | ||
1. | De HGIS verticaal: wijzigingen na de Miljoenennota 1997 | 28 |
2. | De HGIS horizontaal: meerjarencijfers per begrotingsartikel | 29 |
3. | De HGIS-uitgaven onderverdeeld naar thema | 35 |
4. | Aansluiting tussen de thema's van de HGIS, Uitgavencategorie Ontwikkelingssamenwerking en de begroting van Buitenlandse Zaken | 36 |
5. | Relatie tussen de HGIS, ODA en de begroting van Buitenlandse Zaken | 37 |
Op 1 januari 1997 is de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) ingesteld. In de Homogene Groep zijn de uitgaven die gedaan worden in het kader van de Nederlandse présence in het buitenland bijeengebracht. Op deze wijze wordt expliciet duidelijk gemaakt hoeveel de Nederlandse samenleving ter beschikking stelt voor internationale samenwerking en kan een kwalitatieve en kwantitatieve afweging plaatsvinden met betrekking tot financiële beleidsinstrumenten. Onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken staan deze buitenlanduitgaven verspreid over meerdere begrotingen. De omvang van de HGIS beloopt 1,1% van het Bruto Nationaal Product (BNP). Binnen de HGIS wordt een onderscheid gemaakt naar uitgaven die vallen onder de noemer van officiële ontwikkelingshulp (ODA). De jaarlijkse ODA-uitgaven worden begroot op netto 0,8% van het BNP. Hiermee is de oude norm van 1,5% van het Netto Nationaal Inkomen voor de Homogene Groep Ontwikkelingssamenwerking (het OS-plafond) komen te vervallen. Voor de coördinatie van de ODA-uitgaven is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk.
De nota draagt een informatief karakter: het is een samenhangende presentatie van het departementsoverstijgende buitenlandbeleid en de daaraan verbonden budgettaire middelen. In de nota wordt allereerst op hoofdlijnen de instelling, doelstelling en opzet van de HGIS toegelicht. Vervolgens wordt de samenstelling van de HGIS nader verduidelijkt, zowel thematisch als naar begroting. Tenslotte wordt ingegaan op de belangrijkste beleidswijzigingen, en daarmee samenhangende budgettaire mutaties, die sinds het besluit te komen tot een Homogene Groep zijn doorgevoerd.
Vorig jaar werd de HGIS toegelicht in een apart hoofdstuk in het algemeen deel van de begroting van Buitenlandse Zaken. Tijdens het begrotingsonderzoek over de begroting 1997 bleek dit hoofdstuk een aantal feitelijke vragen van de Kamer op te roepen. Naar aanleiding hiervan, en gezien het departementsoverschrijdende karakter van de HGIS, is besloten een aparte nota over de HGIS te presenteren.
Onderstaande taartdiagrammen bieden een eerste inzicht in de uitgaven en ontvangsten die vallen binnen het HGIS-kader. De nadere details over het buitenlands beleid en de buitenlanduitgaven en -ontvangsten die behoren tot de HGIS zijn opgenomen in de ontwerp-begrotingen 1998 van de bij het buitenlands beleid betrokken ministeries. De meest uitvoerige toelichting is terug te vinden in de begroting van Buitenlandse Zaken: ongeveer driekwart van de middelen voor de HGIS is op deze begroting ondergebracht. Daarnaast wordt in het algemeen deel van deze begroting een uitgebreide toelichting gegeven op de uitgaven die vallen onder de Uitgavencategorie Ontwikkelingssamenwerking.
De HGIS in één oogopslag (bedragen x 1 mln)
2. DE INSTELLING, DOELSTELLING EN OPZET VAN DE HGIS
2.1. Nota Herijking Buitenlands Beleid
Het besluit om over te gaan tot een «samenhangende beoordeling van de totale Nederlandse inbreng in de internationale samenwerking» is vastgelegd in het Regeerakkoord. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking pleitte reeds in de nota «Een Wereld in Geschil» (TK 93–94, 23 408, nrs. 1 en 2) voor ontschotting van het buitenlands beleid en de ontwikkelingssamenwerking. Met het Regeerakkoord is officieel het startsein gegeven voor een herbezinning op de internationale samenwerking. Deze herbezinning is uitgemond in de Nota «Herijking van het buitenlands beleid» (TK 94–95, 24 337, nrs. 1 en 2), die in september 1995 aan het parlement is aangeboden. In de nota wordt geconstateerd dat activiteiten met een internationale dimensie al lang niet meer uitsluitend het werkterrein van de ministers van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie zijn. Ook andere ministers krijgen in hun taken in toenemende mate te maken met een internationale component. Door deze internationalisering van het nationale beleid neemt de behoefte aan coördinatie toe. Door een effectievere inzet om de samenhang van het beleid te vergroten kan gekomen worden tot meer samenspel tussen de verschillende actoren in het buitenlandbeleid. Hieruit voortvloeiende synergetische effecten kunnen de slagkracht van het buitenlands beleid vergroten.
Het eerste luik van de nota behandelt de inhoud van het beleid. Nieuwe hoofdlijnen van het buitenlands beleid zijn hier uitgezet. In het tweede luik is nagegaan hoe de organisatie, instrumentatie en coördinatie van het buitenlands beleid kan worden verbeterd. Dit deel van de nota was de aanleiding tot de ingrijpende reorganisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken in 1996, waaronder de oprichting van regio- en themadirecties en de delegatie van taken en budgetten naar de posten. Daarnaast zijn de tegelijk met deze HGIS-nota verschijnende regiobeleidsdocumenten een uitvloeisel van deze aspecten van de herijking. Het derde luik heeft betrekking op de financiële consequenties van een herijkt buitenlandbeleid. In dit deel van de nota wordt de bundeling van de buitenlanduitgaven per 1 januari 1997 in de HGIS aangekondigd.
Met de bundeling van de buitenlandgelden in één Homogene Groep wordt een aantal doelen nagestreefd. Allereerst wordt beoogd om de samenhang in het buitenlands beleid te versterken. Deze samenhang wordt vergroot doordat de financiële gevolgen van beleidskeuzes voortaan binnen het totaal van de beschikbare middelen voor het buitenlands beleid worden bezien. De HGIS dwingt als het ware tot het maken van een integrale afweging van diverse beleidsprioriteiten.
Daarnaast leidt de bundeling van buitenlanduitgaven tot programmatische samenwerking en interdepartementale ontschotting. Zo staan verschillende HGIS-programma's weliswaar op één begroting, maar zijn opengesteld voor de beleidsdoeleinden van andere vakministeries en/of worden gezamenlijk met andere ministeries ingevuld. Hiermee wordt tevens versnippering van budgetten en daarmee van beleid tegengegaan.
Tot slot wordt met de instelling van de HGIS vervuiling tegengegaan. Binnen de oude norm van de Homogene Groep Ontwikkelingssamenwerking werden in de loop der jaren steeds meer uitgaven toegerekend die moeilijk te vatten waren onder de internationale definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA). Met de instelling van de HGIS en daarbinnen een aparte norm voor de officiële ontwikkelingshulp ODA, wordt deze vervuiling tegengegaan.
De omvang van de HGIS beloopt 1,1% van het BNP; dit is in 1998 ongeveer 8,4 miljard gulden. Het is een saldo van uitgaven en ontvangsten. De omvang is vastgesteld door bij het opstellen van de Herijkingsnota een clustering te maken van een grote groep buitenlanduitgaven (minus bijbehorende ontvangsten). De uitgaven staan verspreid over meerdere begrotingen. Het BNP-percentage is leidraad voor de jaarlijkse begrotingsopstelling. De koppeling heeft tot gevolg dat bij een groei van het BNP ook de middelen van de HGIS toenemen. Hiermee wordt – na aftrek van de compensatie van loon- en prijsontwikkelingen – budgettaire ruimte gecreëerd voor intensivering van het buitenlands beleid. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de verwachte ontwikkeling van de HGIS in de komende jaren op basis van BNP-ramingen. In hoeverre de verwachte sterke groei daadwerkelijk gerealiseerd wordt, is moeilijk voorspelbaar. Daarom wordt de groei uit oogpunt van behoedzaamheid in jaartranches uitgedeeld (zie paragraaf 2.5.).
2.4. Zuivere ontwikkelingshulp
Onderdeel van de HGIS zijn de uitgaven voor zuivere ontwikkelingshulp: Official Development Assistance (ODA). De criteria voor wat als ODA kwalificeert, worden bepaald door de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO. De Nederlandse netto ODA-inspanning wordt begroot op 0,8% van het BNP. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan de gewenste betrokkenheid van Nederland bij internationale ontwikkelingen en internationale afspraken over de officiële ontwikkelingshulp. De omvang van de ODA is, net als de HGIS, een saldo van uitgaven en ontvangsten. De ontvangsten bestaan uit aflossingen op aan ontwikkelingslanden verstrekte leningen.
Sommige uitgaven die (voor een gedeelte) als ODA kwalificeren vallen overigens buiten de HGIS. Het betreft met name de kosten van de eerstejaars opvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden en een deel van de apparaatskosten van KabNA en BZ.
2.5. Uitdeling intensiveringsruimte HGIS
Binnen de HGIS is gekozen voor een behoedzaam begrotingsbeleid. Dit houdt in dat de oploop in de meerjarencijfers niet direct wordt uitgedeeld, maar dat er wordt gewerkt met structurele jaartranches. Ter toelichting moge het volgende dienen.
Bij een groei van het BNP neemt de omvang van de HGIS jaarlijks toe. Op basis van de meerjarige raming van de BNP-groei kan een schatting gemaakt worden van de budgettaire omvang van de HGIS in later jaren. Deze groeicijfers worden echter nog niet geheel beleidsmatig ingevuld: uitsluitend de geschatte groei van het lopende en het eerstvolgende begrotingsjaar wordt structureel met beleid ingevuld. Het non-ODA deel van de resterende geschatte groei – de donkere velden in onderstaande grafiek – wordt geparkeerd op een aanvullende post in de Miljoenennota.1 Deze benadering zorgt voor behoud van flexibiliteit in het begrotingsproces, creëert een buffer tegen noodzakelijke bezuinigingen op momenten dat de groei blijkt tegen te vallen en zorgt ervoor dat aan volgende kabinetten ruimte voor eigen beleidskeuzes wordt gelaten.
Trancheverdeling aanvullende post HGIS
De koppeling van de HGIS aan het BNP betekent ook dat binnen de HGIS compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen dient plaats te vinden. Deze compensatie vindt met voorrang plaats uit de groei van de HGIS. Op de begroting van Buitenlandse Zaken is een reservering getroffen voor compensatie van het non-ODA deel (begrotingsartikel 07.04). Ook andere – niet majeure – onvoorziene bijstellingen tijdens de begrotingsuitvoering kunnen hieruit worden gefinancierd. Zo is bij Voorjaarsnota 1997 22 miljoen uitgedeeld over de diverse begrotingen, ter compensatie van loon- en prijsstijgingen van de personele en materiële uitgaven en van verhogingen van contributies aan internationale organisaties.
3. DE SAMENSTELLING VAN DE HGIS
De opbouw van de HGIS kan op meerdere wijzen worden gepresenteerd. Onderstaand overzicht is een thematische dwarsdoorsnede van de HGIS. Met dit overzicht worden de verschillende thematische aandachtsgebieden van de buitenlanduitgaven verduidelijkt.
In de begroting 1997 van het ministerie van Buitenlandse Zaken was ook reeds een thematische dwarsdoorsnede van de HGIS opgenomen. Mede naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer is het overzicht aangepast en uitgebreid. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de indeling van de Uitgavencategorie Ontwikkelingssamenwerking en de begrotingsindeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Immers, deze uitgavenclusters vormen het grootste deel van de HGIS. De aansluiting tussen de drie indelingen is weergegeven in bijlage 4. Om het inzicht in de verhouding tussen de thema's te vergroten is gekozen voor onderstaand stapeldiagram.
In deze indeling in thematische clusters, komt geen enkele uitgave tweemaal voor. Dit heeft tot gevolg dat een keuze heeft moeten plaatsvinden omtrent de plaatsing van de verschillende begrotingsartikelen over de thema's. Hieronder worden de thema's nader toegelicht, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de gemaakte keuzes van de plaatsing van de artikelen over de thema's. De taartdiagrammen geven het relatieve aandeel van het betreffende cluster binnen het HGIS-totaal weer. Een cijfermatige toelichting op de thema's is terug te vinden in bijlage 3.
1. Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering
Dit cluster bevat een veelheid aan instrumenten. Allereerst is er vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken (ODA-deel) een aantal naar de posten gedelegeerde landenprogramma's met betrekking tot economie, werkgelegenheid, landbouw en regionale ontwikkeling. Tevens valt binnen dit cluster het gedeeltelijk nieuwe programma voor investerings- en exportbevordering in ontwikkelingslanden (het «bedrijfslevenprogramma»), het Programma Uitzending Managers (PUM), de Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO), het grondstoffenprogramma en enkele programma's gericht op ondernemerschap. Daarnaast zijn hier ondergebracht de instrumenten van het ministerie van Economische Zaken, gericht op export, buitenlandse economische betrekkingen en investeringsbevordering.
De financiële aspecten van het internationaal milieu- en natuurbeleid zijn opgenomen in de HGIS. De budgetten zijn vrijwel geheel geclusterd op de begrotingen van Buitenlandse Zaken en VROM. Binnen de Uitgavencategorie Ontwikkelingssamenwerking (subcategorie Milieu) worden uitgaven gedaan ten behoeve van landenprogramma's met betrekking tot milieu, internationale milieubijdragen en natuur- en milieueducatie. Ontwikkelingssamenwerking hanteert de doelstelling dat jaarlijks minimaal 0,1% van het BNP besteed wordt aan het milieu in ontwikkelingslanden. Deze gekwantificeerde kwaliteitsdoelstelling is weergegeven in de extracomptabele staat Milieu (zie hiervoor hoofdstuk 13 van de begroting van Buitenlandse Zaken). Het bedrag in de extracomptabele staat Milieu is hoger dan het onderhavige HGIS-thema en de subcategorie Milieu van Ontwikkelingsssamenwerking. De extracomptabele staat Milieu bevat namelijk ook uitgaven die niet voor 100% gericht zijn op verbetering van het milieu, maar wel een belangrijke milieu-component hebben (bijvoorbeeld het MILIEV-programma, dat onder het HGIS-thema 1 is ondergebracht).
In het HGIS-thema Milieu is ook een aantal niet-ODA-relevante uitgaven opgenomen op het terrein van het internationaal milieubeleid van het ministerie van VROM. De niet-ODA-relevante uitgaven in het kader van het Programma Internationaal Natuurbeheer (PIN) en Joint Implementation vormen onderdeel van de hulpprogramma's in Midden- en Oost-Europa (zie het HGIS-thema Midden- en Oost-Europa).
3. Maatschappelijke ontwikkeling
De budgetten onder dit cluster zijn onderdeel van de begroting van Buitenlandse Zaken (ODA). Het betreft de programma's maatschappelijke ontwikkeling, vrouwen en ontwikkeling, kinderen en ontwikkeling, het Ambassade projecten programma, het medefinancieringsprogramma, de bijdrage aan de Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie SNV en het programma ter ondersteuning van gemeente initiatieven en kleine plaatselijke activiteiten.
Deze programma's dragen in belangrijke mate bij aan het behalen van de gekwantificeerde kwaliteitsdoelstellingen om 20% van de ODA-middelen te besteden aan basis sociale voorzieningen in ontwikkelingslanden en tenminste 4% aan de reproductieve gezondheidszorg. De basis sociale voorzieningen bestaan uit basis gezondheidszorg, onderwijs, water en sanitaire voorzieningen, voedselvoorziening en een groot deel van de reproductieve gezondheidszorg (zoals family planning, veilig moederschap, borstvoeding, bewustwording en sexuele voorlichting en bestrijding van sexueel overdraagbare aandoeningen). De uitgaven die vallen onder het thema maatschappelijke ontwikkeling worden grotendeels gekoppeld aan deze doelstellingen, maar ook een aantal landenprogramma's en multilaterale bijdragen uit andere clusters worden meegeteld. In de begroting van Buitenlandse Zaken (hoofdstuk 13) zijn twee extracomptabele staten opgenomen die de onderbouwing van deze doelstellingen inzichtelijk maken.
4. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking
De volgende activiteiten worden op dit terrein ontplooid: landenprogramma's voor internationaal onderwijs, beurzenprogramma's, het cultuurprogramma, bijdragen aan instituten op het terrein van internationaal onderwijs en onderzoek en het communicatieprogramma. De uitgaven zijn voor een groot deel ODA-relevant en staan verantwoord op de begrotingen van Buitenlandse Zaken en OC&W. Niet-ODA-relevant zijn onder meer de activiteiten en projecten in het kader van het internationaal cultuurbeleid en internationale manifestaties (begroting van Buitenlandse Zaken)
5. Veiligheid, mensenrechten, conflictbeheersing en democratisering
Met middelen van ontwikkelingssamenwerking op de begroting van Buitenlandse Zaken wordt ondersteuning verleend op het terrein van mensenrechten, conflictbeheersing en democratiseringsprogramma's. Daarnaast wordt via het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (begroting Buitenlandse Zaken) een bijdrage geleverd aan de doelstellingen van het buitenlandbeleid, waarbij veiligheid, mensenrechten, vrede en stabiliteit belangrijke aspecten zijn. Andere uitgaven in het kader van het veiligheidsbeleid zijn de bijdrage in de additionele uitgaven van vredesoperaties en de betaling van contributies aan het vredesoperatiebudget van de VN (begroting Defensie) en de bijdrage van de Nederland aan de NAVO, WEU, OVSE en OPCW (begroting Buitenlandse Zaken).
6. Humanitaire hulp en conflictpreventie
In dit cluster zijn het budget voor humanitaire hulp, de bijdragen aan het Hoge Commissariaat voor vluchtelingen (UNHCR) en aan de organisatie voor hulp aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) ondergebracht. De budgetten hiervoor staan op de begroting van Buitenlandse Zaken en zijn voor het leeuwendeel ODA-relevant. Daarnaast is ook het budget voor humanitair ontmijnen van de Defensiebegroting onder dit thema gevoegd.
7. Macrosteun en schuldverlichting
De budgetten voor het verlenen van macrosteun en schuldverlichting staan op de begroting van Buitenlandse Zaken. Een deel van de schuldkwijtscheldingen wordt extracomptabel aan de HGIS toegerekend. Dit zijn kwijtscheldingen in de «Club van Parijs», die zijn ontstaan door niet-afgeloste exportkredieten aan landen met een DAC-I status1 (de zogenaamde EKI-kwijtscheldingen).
Vanaf 1997 kan ook macrosteun worden verleend aan landen die niet op de DAC-I landenlijst staan (non-ODA). Het betreft hier met name verlening van macrosteun aan Midden- en Oost-Europese landen die onderdeel uitmaken van de Nederlandse kiesgroep bij Wereldbank en IMF (zoals Roemenië, Bulgarije en Oekraïne).
8. Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba
Gezien de bijzondere verdragsrelatie met Suriname en de Koninkrijksband met de Nederlandse Antillen en Aruba is hiervoor een apart cluster ingericht. De hulpmiddelen en garanties aan Suriname, onderdeel van de begroting van Buitenlandse Zaken, zijn instrumenten van dit beleid. Deze hulp kwalificeert in zijn geheel als ODA.
Ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Aruba krijgt het beleid invulling via de samenwerkingsmiddelen, pensioentoeslagen en bijstand aan de rechterlijke macht van de KabNA-begroting, de specifieke studiefinancieringskosten van het ministerie van OC&W en de kosten van de kustwacht van de Nederlandse Antillen en Aruba uit de Defensie-begroting. Ongeveer 70% van deze middelen kwalificeert op dit moment als ODA.
9. Algemene multilaterale programma's
Diverse ministeries participeren in een veelheid aan multilaterale fora en instellingen. Deze participatie wordt ook in budgettaire zin ingevuld. Binnen dit thema is een groot aantal bijdragen aan en deelnemingen in multilaterale instellingen bijeengebracht. Het gaat hierbij om budgettair relatief grote participaties in bijvoorbeeld het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), de Ontwikkelingsassociatie (IDA), de Verenigde Naties (met uitzondering van de bijdrage aan vredesoperatiebudget van de VN welke via de begroting van Defensie loopt) en VN-organisaties als UNIDO, ILO en FAO, en multilaterale banken en fondsen. Het gaat echter ook om kleinere contributies aan bijvoorbeeld de Wereld Toeristen Organisatie, de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Wereldorganisatie voor Intellectueel Eigendom (WIPO). Daarnaast vallen onder dit thema garanties aan ontwikkelingsbanken en speciale multilaterale activiteiten. De bijdragen staan verspreid over verschillende begrotingen. Tenslotte is binnen dit thema de extracomptabele toerekening van het Nederlandse aandeel in de internationale samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie ondergebracht (548 miljoen).
In het Regeerakkoord is de regio Midden- en Oost-Europa als apart intensiveringscluster van het buitenlands beleid aangemerkt. De snelle ontwikkelingen in deze regio, gekoppeld aan de geografische ligging en de toetredingsperspectieven van een aantal landen tot internationale structuren als de NAVO en de EU, maken een beleidsinzet op een groot aantal terreinen noodzakelijk. De budgettaire invulling van de relaties met deze regio is gestroomlijnd via de begrotingen van Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en Financiën. Bij Economische Zaken betreft het met name het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO) en een aantal generieke instrumenten. Bij Buitenlandse Zaken is de maatschappelijke hulpverlening aan deze regio gegroepeerd in het MATRA-programma. Tenslotte is de deelname in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) van de Financiën-begroting in dit cluster opgenomen.
Binnen de hulpprogramma's van Economische Zaken wordt specifiek aandacht geschonken aan activiteiten op het terrein van Joint Implementation. Binnen het MATRA-programma van Buitenlandse Zaken is een aparte beleidslijn gericht op het Programma Internationaal Natuurbeheer (PIN) opgenomen.
De hulpverlening aan Bosnië, FYROM en Albanië is niet onder dit cluster ondergebracht. Gezien het feit dat het hier met name humanitaire hulp en middelen in het kader van conflictbeheersing en -preventie betreft zijn deze middelen ondergebracht in de HGIS-thema's 5 en 6, respectievelijk «Veiligheid, conflictbeheersing, mensenrechten en democratisering» en «Humanitaire hulp en conflictpreventie». Tenslotte is de nieuwe faciliteit voor macrosteun aan niet-DAC-landen, die in de praktijk met name gericht zal zijn op landen in deze regio, ondergebracht in het HGIS-thema 7 «Macrosteun en schuldverlichting».
Het buitenlands beleid van Nederland steunt in belangrijke mate op de werkzaamheden van de posten in het buitenland. Om die reden zijn de kosten van het postennet als apart HGIS-thema opgenomen. De uitgaven worden verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken en zijn voor een deel ODA-relevant. Onderhoud aan gebouwen (ambassades, consulaten en residenties), salarissen en vergoedingen van diplomaten en lokale medewerkers en de kosten van het internationale communicatie- en berichtenverkeer zijn hiervan belangrijke voorbeelden. Daarnaast zijn op een groot aantal posten attachés van vakministeries werkzaam. De salariskosten en buitenlandvergoedingen van deze specialisten drukken op tot de HGIS behorende begrotingsonderdelen van de vakdepartementen waarvoor zij primair werkzaam zijn.
In deze restcategorie zijn de budgetten opgenomen die niet zijn onder te brengen in een afzonderlijk thematisch cluster. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de kosten verband houdende met staatsbezoeken, het deskundigenprogramma, NIO rentesubsidies en garanties in het kader van ontwikkelingssamenwerking, de Azië-faciliteit voor Human Resources Development (zie voor een toelichting paragraaf 5.3.6), doelbijdragen, voorlichting en de reservering voor loon- en prijsbijstelling.
Naast een thematische dwarsdoorsnede is een verdeling van de HGIS naar ministerie gemaakt. Onderstaand overzicht is een grafische uitwerking hiervan. Een cijfermatige toelichting is opgenomen in bijlage 2.
Het overgrote deel van de uitgaven (6,2 miljard) staat op de begroting van Buitenlandse Zaken. Dit betreft voornamelijk uitgaven in het kader van ontwikkelingssamenwerking en de kosten van de ambassades en steunpunten in het buitenland. Overigens bevat de begroting van Buitenlandse Zaken ook uitgaven die niet tot de HGIS behoren. Zie voor een toelichting op de relatie tussen HGIS, ODA en de begroting van Buitenlandse Zaken bijlage 5.
Op de begroting van Financiën zijn met name de Nederlandse deelnemingen in multilaterale ontwikkelingsbanken ondergebracht (bijna 0,6 miljard). Van de begroting van het ministerie van Economische Zaken maakt 0,4 miljard deel uit van de HGIS. Deze gelden zijn bestemd voor economische hulp aan Midden- en Oost-Europa en voor de bevordering van export en investeringen en economische samenwerking. De begroting van het ministerie van Defensie valt voor bijna 0,4 miljard binnen de HGIS, vanwege de additionele uitgaven verband houdende met vredesoperaties, de betaling van de contributie aan het vredesoperatiebudget van de VN, de uitgaven voor de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven voor de defensie attachés. Het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken geeft met name geld uit aan ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van de overzeese gebiedsdelen. Het betreft een totaal budget van ongeveer 0,3 miljard.
Binnen de categorie «overig» (0,2 miljard) zijn de HGIS-gerelateerde begrotingsonderdelen van andere vakministeries opgenomen. Dit zijn met name het ministerie van OC&W (bijna 0,1 miljard), waar voor ruim 85 miljoen bijdragen aan instituten voor internationaal onderwijs en onderzoek zijn ondergebracht. Daarnaast hebben de ministeries van LNV, AZ, VROM, V&W, SZW, Justitie, BiZa en VWS relatief bescheiden budgetten die onder de HGIS vallen. Deze laatste departementen hebben met name uitgaven die verband houden met attachés en contributies aan specialistische multilaterale organisaties.
Tot de HGIS behoort ook een tweetal extracomptabele toerekeningen. Dit zijn de toerekening van het Nederlandse aandeel in de internationale samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie en de kwijtschelding van schulden van ontwikkelingslanden in de Club van Parijs, ontstaan door niet-afgeloste exportkredieten (de zogenaamde EKI-kwijtscheldingen). In totaal bedragen de toerekeningen ruim 0,6 miljard.
3.3. Samenwerking tussen ministeries
Uit de vorige paragraaf blijkt dat de budgetten van de HGIS op relatief weinig begrotingen drukken. Dit weerspiegelt het streven om versnippering van budgetten en daarmee van beleid tegen te gaan. Het geld is dus geconcentreerd op enkele begrotingen, maar wordt zoveel mogelijk op basis van programmatische samenwerking met de beleidsrelevante ministeries uitgegeven. Het aantal thema's van het buitenlands beleid dat binnen de HGIS wordt gefinancierd maakt duidelijk dat meerdere vakministeries verantwoordelijk zijn; dus niet alleen het ministerie dat het budget beheert. Een goede coördinatie en samenwerking is zodoende van groot belang. Het openstellen en gezamenlijk invullen van budgetten en programma's bestendigt en versterkt bovendien bestaande dwarsverbanden tussen diverse ministeries. Dit komt de samenhang van het buitenlands beleid zeker ten goede.
Enkele sprekende voorbeelden van deze samenwerking zijn de volgende.
– De hulpprogramma's voor Midden- en Oost-Europa, die op de begrotingen van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken staan, voorzien in tal van beleidsdoelstellingen van vakdepartementen (onder meer natuur, milieu, onderwijs, infrastructuur). In dat kader zijn vorig jaar de activiteiten gericht op Joint Implementation – een beleidsprioriteit van VROM – in het EZ-programma ondergebracht en het LNV-programma voor het Internationaal Natuurbeheer (PIN) bij het MATRA programma van Buitenlandse Zaken.
– Het internationaal cultuurbeleid (begroting van Buitenlandse Zaken) wordt gezamenlijk door Buitenlandse Zaken en OC&W vormgegeven en uitgevoerd.
– De Azië-faciliteit voor Human Resources Development (begroting van Buitenlandse Zaken) gaat vanaf 1998 van start en wordt in gezamenlijk overleg met een groot aantal betrokken vakministeries ingevuld.
– De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken hebben in gezamenlijk overleg een pakket aan maatregelen voorbereid ter bevordering van de export naar en investeringen in ontwikkelingslanden. Met dit zogenaamde Bedrijfslevenprogramma wordt de economische component in het buitenlands beleid versterkt. Het programma bestaat onder meer uit:
* intensivering van het ORET- en MILIEV-programma
* uitbreiding van het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) van het ministerie van Economische Zaken tot een aantal ontwikkelingslanden.
* instelling van een nieuw programma voor investeringen in ontwikkelingslanden, dat complementair is aan de Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM) van het ministerie van Economische Zaken.
Daarnaast zal een garantiefaciliteit worden gecreëerd, onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken, die een aanvulling is op het ORET- en MILIEV-programma van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking (zie paragraaf 5.3.3).
– Naar aanleiding van het dit jaar afgeronde Interdepartementaal Beleidsonderzoek «Samenhang Exportinstrumentarium», zal een meer geïntegreerde organisatiestructuur worden opgezet ter uitvoering van een aantal exportregelingen. Er komt één verzekeringsloket dat aanvragen behandelt voor de Exportkredietverzekering en de Regeling Herverzekering Investeringen van het ministerie van Financiën. En er komt één transactieloket voor de niet-marktconforme exportfinancieringsinstrumenten die vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking (het ORET- en MILIEV-programma) en de minister van Economische Zaken (het Besluit Subsidies Exportfinanciering en de Exportfaciliteit Indonesië). Hierdoor krijgen bedrijven met minder loketten te maken en kan de uitvoering van de regelingen beter op elkaar worden afgestemd. In het onlangs naar de Tweede Kamer gestuurde kabinetstandpunt wordt aangekondigd dat het idee van de twee loketten voor eind 1997 nader wordt uitgewerkt, waarbij ook wordt bezien welke investeringsregelingen hierbij kunnen aansluiten.
4. DE HGIS BESLUITVORMING OVER DE BEGROTING 1997
In deze paragraaf wordt een korte terugblik gegeven op de eerste HGIS-besluitvorming, over de begroting 1997.
Zoals hiervoor reeds is gesteld, neemt de omvang van de HGIS jaarlijks toe bij een groei van het BNP. Bij een toename van de HGIS kunnen nieuwe middelen worden verdeeld over de diverse beleidsprioriteiten. In 1997 was dit voor de niet-ODA-relevante uitgaven een structureel bedrag van ruim 335 miljoen, na aftrek van een reservering van 15 miljoen voor het compenseren van loonen prijsontwikkelingen. In lijn met de herijkingsgedachte stond bij de begrotingsvoorbereiding 1997 programmatische samenwerking en het openstellen van bestaande en nieuwe instrumenten voor de beleidsdoelstellingen van de betrokken departementen voorop. Voorbeelden hiervan zijn in de voorgaande paragraaf genoemd.
De middelen zijn als volgt verdeeld over de intensiveringsclusters, zoals deze zijn vastgelegd in het Regeerakkoord.
Verdeling extra middelen HGIS (non-ODA) bij begroting 1997
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | |
---|---|---|---|---|---|
Bijdrage vredesoperaties Midden- en Oost-Europa Exportinstrumentarium Postennet POBB en cultuur Internationale manifestaties Overig: EU-voorzitterschap | 88 112 54 20 15 12 34 | 103 117 66 20 15 19 | 103 119 71 20 15 19 – | 103 121 76 20 15 11 – | 103 122 76 20 15 4– |
Totaal | 335 | 340 | 347 | 346 | 340 |
De verhoging van de bijdrage voor vredesperaties met structureel 103 miljoen had tot doel de bereidheid van Nederland om in principe deel te nemen aan internationale vredesmissies budgettair te waarborgen. Verder zijn extra middelen toegevoegd aan de hulpprogramma's voor Midden- en Oost-Europa, mede ter compensatie van de aflopende meerjarencijfers. Hierbij is ruimte gecreëerd voor nieuwe beleidsaccenten (met name milieu en natuur), zonder dat dit ten koste ging van de bestaande programma's. Ook het exportinstrumentarium op de begroting van Economische Zaken is uitgebreid, onder meer ten behoeve van exportbevordering in Indonesië en China, waarover tijdens bezoeken in 1995 door de Nederlandse regering afspraken zijn gemaakt. Daarnaast is de intensivering bedoeld ter uitvoering van een aantal aanbevelingen van de Task Force Exportinstrumentarium (een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven ter verbetering van het Nederlandse exportinstrumentarium). Meer bescheiden intensiveringen vonden plaats bij het postennet1 , het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB), het internationaal cultuurbeleid en internationale manifestaties (wereldtentoonstellingen). Naast de toedeling van middelen aan de intensiveringsclusters uit het Regeerakkoord zijn incidenteel middelen vrijgemaakt voor de financiering van het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 1997 (ruim 34 miljoen).
5. DE HGIS-BESLUITVORMING 1998
In 1998 gaat de HGIS zijn tweede jaar in. Bij de voorbereiding van de begroting hebben de opgestelde regiobeleidsdocumenten een belangrijke rol gespeeld. In deze documenten wordt een geïntegreerde beleidsvisie gegeven op landen en regio's, waarbij keuzes zijn gemaakt over de mix van beleidsinstrumenten die Nederland wenst in te zetten. De financiële vertaling van de gemaakte keuzes wordt hieronder toegelicht.
5.2. ODA-relevante intensiveringen in 1998
Het besluit om 0,8% van het BNP te alloceren voor uitgaven die ODA-relevant zijn, betekent dat binnen de Uitgavencategorie Ontwikkelingssamenwerking in 1998 nieuwe middelen beschikbaar zijn. Onderstaande tabel licht de belangrijkste intensiveringen toe. Een uitgebreide toelichting op de Uitgavencategorie Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen in hoofdstuk 13 van de Memorie van Toelichting op de begroting van Buitenlandse Zaken.
ODA-relevante intensiveringen 1998 (bedragen in mln gld)
HGIS-thema | OS-categorie | 1998 | |
---|---|---|---|
Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering | 1 | I | 155,0 |
Maatschappelijke ontwikkeling Medefinancieringsprogramma | 3 | III IIId | 26,9 |
Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking – Landenprogramma m.b.t. Onderwijs en Cultuur | 4 | IV IVa | 32,6 |
Algemene multilaterale programma's – Europees Ontwikkelingsfonds – EU-toerekening – Internationale financiële instellingen | 9 | IX IXa IXa IXb | 21,0 8,369,8 |
Postennet – Apparaatskosten | 11 | Xg | 31,0 |
Overige uitgaven – Deskundigenprogramma | 12 | Xa | 7,9 |
TOTAAL | 352,5 |
5.2.1. Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering
Onder de naam «Bedrijfslevenprogramma» is een pakket aan maatregelen voorbereid ten behoeve van de investerings- en exportbevordering in ontwikkelingslanden. Hiervoor is op de begroting van Buitenlandse Zaken een nieuw artikel gecreëerd en zijn extra middelen van in totaal 155 miljoen vrijgemaakt (zie artikel 18.04). Onderdeel van het pakket is de verruiming van middelen voor het ORET- en MILIEV-programma. De opschorting van de behandeling van aanvragen, die is ingesteld vanwege een dreigende overschrijding van het budget als gevolg van het grote beroep op beide programma's, kan zodoende vanaf 1998 worden opgeheven. Daarnaast is een tweetal nieuwe programma's gestart, te weten het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) en een programma voor investeringen in ontwikkelingslanden. Deze programma's zijn complementair aan het PSOM en de Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM) van de EZ-begroting (zie paragraaf 5.3.3).
5.2.2. Maatschappelijke ontwikkeling
Medefinanciering van projecten van particuliere organisaties geeft voor 1998 een aanzienlijke toename van de toegekende middelen te zien. Dit wordt met name veroorzaakt door de stijging van het Medefinancieringsprogramma (artikel 13.05). Deze stijging is te danken aan enerzijds een stijging van het BNP en anderzijds een toename in de relatieve bijdrage aan het programma van 9,25% van het ODA-uitgaventotaal in 1996 naar 10% in 1999. Voor 1998 leidt deze methodiek tot een toename van de bijdrage aan het MFP van 26,9 miljoen.
5.2.3. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking
Voor de economische ontwikkeling van landen en de bestrijding van armoede van onderop is de ondersteuning van projecten in het kader van basisonderwijs en -vorming (Basic Education) een belangrijk instrument. Voor het begrotingsjaar 1998 uit dit zich in de intensivering van 32,6 miljoen op het landenprogramma met betrekking tot Onderwijs en Cultuur (artikel 14.08 van de begroting van Buitenlandse Zaken).
5.2.4. Algemene multilaterale programma's
De intensiveringen op de EU-hulpverlening zijn technisch van aard. De bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (artikel 08.02) neemt toe met 21,0 miljoen en de EU-toerekening stijgt met 8,3 miljoen. De laatste toename is een saldo van stijgende uitgaven van de EU op de terreinen van de samenwerking met ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en het Middellandse Zee-gebied, Noodhulp, Voedselhulp en op de samenwerking met Midden- en Oost-Europa en de onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie en dalende uitgaven op het terrein van «Overige specifieke maatregelen».
Met betrekking tot de internationale financiële instellingen is sprake van een intensivering van 69,8 miljoen voor de Regionale Ontwikkelingsbanken en -Fondsen, onderdeel van de begroting van Financiën. De stijging wordt veroorzaakt door hogere betalingsafroepen van met name het Asian Development Fund en het African Development Fund.
Een deel van de uitgaven voor het postennet is ODA-relevant (beleidsveld 07 van de BZ-begroting). Dit betekent dat ook een deel van de intensiveringen op het postennet (zie paragraaf 5.3.2) ODA-relevant zijn. In totaal is dit een bedrag van 31,0 miljoen.
Ten behoeve van de uitzending van deskundigen is een intensivering van het deskundigenprogramma voorzien van 7,9 miljoen (artikel 16.01). Dit is mede het gevolg van het starten van een nieuw programma, gericht op het uitzenden van bilateraal assistent deskundigen voor leden van de Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs (het ONRI-programma).
5.3. Verdeling van de niet-ODA-relevante intensiveringsruimte 1998 en overige wijzigingen
Voor 1998 bedraagt de uit te delen intensiveringsruimte als gevolg van de BNP-groei voor de niet-ODA-relevante uitgaven 188,9 miljoen. Hierop is de reservering voor loon- en prijsontwikkelingen en onvoorzien reeds in mindering gebracht. Ook ditmaal is bij de bepaling van de verdeling van de intensiveringsruimte uitgegaan van de intensiveringsclusters van het Regeerakkooord, programmatische samenwerking en het openstellen van bestaande programma's voor beleidsdoelstellingen van andere departementen.
Mede door een meevallende BNP-groei was een deel van de intensiveringsruimte (ruim 32 miljoen) reeds vanaf 1997 beschikbaar. Deze ruimte is gebruikt om een aantal intensiveringen, die bij de besluitvorming waren voorgenomen voor de begroting 1998, al in 1997 van start te laten gaan.
Verdeling intensiveringsruimte non-ODA 1998 (bedragen in mln gld)
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | |
---|---|---|---|---|---|
Uitdeling intensiveringsruimte 1998 | 32,4 | 188,9 | 190,9 | 169,9 | 172,9 |
Midden- en Oost-Europa | 2,5 | 15,5 | 25,1 | 51,2 | 70,2 |
– Macrosteun niet-DAC landen (BuZa, Fin) | 10,0 | 10,0 | 10,0 | 10,0 | 10,0 |
– Economische hulp (EZ)* | – 7,7 | – 17,3 | – 7,7 | 18,3 | 37,3 |
– MATRA Programma (BuZa) | 22,5 | 22,5 | 22,5 | 22,5 | |
– EBRD (Financiën) | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 |
Postennet | 12,3 | 64,3 | 52,4 | 31,6 | 34,4 |
– Investeringen automatisering posten (BuZa)** | 3,3 | 21,1 | 18,3 | 9,1 | 9,1 |
– Achterstallig onderhoud posten (BuZa)** | 6,7 | 24,4 | 19,0 | 7,4 | 10,2 |
– Uitbreiding postennet (BuZa, EZ, LNV, Fin)** | 2,3 | 18,8 | 15,1 | 15,1 | 15,1 |
Exportinstrumentarium | 85,2 | 74,8 | 56,1 | 40,4 | |
– Exportbevordering en econ.samenwerking (EZ) | 85,2 | 74,8 | 56,1 | 40,4 | |
POBB en cultuur | 13,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 |
– Intensivering POBB (BuZa, Defensie) | 3,0 | 10,0 | 10,0 | 10,0 | 10,0 |
– uitvoering motie cultuur (BuZa, OC&W) | 10,0 | 10,0 | 10,0 | 10,0 | 10,0 |
Manifestaties | 0,7 | – 3,0 | 12,0 | 5,0 | 2,0 |
– Wereldtentoonstellingen (AZ) | 0,7 | – 5,0 | 10,0 | 3,0 | |
– Internationale manifestaties (BuZa) | 2,0 | 2,0 | 2,0 | 2,0 | |
Overig | 3,9 | 6,9 | 6,6 | 6,0 | 6,0 |
– instelling Azië-faciliteit HRD (BuZa, diverse) | 5,0 | 5,0 | 5,0 | 5,0 | |
– Indonesië-projecten (BiZa, Justitie) | 2,0 | ||||
– staatsbezoeken (BuZa) | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
– personeel Kustwacht (Defensie) | 0,9 | 0,9 | 0,6 | – | – |
* De cijfers mbt het economische hulpprogramma Midden- en Oost-Europa (begroting EZ) zijn exclusief de overboeking van middelen in verband met de overdracht van OS-activiteiten in Bulgarije en Roemenië.
** Dit betreft alleen het non-ODA aandeel in de kosten. De totale uitgaven zijn hoger, omdat een deel van de intensivering ODA-relevant is. Zie voor een nadere toelichting de begroting van Buitenlandse Zaken.
In het regiobeleidsdocument Midden-Europa wordt de behoefte geconstateerd aan een voorziening voor het verlenen van macrosteun aan landen die niet op de DAC-I lijst staan. Daarbij wordt met name gedacht aan de kiesgroeplanden in Midden- en Oost-Europa die niet in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp (Bulgarije, Roemenië, Oekraïne). Naast economische ondersteuning is hiermee ook de politieke stabiliteit in de betreffende landen gediend. Bovendien heeft Nederland een speciale verantwoordelijkheid voor landen die behoren tot de Nederlandse kiesgroep bij IMF en Wereldbank. Daarom is reeds vanaf 1997 een stelpost van 10 mln per jaar gereserveerd op de begroting van Buitenlandse Zaken (zie het begrotingsartikel 15.01).
Het MATRA Programma zal, zoals in het regiobeleidsdocument Midden-Europa staat aangekondigd, worden verruimd teneinde ook te zijn toegesneden op de voorbereiding tot toetreding tot de Europese Unie. Er blijkt met name behoefte te bestaan aan overdracht van expertise en ervaring (zoals wetgevingsstandaarden en aanpassing aan het acquis communautaire) en op het gebied van onderhandelingsvaardigheden. Daarnaast zal het MATRA Programma, dat tot nu toe was beperkt tot de ondersteuning van de transformatie naar een pluriforme democratische rechtsstaat via non-gouvernementele organisaties, worden verruimd tot directe hulpverlening aan centrale overheden. Voor deze uitbreidingen, onder handhaving van het bestaande niveau van de «oude» MATRA instrumenten, is besloten tot een structurele verhoging van de bestaande meerjarencijfers met 22,5 mln. Zie voor een nadere toelichting artikel 15.04 van de begroting van Buitenlandse Zaken.
Ook de toepassing van het economisch hulpprogramma verandert met de voortgang van het transformatieproces. Het huidige Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO), dat is gericht op technische kennisoverdracht van Nederlandse bedrijven aan landen in Midden- en Oost-Europa, verschuift oostwaarts, in de richting van de landen waar het transformatieproces minder ver is gevorderd. Deze beleidswijziging wordt ondersteund door het evaluatierapport over het PSO van de Algemene Rekenkamer, dat in het voorjaar van 1997 is verschenen. De hulp aan de Midden-Europese landen wordt tezelfdertijd verminderd. De Investeringsfaciliteit zal beter toegankelijk worden gemaakt voor het Midden- en Kleinbedrijf. Zie artikel 07.05 van de begroting van Economische Zaken.
Deels via het PSO en deels via het MATRA Programma zal invulling worden gegeven aan de motie Sipkes (TK 96–97, 25 000 V, nr. 32), om voor 10 mln extra milieu-inspanningen in Midden- en Oost-Europa te verrichten. De motie is door de Tweede Kamer aanvaard tijdens de behandeling van de ontwerpbegroting 1997 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De bescheiden verhoging van de middelen voor de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) heeft te maken met wijzigingen in de valutakoersen. Zie artikel 03.13 van de begroting van Financiën.
Het postennet zal worden uitgebreid met een aantal nieuwe posten en economische steunpunten en door versterking van bestaande posten, met name ten behoeve van handelswerkzaamheden en daarnaast op cultureel terrein. De gekozen uitbreidingen zijn mede gebaseerd op de prioriteiten die worden gesteld in de regiobeleidsdocumenten Midden-Europa, Mercosur en Midden-Oosten. Meerjarig is hiermee een bedrag van 12,9 miljoen gemoeid (non-ODA deel). Daarnaast zullen extra landbouw-attachés en twee extra Financiën-attachés worden aangesteld.
Ter ondersteuning van het postennet is het noodzakelijk forse investeringen van enkele tientallen miljoenen per jaar te plegen in automatisering en achterstallig onderhoud van de gebouwen. De investeringen in automatisering zijn onder meer nodig voor de instandhouding van een wereldwijd netwerk van (data)communicatie. Hiermee wordt voorkomen dat Buitenlandse Zaken op een termijn van enkele jaren niet langer voor de gehele Rijksdienst de faciliteit van een wereldwijd efficiënt berichtenverkeer kan bieden. Daarnaast dient, mede gezien de delegatie van taken en verantwoordelijkheden naar de posten, een herinrichting van de geautomatiseerde informatievoorziening te worden doorgevoerd, daar een aantal kerninformatiesystemen technisch en functioneel aan het einde van hun levensduur is gekomen. De inhaalslag met betrekking tot het onderhoud van de gebouwen in het buitenland is mede gebaseerd op een rapport van Algemene Rekenkamer.
Voor een meer gedetailleerde toelichting op deze intensiveringen wordt verwezen naar de artikelen 07.01 en 07.02 van de begroting van Buitenlandse Zaken.
Het Nederlandse bedrijfsleven is in een aantal opkomende markten nog relatief bescheiden aanwezig. In de regiobeleidsdocumenten Midden-Oosten en Mercosur komt naar voren dat meer ondersteuning van het bedrijfsleven op deze markten gewenst is, met name op het terrein van de investeringsbevordering. De Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM) en het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) zullen worden uitgebreid. Beide instrumenten zijn geïnspireerd op de overeenkomstige instrumenten ten aanzien van Midden- en Oost-Europa (het PSO en de Investeringsfaciliteit), waarmee al enige jaren ervaring is opgedaan. Ook intensivering van andere instrumenten, zoals de rentesubsidies, het Programma Starters Buitenland en de technologische samenwerking, is gepland. Het voornemen bestaat verder om een garantiefaciliteit in te stellen voor het verzekeren van exportkredieten die binnen het vigerende landenbeleid van de NCM niet in aanmerking komen voor een garantie uit hoofde van de Exportkredietverzekering. Hiermee kunnen de aansluitingsproblemen tussen het ORET/MILIEV-programma en de Exportkredietverzekering worden beperkt. ORET/MILIEV-projecten bestaan namelijk uit de gecombineerde aanbieding van een schenking met een commercieel krediet. Als de aan het commerciële krediet verbonden betalingsrisico's niet via de Exportkredietverzekering gegarandeerd kunnen worden, is het voortaan mogelijk om een (gedeeltelijke) garantie via deze aanvullende faciliteit aan te bieden. De modaliteiten en reikwijdte worden nog nader uitgewerkt. Voor deze intensiveringen is 85,2 miljoen in 1998 uitgetrokken. Zie de artikelen 07.02 tot en met 07.04 van de begroting van Economische Zaken. Deze intensiveringen zijn complementair aan de intensiveringen die op dit terrein binnen het ODA-kader zijn doorgevoerd. Zie paragraaf 5.2 van deze nota.
5.3.4. Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) en cultuur
De gelden ten behoeve van initiatieven in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, voor zover deze niet ten laste van de EU-begroting worden gebracht, vallen voortaan onder het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB). Door middel van het POBB zal de regering zich in brede zin gaan richten op de doelstellingen van het buitenlandbeleid, waarbij mensenrechten, veiligheid, vrede en stabiliteit belangrijke aspecten zijn. Zie artikel 09.01 van de begroting van Buitenlandse Zaken. Het budget is in 1997 opgehoogd met 3 miljoen in het kader van de uitvoering van de motie-Van den Doel, die pleitte voor het verlenen van humanitaire hulp aan de Russische krijgsmacht. De motie is aangenomen bij de behandeling van de ontwerpbegroting 1997 van Defensie door de Tweede Kamer. In 1998 zal het POBB op een structureel niveau van 18 miljoen worden gebracht. Hiermee kan, naast verdere humanitaire hulp aan de Russische krijgsmacht, ook een breed scala aan andere activiteiten worden ondersteund: verkiezingswaarnemingen in Midden- en Oost-Europa, vernietiging van Russische chemische wapens, nucleaire veiligheid, activiteiten in het kader van de transatlantische dialoog, het plaatsen van (Nederlandse) specialisten bij internationale organisaties en de Nederlandse bijdrage aan alternatieve activiteiten in het kader van de conflictpreventie. Een aantal van deze werkzaamheden vindt in nauwe samenwerking met het ministerie van Defensie plaats.
Er wordt vanaf 1997 10 miljoen extra vrijgemaakt ten behoeve van het internationaal cultuurbeleid, ter uitvoering van de tijdens de behandeling van de ontwerpbegroting 1997 van Buitenlandse Zaken door de Tweede Kamer aangenomen motie Van Traa (TK 96–97, 25 000 V, nr. 28). Om hieraan invulling te geven zal aansluiting worden gezocht bij de gezamenlijke programmering van Buitenlandse Zaken en OC&W ten aanzien van het huidige cultuurbudget. Zie artikel 14.09 van de begroting van Buitenlandse Zaken.
5.3.5. Internationale manifestaties
Omdat is gekozen voor het bouwen van een eigen paviljoen voor Nederland tijdens de Wereldtentoonstelling in Hannover zijn de kosten voor de overheid 20 miljoen meer dan de oorspronkelijk begrootte 40 miljoen. De extra kosten worden voor 8 miljoen onder de HGIS gefinancierd. De overige kosten worden met binnenlandse middelen gefinancierd. Zie ook artikel 01.12 van de begroting van Algemene Zaken.
Een bedrag van 2 miljoen structureel wordt gereserveerd voor manifestaties die Buitenlandse Zaken laat organiseren. De belangrijkste thans in voorbereiding zijnde manifestatie is de viering van 400 jaar Nederlands-Japanse betrekkingen. Zie artikel 14.09 van de begroting van Buitenlandse Zaken.
5.3.6. Overige intensiveringen
Van de overige intensiveringen is de instelling van een Azië-faciliteit voor ondersteuning van activiteiten op het terrein van Human Resources Development de belangrijkste. Doel is het verdiepen van de betrekkingen met een aantal Aziatische landen door middel van wetenschappelijke samenwerking, kennisoverdracht, trainingen, stages enzovoort. Human Resources Development en kennisinfrastructuur zijn in de ontwikkeling van vele landen beslissende factoren. De meeste ontwikkelde landen in Europa, maar ook de VS en Japan, investeren reeds jaren op aanzienlijke wijze op het terrein van Human Resources Development en kennisinfrastructuur in de zich snel ontwikkelende landen in Azië. Human Resources Development bevordert het aangaan van betrekkingen op velerlei niveau en blijkt op langere termijn een waardevolle investering te zijn. Om te komen tot samenwerking en samenspel in de verschillende beleidsinitiatieven van vakdepartementen is gekozen voor een gecoördineerde faciliteit op de begroting van Buitenlandse Zaken. De faciliteit zal in gezamenlijk overleg met OC&W en andere betrokken vakministeries nader worden ingevuld.
In 1997 wordt 2 miljoen vrijgemaakt voor projecten van Binnenlandse Zaken en Justitie in Indonesië. Vanaf 1998 worden deze en andere projecten bezien binnen de Azië-faciliteit.
Een belangrijke wijziging die losstaat van de uitdeling van de intensiveringsruimte is de verwerking van een verwachte onderschrijding van het budget voor vredesoperaties op de begroting van Defensie van ruim 40 miljoen in 1997 en 20 miljoen in 1998. De onderschrijdingen zijn, door toepassing van een intertemporele kasschuif, ingezet ter financiering van de bouw van een nieuwe Nederlandse ambassade in Berlijn (totale kosten circa 60 miljoen). Gezien de onzekerheid ten aanzien van de daadwerkelijke realisatie van genoemde onderschrijdingen, is afgesproken dat, als zich in de loop van het jaar tegenvallers voordoen op de post Vredesoperaties, deze zonder meer binnen de HGIS worden opgelost. Ten aanzien van de post vredesoperaties is tevens besloten om hieruit eventuele toekomstige bijdragen te financieren aan vredesoperaties die niet door Nederlandse manschappen worden uitgevoerd, zoals de African Crisis Response Force.
5.4. Ontwikkeling HGIS naar thema
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de ontwikkeling van de HGIS-uitgaven naar thema. Hieruit blijkt dat met de groei van de totale omvang van de HGIS de meeste thema's worden geïntensiveerd. Daarbij groeien niet alle thema's in gelijke mate mee.
1997 | 1998 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal (Dfl x 1000) | wv ODA (Dfl x 1000) | % | Totaal (Dfl x 1000) | wv ODA (Dfl x 1000) | % | |
1. Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering | 1 145 614 | 830 118 | 14,2 | 1 353 233 | 986 700 | 15,8 |
2. Milieu* | 344 620 | 328 814 | 4,3 | 354 186 | 338 240 | 4,1 |
3. Maatschappelijke ontwikkeling | 1 324 039 | 1 323 039 | 16,4 | 1 402 585 | 1 401 585 | 16,4 |
4. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking | 505 784 | 469 005 | 6,3 | 512 178 | 473 133 | 6,0 |
5. Veiligheid, mensenrechten, conflictbeheersing en democratisering | 324 110 | 57 732 | 4,0 | 351 121 | 57 000 | 4,1 |
6. Humanitaire hulp en conflictpreventie | 493 000 | 481 000 | 6,1 | 469 500 | 458 500 | 5,5 |
7. Macrosteun en schuldverlichting | 409 540 | 399 540 | 5,1 | 341 769 | 331 769 | 4,0 |
8. Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba | 487 017 | 403 497 | 6,1 | 483 589 | 361 449 | 5,6 |
9. Algemene multilaterale programma's | 1 488 821 | 1 221 211 | 18,5 | 1 728 078 | 1 453 004 | 20,1 |
– multilaterale programma's | 957 721 | 869 911 | 11,9 | 1 179 778 | 1 090 304 | 13,7 |
– EU-toerekening | 531 100 | 351 300 | 6,6 | 548 300 | 362 700 | 6,4 |
10. Midden- en Oost-Europa | 240 032 | 0 | 3,0 | 246 702 | 0 | 2,9 |
11. Postennet | 704 418 | 176 978 | 8,8 | 780 977 | 190 296 | 9,1 |
12. Overige Uitgaven | 582 172 | 197 372 | 7,2 | 556 965 | 189 742 | 6,5 |
Totaal | 8 049 167 | 5 888 306 | 100 | 8 580 883 | 6 241 418 | 100 |
* De ODA-uitgaven in het bovengenoemde cluster Milieu vormen slechts een deel van de totale ODA-inspanning om de 0,1% BNP-doelstelling ten aanzien van milieu te realiseren. Er zijn ook uitgaven in de andere thema's met een belangrijke milieu-component die bijdragen aan de 0,1%.
De meest in het oog springende stijging is te constateren bij het thema «Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering». Niet alleen in absolute zin, maar ook relatief ten opzichte van de andere HGIS-thema's groeit dit thema sterk. Hieruit blijkt dat de economische component van het buitenlands beleid in belang toeneemt. Het gaat met name om intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen en exporttransacties en daarnaast om het stimuleren van exportactiviteiten in opkomende markten. Een ander thema dat ook relatief groeit is «Algemene multilaterale programma's». Dit wordt verklaard door verhoging van de bijdragen aan het Europees Ontwikkelingsfonds en de deelnemingen in multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen. De stijging van het thema «Postennet» betreft (deels incidentele) investeringen in huisvesting en automatisering en uitbreiding van het personeel op de posten, met name ten behoeve van handelswerkzaamheden.
In de afgelopen twee hoofdstukken is met name ingegaan op de verdeling van de intensiveringsruimte van de HGIS. Een jaarlijks terugkerende integrale afweging van de beleidsprioriteiten, op basis waarvan tot een herschikking van middelen wordt besloten, is achterwege gebleven. Dit is niet verwonderlijk. Immers, in het Regeerakkoord is deze integrale afweging reeds gemaakt. De belangrijkste beleidskaders voor het buitenlands beleid werden hier uiteengezet, waarbij ook reeds de intensiveringsclusters nader waren gespecificeerd. In de nota «Herijking van het buitenlands beleid» zijn deze beleidskaders nader geconcretiseerd. Met de behandeling van de nota in de Kamer is dit deel van het Regeerakkoord vervolgens nog verder bekrachtigd. Dit heeft ertoe geleid dat tot dusverre de invulling van de HGIS kon worden beperkt tot het uitwerken en implementeren van de verschillende programma's en activiteiten.
In 1998 zal het huidige Regeerakkoord aflopen. Een hernieuwde integrale afweging van de buitenlandprioriteiten is dan aan de orde. Het maken van een dergelijke afweging is echter een taak voor een nieuw kabinet.
bedragen in mln. gld. | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
---|---|---|---|---|---|---|
HGIS-Uitgaven | ||||||
Stand Miljoenennota 1997 | 7 858.6 | 8 191.5 | 8 571.2 | 8 960.6 | 9 365.7 | |
Macrobijstellingen (BNP-mutatles) | 206.3 | 366.3 | 383.2 | 401.0 | 419.5 | |
Eindejaarsmarge/bandbreedte 1996 | – 4.1 | – 12.7 | – 12.7 | 0.0 | 0.0 | |
Generaal gefinancierde mutaties | 6.9 | 4.0 | 4.0 | 4.0 | 4.0 | |
Intertemporele kasschuif | – 31.2 | – 9.3 | 24.4 | 9.2 | 6.9 | |
Diverse desalderingen | 5.0 | 15.6 | – 15.0 | – 33.1 | – 33.2 | |
Diverse overboekingen | 7.7 | 25.5 | 9.9 | 9.4 | 5.4 | |
Totaal uitgaven | 8 049.2 | 8 580.9 | 8 965.1 | 9 351.1 | 9 768.4 | 10 205.5 |
HGIS-Ontvangsten | ||||||
Stand Miljoenennota 1997 | 219.1 | 183.4 | 183.2 | 182.1 | 181.5 | |
Diverse desalderingen | 5.0 | 15.6 | – 15.0 | – 33.1 | – 33.2 | |
Overboeking | – 0.7 | – 0.7 | – 0.7 | – 0.7 | – 0.7 | |
Totaal ontvangsten | 223.5 | 198.3 | 167.5 | 148.2 | 147.6 | 147.6 |
Saldo HGIS-uitgaven en ontvangsten | 7 825.7 | 8 382.6 | 8 797.5 | 9 202.9 | 9 620.8 | 10 057.9 |
Correctie eindejaarsmarge/bandbreedte '94, '95, '96 | – 9.8 | 19.9 | 12.7 | 0.0 | 0.0 | |
Correctie intertemporele kasschuif | 31.2 | 9.3 | – 24.4 | – 9.2 | – 6.9 | |
Gecorrigeerd HGIS-saldo | 7 847.1 | 8 411.7 | 8 785.8 | 9 193.7 | 9 613.9 | 10 057.9 |
BNP o.b.v. MEV (in mld gld) | 714.5 | 761.2 | 796.4 | 833.3 | 871.9 | 912.2 |
HGIS in % van het BNP | 1.1 | 1.1 | 1.1 | 1.1 | 1.1 | 1.1 |
a. De HGIS-uitgaven per begroting en artikel voor de jaren 1997 t/m 2002 (bedragen x f 1000)
Begroting/beleidsterrein/artikel/omschrijving | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv.ODA | |
III Algemene Zaken | ||||||||||||
01.12: Deelname aan wereldtentoonstellingen | 8 300 | 14 000 | 29 000 | 14 000 | ||||||||
Totaal | 8 300 | 0 | 14 000 | 0 | 29 000 | 0 | 14 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
IV Kab. voor Ned. Antilliaanse en Arubaanse Zaken | ||||||||||||
02.01: Toeslagen op pensioenen | 14 200 | 14 200 | 14 200 | 14 200 | 14 200 | 14 200 | ||||||
02.02: Bijstand rechterlijke macht | 3 040 | 3 040 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 | 2 810 |
02.12: Samenwerkingsmiddelen | 301 877 | 265 457 | 257 179 | 222 639 | 245 611 | 212 991 | 248 897 | 218 238 | 249 841 | 221 191 | 249 841 | 221 191 |
Totaal | 319 117 | 268 497 | 274 189 | 225 449 | 262 621 | 215 801 | 265 907 | 221 048 | 266 851 | 224 001 | 266 851 | 224 001 |
V Buitenlandse Zaken | ||||||||||||
07.01: Personeel en materieel | 558 570 | 160 770 | 606 999 | 163 281 | 607 500 | 161 546 | 594 247 | 161 284 | 594 288 | 161 999 | 594 288 | 161 999 |
07.02: Gebouwen buitenland | 74 971 | 16 208 | 101 406 | 27 015 | 101 306 | 26 512 | 70 106 | 18 768 | 71 706 | 19 275 | 71 706 | 19 275 |
07.03: Staatsbezoeken en roulerende voorzittersch. | 47 490 | 7 060 | 7 060 | 7 060 | 7 060 | 7 060 | ||||||
07.04: Index. lonen en prijzen HGIS en nader te verd. | 40 510 | 74 479 | 73 508 | 100 439 | 103 311 | 106 371 | ||||||
07.05: Adviesraad | 1 086 | 402 | 1 086 | 402 | 1 086 | 402 | 1 086 | 402 | 1 086 | 402 | ||
08.02: Europees ontwikkelingsfonds | 195 507 | 195 507 | 313 300 | 313 300 | 269 600 | 269 600 | 257 300 | 257 300 | 250 000 | 250 000 | 250 000 | 250 000 |
09.01: Veiligheidsbeleid | 13 360 | 20 203 | 20 178 | 20 153 | 20 153 | 20 153 | ||||||
09.02: Contributies | 17 494 | 17 494 | 17 519 | 17 544 | 17 544 | 17 544 | ||||||
09.03: Mensenrechten en conflictbeheersing | 22 000 | 22 000 | 57 000 | 57 000 | 67 500 | 67 500 | 70 500 | 70 500 | 72 500 | 72 500 | 72 500 | 72 500 |
09.04: Noodhulp | 435 000 | 425 000 | 410 000 | 400 000 | 430 000 | 420 000 | 435 000 | 425 000 | 445 000 | 435 000 | 470 000 | 460 000 |
09.05: VN-vluchtelingenprogramma's | 56 000 | 56 000 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 | 58 500 |
10.01: Landenpr. m.b.t. economie en werkgelegenh. | 106 018 | 106 018 | ||||||||||
10.02: Ontwikkelingsrelevante exporttransacties | 135 000 | 135 000 | ||||||||||
10.03: PUM-programma | 12 300 | 12 300 | ||||||||||
10.04: Bevordering export van OS-landen | 19 000 | 19 000 | ||||||||||
10.05: Bedrijfsmatige technische bijstand | 4 000 | 4 000 | ||||||||||
10.06: Grondstoffen | 8 400 | 8 400 | ||||||||||
10.07: Bijdrage VN-Kapitaalontw.fonds (UNCDF) | 15 000 | 15 000 | ||||||||||
10.09: Financieringsmij. voor ontwikkelingsl. (FMO) | 155 000 | |||||||||||
10.10: Allochtoon ondernemerschap | 2 000 | 2 000 | ||||||||||
11.01: Landenpr. m.b.t. landbouw en reg. ontw. | 384 000 | 384 000 | ||||||||||
11.02: Bijdrage Wereldvoedselprogr. (WFP/IEFR) | 60 000 | 60 000 | ||||||||||
11.03: Bijdrage Int. Fonds voor agrar. ontw. (IFAD) | 6 900 | 6 900 | ||||||||||
11.04: Stedelijke ontwikkeling | 27 500 | 27 500 | ||||||||||
12.01: Milieubeleid in ontwikkelingslanden | 328 934 | 325 439 | 338 360 | 334 865 | 354 360 | 350 705 | 370 360 | 366 545 | 386 360 | 382 385 | 401 360 | 397 385 |
12.02: MILIEV-programma | 50 000 | 50 000 | ||||||||||
12.03: Natuur en milieu-educatie (NME) | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 |
13.01: Progr. en bijdr. m.b.t. maatsch. ontw. | 409 941 | 409 941 | ||||||||||
13.02: Vrouwen en ontwikkeling (V&O) | 50 600 | 50 600 | ||||||||||
13.03: Kinderen en ontwikkeling (K&O) | 60 400 | 60 400 | ||||||||||
13.04: Ambassade projecten programma | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 21 000 | 21 000 | 22 000 | 22 000 | 23 000 | 23 000 | 23 000 | 23 000 |
13.05: Medefinanciering van proj. part. org. | 615 500 | 615 500 | 682 500 | 682 500 | 727 000 | 727 000 | 756 500 | 756 500 | 787 300 | 787 300 | 819 600 | 819 600 |
13.06: Nederlandse Ontwikkelingsorg. SNV | 108 174 | 108 174 | 115 185 | 115 185 | 123 979 | 123 979 | 132 899 | 132 899 | 142 671 | 142 671 | 153 391 | 153 391 |
13.07: Gemeente initiat. en Kleine plaatsel. activ. | 11 000 | 10 000 | 12 000 | 11 000 | 12 000 | 11 000 | 12 000 | 11 000 | 12 000 | 11 000 | 12 000 | 11 000 |
13.08: Landenprogr. m.b.t. sociale ontwikkeling | 411 500 | 411 500 | 442 000 | 442 000 | 460 000 | 460 000 | 479 000 | 479 000 | 479 000 | 479 000 | ||
13.09: Bijdragen m.b.t. sociale ontwikkeling | 161 400 | 161 400 | 162 700 | 162 700 | 163 000 | 163 000 | 163 300 | 163 300 | 163 300 | 163 300 | ||
14.01: Internationaal onderwijs | 160 678 | 160 678 | ||||||||||
14.02: Landenprogramma's m.b.t. onderwijs | 117 666 | 117 666 | ||||||||||
14.03: Intern. onderwijs- en onderz. inst. | 38 443 | 32 668 | 38 158 | 32 383 | 38 174 | 32 399 | 38 190 | 32 415 | 38 206 | 32 431 | 38 206 | 32 431 |
14.04: Onderzoek | 44 400 | 44 400 | 44 250 | 44 250 | 46 750 | 46 750 | 49 250 | 49 250 | 51 750 | 51 750 | 54 250 | 54 250 |
14.05: Communicatieprogramma | 10 500 | 10 500 | 11 500 | 11 500 | 11 750 | 11 750 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 13 000 | 13 000 |
14.06: Cultuur | 37 073 | 15 316 | ||||||||||
14.07: Internationaal onderwijs | 133 400 | 133 400 | 136 600 | 136 600 | 136 600 | 136 600 | 139 600 | 139 600 | 139 600 | 139 600 | ||
14.08: Landenprogr. m.b.t. onderwijs en cultuur | 163 500 | 163 500 | 169 500 | 169 500 | 173 500 | 173 500 | 172 500 | 172 500 | 171 500 | 171 500 | ||
14.09: Internationale culturele betrekkingen | 23 017 | 23 017 | 23 017 | 23 017 | 23 017 | |||||||
15.01: Macro-economische steun en schuldenbeleid | 264 040 | 254 040 | 229 269 | 219 269 | 329 340 | 319 340 | 458 850 | 448 850 | 672 942 | 662 942 | 984 136 | 974 136 |
15.02: Bijdrage ESAF/IMF | 22 500 | 22 500 | 22 500 | 22 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 |
15.03: Democratisering en goed bestuur | 84 156 | 84 156 | ||||||||||
15.04: Midden en Oost Europa (MATRA-progr.) | 52 320 | 69 402 | 68 266 | 69 000 | 69 000 | 69 000 | ||||||
15.05: Hulp aan Suriname | 130 361 | 130 361 | 133 272 | 133 272 | 175 000 | 175 000 | 175 000 | 175 000 | 175 000 | 175 000 | 175 000 | 175 000 |
15.06: Garanties Suriname | 3 639 | 3 639 | 1 728 | 1 728 | ||||||||
15.08: Afwikkeling OS-activ. in niet-DAC landen | 5 240 | 1 342 | 400 | |||||||||
15.09: Azië-faciliteit | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |||||||
16.01: Deskundigenprogramma | 101 700 | 101 700 | 109 600 | 109 600 | 110 100 | 110 100 | 111 100 | 111 100 | 112 700 | 112 700 | 112 700 | 112 700 |
16.02: Voorl., bewustw. en advisering inz. OS | 29 300 | 29 300 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 | 29 000 |
16.03: Doelbijdragen en spec. activiteiten | 36 632 | 36 632 | 21 000 | 21 000 | 21 500 | 21 500 | 21 500 | 21 500 | 21 500 | 21 500 | 21 500 | 21 500 |
16.04: Bijdrage VN-ontwikkelingsprogr. (UNDP) | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 | 165 000 |
16.05: Speciale multilaterale activiteiten | 32 500 | 32 500 | 32 500 | 32 500 | 37 500 | 37 500 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 |
16.06: Kosten inz. toegel. vluchtelingen uit OS-lndn | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 | 24 740 |
17.01: Overige contrib. internationale organisaties | 90 002 | 21 589 | 90 002 | 21 589 | 90 002 | 21 589 | 90 002 | 21 589 | 90 002 | 21 589 | 90 002 | 21 589 |
17.02: Rentesubsidies en apparaatsuitgaven NIO | 251 000 | 5 000 | 236 000 | 5 000 | 225 000 | 5 000 | 211 000 | 5 000 | 205 000 | 5 000 | 205 000 | 5 000 |
17.03: Garanties op door de NIO verstrekte leningen | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | ||||||
18.01: Landenprogramma m.b.t. economische ontwikkeling | 509 500 | 509 500 | 554 500 | 554 500 | 580 000 | 580 000 | 609 500 | 609 500 | 634 500 | 634 500 | ||
18.02: Bijdrage wereldvoedselprogr. (WFP/IEFR) | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | ||
18.03: Bijdrage int. fonds voor agrar. ontwikkeling (IFAD) | 14 500 | 14 500 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | ||
18.04: Bedrijfslevenprogramma | 340 000 | 340 000 | 365 000 | 365 000 | 380 000 | 380 000 | 390 000 | 390 000 | 350 000 | 350 000 | ||
18.05: Bedrijfsmatige technische bijstand | 4 000 | 4 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
18.06: PUM-programma | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | 13 500 | ||
18.07: Bevordering export van OS-landen | 19 500 | 19 500 | 19 500 | 19 500 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 500 | 20 500 | ||
18.08: Grondstoffen | 8 400 | 8 400 | 2 929 | 2 929 | 900 | 900 | 900 | 900 | 900 | 900 | ||
18.09: Bijdrage VN-kapitaalontwikkelingsfonds (UNCDF) | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | ||
18.10: Partic. ontw. -en part. mij. (POPM) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||||
18.11: Financieringsmaatschappij voor ontw. landen (FMO) | 155 000 | 0 | 155 000 | 0 | 100 000 | 0 | 100 000 | 0 | 100 000 | 0 | ||
18.12: Allochtoon ondernemerschap | 2 300 | 2 300 | 2 600 | 2 600 | 0 | 0 | 0 | |||||
Totaal | 5 789 459 | 4 600 042 | 6 171 352 | 4 914 879 | 6 451 964 | 5 206 741 | 6 611 843 | 5 444 642 | 6 951 636 | 5 786 984 | 7 336 410 | 6 168 698 |
VI Justitie | ||||||||||||
01.11.01: Personeel en materieel IS/attachés | 1 462 | 1 462 | 1 462 | 1 462 | 1 462 | 1 462 | ||||||
01.11.01: Personeel en materieel IS/Indonesië | 1 000 | |||||||||||
01.11.02: Bijdragen IS | 310 | 310 | 310 | 310 | 310 | 310 | ||||||
02.09: Personeel en materieel KLPD/EU-vz-schap | 3 000 | |||||||||||
Totaal | 5 772 | 0 | 1 772 | 0 | 1 772 | 0 | 1 772 | 0 | 1 772 | 0 | 1 772 | 0 |
VII Binnenlandse Zaken | ||||||||||||
01.01: Personeel en materieel algemeen/attachés | 496 | 496 | 496 | 496 | 496 | 496 | ||||||
02.05: Bevordering doelmatig bestuur/Indonesië | 1 000 | |||||||||||
02.06: Bevordering werking politiek systeem/MATRA | 2 000 | |||||||||||
05.24: Overige uitgaven regionale politie/EU-vz-schap | 2 200 | |||||||||||
06.01: Personeel en materieel BVD/EU-vz-schap | 300 | |||||||||||
Totaal | 5 996 | 0 | 496 | 0 | 496 | 0 | 496 | 0 | 496 | 0 | 496 | 0 |
VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | ||||||||||||
21.04: Overige uitgaven | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 200 | ||||||
22.02: Instituten intern. onderwijs en onderzoek | 85 536 | 84 276 | 85 865 | 84 599 | 86 192 | 84 920 | 86 521 | 85 243 | 86 687 | 85 406 | 86 687 | 85 406 |
22.06: Overige uitgaven | 300 | 1 300 | 1 300 | 1 300 | 1 300 | 1 300 | ||||||
23.01: Instellingen voor onderz. en wetensch. | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
23.01: Instellingen voor onderz. en wetensch./RIOD-onderz. | 1 500 | 900 | 900 | |||||||||
25.01: Studiefinanciering | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
26.05: Internationale betrekkingen | 4 562 | 1 400 | 4 562 | 1 400 | 4 562 | 1 400 | 4 562 | 1 400 | 4 562 | 1 400 | 4 562 | 1 400 |
26.05: Internationale betrekkingen/attachés | 240 | 240 | 240 | 240 | 240 | 240 | ||||||
27.07: Overige uitgaven | 3 264 | 3 264 | 3 264 | 3 264 | 3 264 | 3 264 | ||||||
27.07: Overige uitgaven/attachés | 301 | 274 | 274 | 274 | 274 | 274 | ||||||
Totaal | 98 903 | 87 676 | 99 605 | 87 999 | 99 932 | 88 320 | 99 361 | 88 643 | 99 527 | 88 806 | 99 527 | 88 806 |
IXB Financiën | ||||||||||||
01.01: Personeel en materieel, kernministerie/attachés | 2 268 | 2 268 | 2 268 | 2 268 | 2 268 | 2 268 | ||||||
03.04: Deelnemingen multilaterale banken | 450 559 | 450 559 | 538 107 | 538 107 | 548 279 | 548 279 | 600 303 | 600 303 | 535 083 | 535 083 | 476 118 | 476 118 |
03.05: Garanties aan ontwikkelingsbanken en EIB | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||||
03.13: Deelneming kapitaal Eur. banken | 5 481 | 8 052 | 9 776 | 11 609 | 13 442 | 15 275 | ||||||
03.16: Deelneming kapitaal Midden-Oosten Bank | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | 14 624 | ||
04.01: Personeel en materieel, Bel. dienst/attachés | 716 | 717 | 717 | 717 | 717 | 717 | ||||||
Totaal | 459 024 | 450 559 | 563 768 | 552 731 | 575 664 | 562 903 | 629 521 | 614 927 | 566 134 | 549 707 | 509 002 | 490 742 |
X Defensie | ||||||||||||
08.02 Vredesoperaties | 234 024 | 255 524 | 267 823 | 248 624 | 248 124 | 248 124 | ||||||
08.04: Overige uitgaven HGIS/Attachés | 30 866 | 30 866 | 30 866 | 30 866 | 30 866 | 30 866 | ||||||
08.04: Overige uitgaven HGIS/kustwacht Ned. Ant. | 32 900 | 73 400 | 34 700 | 34 000 | 34 000 | 34 000 | ||||||
08.04: Overige uitgaven HGIS/Humanitair ontmijnen | 2 000 | 1 000 | 500 | |||||||||
Totaal | 299 790 | 0 | 360 790 | 0 | 333 889 | 0 | 313 490 | 0 | 312 990 | 0 | 312 990 | 0 |
XI Volkshuisvesting, RO en Milieubeheer | ||||||||||||
05.01.01: Ambtelijk personeel/attachés | 345 | 345 | 345 | 345 | 345 | 345 | ||||||
05.01.06: Algemene materiële uitgaven/attachés | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 | ||||||
05.15.03: Internationaal milieubeleid | 13 151 | 840 | 13 291 | 840 | 12 291 | 840 | 12 291 | 840 | 12 291 | 840 | 12 291 | 840 |
Totaal | 13 645 | 840 | 13 785 | 840 | 12 785 | 840 | 12 785 | 840 | 12 785 | 840 | 12 785 | 840 |
XII Verkeer en Waterstaat | ||||||||||||
01.18.01: Ambt. personeel internat. betrekkingen/attachés | 2 698 | |||||||||||
01.18.02: Materiële component int. betrekkingen/attachés | 1 485 | |||||||||||
04.30.01: Bijdrage ICAO | 1 503 | |||||||||||
05.30.01: Bijdrage IMO | 396 | |||||||||||
06.10.04: Bijdrage UPU/ITU | 4 080 | |||||||||||
07.04.01: Bijdrage WMO | 1 406 | 53 | ||||||||||
21.18.01: Ambt. personeel internationale betr./attachés | 2 698 | 2 698 | 2 698 | 2 698 | 2 698 | |||||||
21.18.02: Materiële component internationale betr./attachés | 1 485 | 1 485 | 1 485 | 1 485 | 1 485 | |||||||
24.30.01: Bijdrage ICAO | 1 503 | 1 503 | 1 503 | 1 503 | 1 503 | |||||||
25.30.01: Bijdrage IMO | 396 | 396 | 396 | 396 | 396 | |||||||
26.10.04: Bijdrage UPU/ITU | 4 200 | 4 200 | 4 200 | 4 200 | 4 200 | |||||||
27.04.01: Bijdrage WMO | 1 406 | 53 | 1 406 | 53 | 1 406 | 53 | 1 406 | 53 | 1 406 | 53 | ||
Totaal | 11 568 | 53 | 11 688 | 53 | 11 688 | 53 | 11 688 | 53 | 11 688 | 53 | 11 688 | 53 |
XIII Economische Zaken | ||||||||||||
01.01: Apparaatsuitgaven EZ/attachés | 4 294 | 4 288 | 4 200 | 4 200 | 4 200 | 4 200 | ||||||
01.55: Bijdrage aan het agentschap SENTER | 10 153 | 6 364 | 6 202 | 5 690 | 5 690 | 5 690 | ||||||
02.02: Specifieke bedrijfsgerichte techn. stim./attachés | 1 202 | 1 233 | 1 233 | 1 233 | 1 233 | 1 233 | ||||||
02.03: Intern. en alg. technologiestimulering | 3 412 | 7 425 | 8 397 | 7 328 | 4 790 | 4 220 | ||||||
05.12: Toeristisch beleid | 255 | 255 | 255 | 255 | 255 | 255 | ||||||
07.01: Internationale organisaties | 7 295 | 8 457 | 9 880 | 9 880 | 9 880 | 9 880 | ||||||
07.02: Bevordering van de buitenl. econ. betrek. | 36 872 | 36 580 | 16 010 | 17 681 | 18 581 | 18 581 | ||||||
07.03: Stimulering exportactiviteiten | 97 226 | 140 907 | 151 796 | 126 047 | 110 585 | 112 273 | ||||||
07.04: Economische voorl. en exportpromotie | 22 986 | 26 621 | 23 601 | 23 201 | 22 701 | 22 701 | ||||||
07.05: Bilaterale hulp Oost-Europa | 164 838 | 161 542 | 152 317 | 175 820 | 195 520 | 194 402 | ||||||
Totaal | 348 533 | 0 | 393 672 | 0 | 373 891 | 0 | 371 335 | 0 | 373 435 | 0 | 373 435 | 0 |
XIV Landbouw, Natuurbeheer en Visserij | ||||||||||||
11.01.02: Personeel en materieel IS/attachés | 22 323 | 24 019 | 24 019 | 24 019 | 24 019 | 24 019 | ||||||
11.03.02: Overige subsidies en uitgaven IS/ASC | 1 112 | 1 051 | 1 112 | 1 051 | 1 112 | 1 051 | 1 112 | 1 051 | 1 112 | 1 051 | 1 112 | 1 051 |
11.03.02: Overige subsidies en uitgaven IS/FAO-contrib. | 8 908 | 4 703 | 9 718 | 5 131 | 9 718 | 5 131 | 9 718 | 5 131 | 9 718 | 5 131 | 9 718 | 5 131 |
11.03.02: Overige subsidies en uitgaven IS/CTA-huisv | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | ||||||
11.03.02: Overige subsidies en uitgaven IS/UNEP | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 | 535 |
Totaal | 32 928 | 6 339 | 35 434 | 6 767 | 35 434 | 6 767 | 35 384 | 6 717 | 35 384 | 6 717 | 35 384 | 6 717 |
XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid | ||||||||||||
11.01: Personeel en materieel/attachés | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | ||||||
Totaal | 1 500 | 0 | 1 500 | 0 | 1 500 | 0 | 1 500 | 0 | 1 500 | 0 | 1 500 | 0 |
XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport | ||||||||||||
22.01.03: Homogene groep IS, mbt attachés | 532 | 532 | 532 | 532 | 532 | 532 | ||||||
Totaal | 532 | 0 | 532 | 0 | 532 | 0 | 532 | 0 | 532 | 0 | 532 | 0 |
Toerekeningen | ||||||||||||
EU-begroting | 531 100 | 351 300 | 548 300 | 362 700 | 564 800 | 373 600 | 581 700 | 384 800 | 599 200 | 396 300 | 599 200 | 396 300 |
EKI-kwijtschelding | 123 000 | 123 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 | 90 000 |
Totaal | 654 100 | 474 300 | 638 300 | 452 700 | 654 800 | 463 600 | 671 700 | 474 800 | 689 200 | 486 300 | 689 200 | 486 300 |
Aanvullende post | ||||||||||||
Nader te verdelen | 119 100 | 309 773 | 444 495 | 553 913 | ||||||||
TOTAAL UITGAVEN | 8 049 167 | 5 888 306 | 8 580 883 | 6 241 418 | 8 965 068 | 6 545 025 | 9 351 087 | 6 851 670 | 9 768 425 | 7 143 408 | 10 205 485 | 7 466 157 |
b. De HGIS-ontvangsten per begroting en artikel voor de jaren 1997 t/m 2002 (bedragen x f 1000)
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2001 | |
---|---|---|---|---|---|---|
IV Kab. voor Ned. Antilliaanse en Arubaanse Zaken | ||||||
02.01: Diverse ontvangsten | 30 750 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
02.13: Samenwerkingsmiddelen | 26 211 | 24 848 | 24 694 | 26 730 | 27 674 | 27 674 |
Totaal | 56 961 | 24 898 | 24 744 | 26 780 | 27 724 | 27 724 |
V Buitenlandse Zaken | ||||||
07.01: Personeel en materieel | 11 250 | 11 250 | 11 250 | 11 250 | 11 250 | 11 250 |
07.02: Kanselarijrechten en paspoortgelden | 35 782 | 35 790 | 35 790 | 35 790 | 35 790 | 35 790 |
07.03: Doorb. adviesraad aan Defensie | 136 | 136 | 136 | 136 | 136 | |
09.01: Doorb. bijdrage AVV aan Defensie | 75 | |||||
12.01: Doorb. bijdrage UNEP | 1 895 | 1 895 | 1 895 | 1 895 | 1 895 | 1 895 |
16.01: Inkomsten uit leningen verstrekt aan OS-lndn | 36 594 | 36 594 | 36 594 | 36 594 | 36 594 | 36 594 |
16.02: Diverse ontvangsten OS-programma's | 22 923 | 18 018 | 18 018 | 18 018 | 18 018 | 18 018 |
17.01: Restitut. en doorb. bijdragen aan int.org. | 266 | 266 | 266 | 266 | 266 | 266 |
Totaal | 108 785 | 103 949 | 103 949 | 103 949 | 103 949 | 103 949 |
IXB Financiën | ||||||
03.05: Terugontvangsten EIB | ||||||
Totaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
X Defensie | ||||||
08.02: Ontvangsten n.a.v. vredesoperaties | 46 100 | 31 400 | 23 700 | 3 600 | 3 100 | 3 100 |
08.03: Overige ontvangsten HGIS | 5 100 | 30 600 | 7 700 | 7 600 | 7 600 | 7 600 |
Totaal | 51 200 | 62 000 | 31 400 | 11 200 | 10 700 | 10 700 |
XIII Economische Zaken | ||||||
07.01: Ontvangsten BEB | 3 329 | 5 233 | 5 233 | 4 079 | 3 000 | 3 000 |
07.02: Exportbevordering- en voorl. dienst EVD | 3 185 | 2 223 | 2 223 | 2 223 | 2 223 | 2 223 |
Totaal | 6 514 | 7 456 | 7 456 | 6 302 | 5 223 | 5 223 |
TOTAAL ONTVANGSTEN | 223 460 | 198 303 | 167 549 | 148 231 | 147 596 | 147 596 |
Begroting/beleidsterrein/artikel/omschrijving | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | Totaal | wv. ODA | |
1. Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering | 1 145 839 | 830 118 | 1 353 233 | 986 700 | 1 398 833 | 1 044 029 | 1 354 657 | 1 080 400 | 1 376 557 | 1 119 900 | 1 363 175 | 1 105 400 |
2. Milieu | 344 620 | 328 814 | 354 186 | 338 240 | 369 186 | 354 080 | 385 186 | 369 920 | 401 186 | 385 760 | 416 186 | 400 760 |
3. Maatschappelijke ontwikkeling | 1 324 039 | 1 323 039 | 1 402 585 | 1 401 585 | 1 488 679 | 1 487 679 | 1 546 399 | 1 545 399 | 1 607 271 | 1 606 271 | 1 650 291 | 1 649 291 |
4. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking | 505 784 | 469 005 | 512 178 | 473 133 | 524 471 | 485 420 | 532 016 | 492 959 | 536 698 | 497 638 | 538 698 | 499 638 |
5. Veiligheid, mensenrechten, conflictbeheersing en democratisering | 324 110 | 57 732 | 351 121 | 57 000 | 373 920 | 67 500 | 356 821 | 70 500 | 358 321 | 72 500 | 358 321 | 72 500 |
6. Humanitaire hulp en conflictpreventie | 493 000 | 481 000 | 469 500 | 458 500 | 489 000 | 478 500 | 493 500 | 483 500 | 503 500 | 493 500 | 528 500 | 518 500 |
7. Macrosteun en schuldverlichting | 409 540 | 399 540 | 341 769 | 331 769 | 431 840 | 421 840 | 561 350 | 551 350 | 775 442 | 765 442 | 1 086 636 | 1 076 636 |
8. Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba | 487 017 | 403 497 | 483 589 | 361 449 | 473 321 | 391 801 | 475 907 | 397 048 | 476 851 | 400 001 | 476 851 | 400 001 |
9. Algemene multilaterale programma's | 1 488 821 | 1 221 211 | 1 728 078 | 1 453 004 | 1 717 473 | 1 435 376 | 1 776 597 | 1 488 800 | 1 721 577 | 1 427 780 | 1 662 612 | 1 368 815 |
10. Midden- en Oost-Europa | 240 032 | 0 | 246 702 | 0 | 236 961 | 0 | 262 119 | 0 | 283 652 | 0 | 284 367 | 0 |
11. Postennet | 704 418 | 176 978 | 780 977 | 190 296 | 781 290 | 188 058 | 736 837 | 180 052 | 738 478 | 181 274 | 738 478 | 181 274 |
12. Overige uitgaven | 582 172 | 197 372 | 556 965 | 189 742 | 680 094 | 190 742 | 869 698 | 191 742 | 988 892 | 193 342 | 1 101 370 | 193 342 |
Totaal | 8 049 167 | 5 888 306 | 8 580 883 | 6 241 418 | 8 965 068 | 6 545 025 | 9 351 087 | 6 851 670 | 9 768 425 | 7 143 408 | 10 205 485 | 7 466 157 |
Hieronder volgt een overzicht van de indeling van de thema's van de HGIS, de uitgavencategorieën van Ontwikkelingssamenwerking en de indeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. De thema's zijn zoveel mogelijk op elkaar aangesloten. De resterende verschillen hebben te maken met de uiteenlopende invalshoeken. Zo bevat de HGIS meer uitgaven dan de uitgavencategorie OS (bijvoorbeeld op het terrein van exportbevordering en veiligheid). En de uitgavencategorie OS bevat op enkele punten andere uitgaven dan op de begroting van Buitenlandse Zaken (bijvoorbeeld uitgaven ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba).
HGIS-thema's | Uitgavencategorieën OS | Begroting Buitenlandse Zaken |
---|---|---|
1. Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering 2. Milieu 3. Maatschappelijke ontwikkeling 4. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking 5. Veiligheid, mensenrechten, conflictbeheersing en democratisering 6. Humanitaire hulp en conflictpreventie 7. Macrosteun en schuldverlichting 8. Suriname, Ned. Antillen en Aruba 9. Algemene multilaterale programma's 10. Midden- en Oost-Europa 11. Postennet 12. Overige uitgaven | I. Economie, werkgelegenheid en regionale ontwikkeling II. Milieu III. Maatschappelijke ontwikkeling IV. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking V. Mensenrechten, conflictbeheersing, democratisering en goed bestuur VI. Humanitaire hulp VII. Macrosteun en schuldverlichting VIII. Suriname, Ned. Antillen en Aruba IX. Algemene multilaterale programma's X. Overige programma's XI. Overige uitgaven mbt OS (non-ODA) | 06. Algemeen binnenland 07. Algemeen buitenland 08. Europese Unie 09. Veiligheid, mensenrechten, conflictbeheersing en democratisering 10. Vervalt 11. Vervalt 12. Milieu 13. Maatschappelijke ontwikkeling 14. Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking 15. Macrosteun, schuldverlichting en speciale landenfondsen 16. Overige ontwikkelingssamenwer-kingsprogramma's 17. Overige uitgaven internationale samenwerking 18. Economie, werkgelegenheid en regionale ontwikkeling |
a: HGIS-onderdelen (niet BuZa en niet ODA) zoals exportinstrumentarium (EZ) en vredesoperaties (Defensie).
b: ODA (wel HGIS en niet BuZa) zoals Hulp aan de Ned. Antillen (KabNA) en regionale banken/fondsen (Financiën).
c: ODA (niet HGIS en niet BuZa) zoals kosten opvang asielzoekers (Justitie) en Haagse apparaatskosten KabNA.
d: ODA (wel HGIS en wel BuZa) zoals milieubeleid in ontwikkelingslanden (art. 12.01) maar ook de ODA-component in de kosten van het postennet.
e: ODA (niet HGIS en wel BuZa) zoals de ODA-component in de Haagse apparaatskosten.
f: BuZa (wel HGIS en niet ODA) zoals Veiligheidsbeleid (art.09.01), MATRA (art. 15.04) en postennet (voorzover niet ODA). maar ook de rentesubsidies op OS-leningen (art. 17.02.01).
g: BuZa (niet HGIS en niet ODA) zoals afdracht vierde eigen middel EU en apparaatskosten Den Haag (voorzover niet ODA).
Dit zijn landen die door de OESO worden aangemerkt als ontwikkelingsland, waaraan officiële ontwikkelingshulp (ODA) gegeven kan worden. Deze landen zijn gegroepeerd op de DAC-I landenlijst.
Het betreft opening van posten in Sarajevo, Ho Chi Minh Stad, Beiroet, Guangzhou, Riga, Algiers en enkele ondersteuningsposten in India en China. Daarnaast werden diverse bestaande posten in formatieve zin uitgebreid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25609-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.