nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 14 januari 1998
Hierbij breng ik u op de hoogte van het feit dat ik voor een drietal projecten
besluiten heb genomen die noodgedwongen afwijken van de regelgeving met betrekking
tot Wet en Besluit Infrastructuurfonds. Het betreft hier de projecten
Doorstroming, Regelmaat en Stiptheid Eindhoven (DRS), Gebiedsgewijze Aanpak
Schiphol (GAS) en Gebiedsgewijze Aanpak Amsterdam Zuid-Oost (GAZO). Voor
deze projecten zijn reeds enkele jaren middelen gereserveerd in het MIT. De
achtergrond van deze besluiten is dat hier sprake is van overgangsproblematiek
tussen twee regelingen, waarvoor ik een éénmalige, bij de betreffende
twee regelingen passende oplossing heb gezocht.
Destijds zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met de regionale partners
over een drietal pakketten die ieder voor zich bestaan uit een groot aantal
kleinere maatregelen. De afspraken zijn gemaakt onder de toen van kracht zijnde
regelgeving, Wet en Besluit personenvervoer. Daarbij stond een pakketgewijze
benadering van het openbaar vervoer in een vervoergebied voor ogen die met
gerichte investeringen in infrastructuur een verbeterde dienstverlening aan
de reiziger en een efficiëntere exploitatie zou opleveren. Op bestuurlijk
niveau is dit samenhangende pakket van kleinere maatregelen geaccordeerd,
waarbij vervolgens de individuele maatregelen afzonderlijk ingevuld en getoetst
zouden worden. Voor ieder pakket geldt dat een deel van de maatregelen reeds
op deze wijze is gerealiseerd.
Met de invoering van de GDU, de doeluitkering aan de provincies en de
stadsgewesten voor kleine infrastructuurprojecten, zijn de op dit punt relevante
onderdelen van Wet en Besluit personenvervoer vervangen door Wet en besluit
Infrastructuurfonds. De Wet en het Besluit Infrastructuurfonds staan echter
beschikkingen voor kleine projecten niet meer toe, waardoor de hierboven omschreven
werkwijze niet meer mogelijk is en de uitvoering van de projecten moest worden
stilgelegd.
Ik stel mij op het standpunt dat de gedane bestuurlijke toezeggingen,
mede gezien de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen ten aanzien van het openbaar
vervoer, gehonoreerd moeten worden. Ik heb daarom voor alle drie de pakketten
de financiële reservering behouden en de desbetreffende regionale partners
laten weten alsnog de gedane toezeggingen na te willen komen.
Ik heb wel een aantal stringente voorwaarden aan deze toezeggingen verbonden.
De betreffende maatregelen liggen vast en zijn niet meer uitwisselbaar met
andere maatregelen. Ook zijn de bijdragen gemaximaliseerd. Voor alle maatregelen
geldt bovendien een minimale eis voor de kosten/batenverhouding. Indien maatregelen
niet tijdig voor goedkeuring aan mijn ministerie zijn voorgelegd, vervalt
tenslotte mijn toezegging. Voor GAS en GAZO is deze datum 1 januari 1999.
Voor DRS is de datum 1 december 1997; naar verwachting in januari 1998 zal
de laatste maatregel voor DRS door mijn ministerie worden goedgekeurd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink