25 600 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1998

nr. 63
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 september 1998

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 24 juni 1998 overleg gevoerd met minister Wijers van Economische Zaken en minister De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brief van de minister van VROM, d.d. 19 juni 1998 over incidenten met transporten kernmateriaal (Aanhangsel 1377, vergaderjaar 1997–1998).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Vos (GroenLinks) herinnerde eraan dat haar fractie op 26 mei 1998 aan de minister van VROM een aantal vragen heeft gesteld naar aanleiding van de in Duitsland ontstane onrust over het transport van nucleair materiaal. Indertijd is in Duitsland en Frankrijk het transport van radioactief afval stopgezet. Op de toen gestelde vraag of bij de transporten in Nederland besmette vaten betrokken waren, heeft de minister geantwoord dat zich in Nederland geen problemen voordeden en dat zij geen aanleiding zag tot het nemen van maatregelen. Later heeft de minister gemeld dat er een vergissing was geslopen in het antwoord op de vragen en dat zich in 1993 wel een geval van besmetting heeft voorgedaan. Kort daarop werd echter bekend dat ook bij de transporten naar Sellafield een aantal gevallen van besmetting waren geconstateerd. En pas na aanvullende vragen van GroenLinks is gebleken dat het tien keer is voorgekomen dat containers die van de opwerkingscentrales terugkwamen, waren besmet. Door dit alles heeft de fractie van GroenLinks stellig de indruk gekregen dat de informatie mondjesmaat boven tafel is gekomen. Mevrouw Vos vroeg de minister waarom zij niet direct na de ontstane onrust in Duitsland alles heeft gedaan om alle informatie boven tafel te krijgen.

Via de kranten had zij vernomen dat op het ministerie van VROM nogal bagatelliserend werd gereageerd. Vond de minister aanvankelijk dat er geen probleem was? In de brief van 19 juni 1998 schrijft de minister dat zij het een ernstig gebrek vindt dat de informatievoorziening over de onregelmatigheden bij transport van nucleair materiaal onvoldoende is geweest. Zo hadden Borssele en Dodewaard de besmettingen moeten melden, ook al waren zij daartoe niet verplicht. Mevrouw Vos vroeg zich af of het ministerie niet alles in het werk had moeten zetten om helderheid te krijgen over de situatie in Nederland. Had het niet al eerder op de hoogte moeten zijn van de besmettingen in 1993 en 1994?

Mevrouw Vos vond het een goede zaak dat de transporten nu zijn stopgezet, dat de inspectie milieuhygiëne een actievere rol gaat spelen en dat jaarlijks over de gang van zaken wordt gerapporteerd. Een onderzoek naar de technische aspecten vond zij echter ook noodzakelijk. Zij verzocht de minister dit onderzoek toe te zeggen.

De heer Van den Akker (CDA) vroeg of het beeld dat de Kamer nu heeft over de afgelopen tien jaar compleet is. Zijn fractie kon zich niet aan de indruk onttrekken dat de minister de sector een verwijt maakt. De centrales hebben de voorgeschreven procedures gevolgd en de incidenten kenbaar gemaakt aan de Kernfysische dienst (KFD). De sector heeft duidelijk maatregelen genomen en de vervuilde vaten schoongemaakt. Het verwijt aan de sector kwam hem daarom vreemd over. Het is de overheid die met de informatie niets heeft gedaan.

In de maatregelen die de minister nu heeft aangekondigd, kon hij zich vinden. Wel ontving hij graag een gedegen uitwerking hiervan. Hij vroeg zich overigens af wat de concrete betekenis is van het stopzetten van het transport, omdat er dit jaar sowieso geen transporten meer waren gepland. Hij pleitte ervoor ook het transport van retourcontainers stop te zetten. Het was hem immers gebleken dat zich vooral bij retourcontainers problemen voordoen. Is er een relatie tussen de vervuiling van deze containers en het al of niet goed functioneren van de behandelingsprocessen in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk? En hoe zijn de inspecties van het Internationaal atoomagentschap thans geregeld? Hij vroeg of hierin wellicht ook verbeteringen moeten worden aangebracht.

De gegeven besmettingscijfers vond hij nogal abstract. Niet duidelijk is, hoeveel Becquerel/cm2 schadelijk is voor de volksgezondheid en welke criteria daarbij worden gehanteerd. Verder merkte hij op dat met verschillende meetapparaten wordt gewerkt. De gangbare apparatuur meet in Sievert/h. Hij vroeg de minister in hoeverre dit tot verwarring in de discussie leidt.

De heer Klein Molekamp (VVD) vond het van belang te weten wat er nu werkelijk aan de hand is. Is er iets wat de volksgezondheid schaadt, of is de minister bezweken onder druk van Greenpeace en GroenLinks? Hij vroeg zich af wat de waarde is van de gegeven informatie aangezien deze binnen een maand drie keer anders luidde. Hij vond het essentieel dat in de brief van 19 juni wordt gesteld dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid, maar hij vroeg zich wel af of dat inderdaad juist is. Hij verzocht de minister aan te geven wat de gevolgen zijn van de geconstateerde overschrijdingen voor de gezondheid van de werknemers.

Er is vastgesteld dat de opgetreden overschrijdingen niet gemeld behoefden te worden en dat de geëigende maatregelen zijn genomen. Volgens het artikel in De Volkskrant van 23 juni 1998 was de Kernfysisiche dienst echter wel op de hoogte. Als dat juist is, ging het volgens de heer Klein Molekamp om een interne communicatiestoornis bij de overheid zelf.

Het opnemen van een meldpicht in de toekomstige vergunningsvoorwaarden kon hij wel billijken. Hij vroeg de minister of deze meldplicht iets toevoegt aan de huidige melding aan de KFD. Voordat deze meldingsplicht is verzekerd, wil de minister geen transporten meer toestaan. Ook dient aan een aantal andere voorwaarden te zijn voldaan. Hieraan dient echter niet door de bedrijven, maar door de overheid of het buitenland tegemoet gekomen te worden. Dat wil zeggen dat het bedrijf het vervoersverbod krijgt opgelegd, terwijl het de desbetreffende besluitvorming niet kan beïnvloeden. Moet Borssele het afval zelf opslaan als het buitenland niet meewerkt en wat betekent dit in bedrijfstechnisch opzicht?

Aan de minister van Economische Zaken vroeg hij of de minister de indruk had dat de directies van de kerncentrales de afgelopen jaren op een onverantwoorde wijze hebben gehandeld. Nu een deel van de bedrijfsactiviteit, namelijk het transport, wordt stilgelegd omdat vergunningen moeten worden aangescherpt, vroeg de heer Klein Molekamp zich af of andere bedrijven ook opeens geconfronteerd kunnen worden met het stilleggen van een bedrijfsactiviteit omdat het beleid wordt aangescherpt. Tot slot benadrukte hij dat de volksgezondheid het belangrijkste is. Als die in gevaar wordt gebracht, moeten adequate maatregelen worden genomen. Is dat echter niet het geval, dan vraagt de VVD-fractie zich af of de minister de transporten wel terecht heeft opgeschort.

De heer Poppe (SP) uitte ernstige kritiek op de centrales. Zij hebben de incidenten keurig gemeld, maar de heer Poppe las nergens iets over genomen maatregelen. Hij informeerde naar de arbeidsomstandigheden van de werknemers die de vaten moeten vullen of schoonmaken. Hij begreep niet waarom de minister nu wel de transporten stopzet om een meldingsplicht door te voeren, maar niet tegelijkertijd aangeeft welke maatregelen genomen zullen worden om te voorkomen dat besmet materiaal aan de buitenkant van containers komt. Hij vroeg de minister hoe het schoonmaken van besmette containers in het buitenland verloopt, of de ruimte waarin wordt gewerkt ook is besmet en wat met besmet materiaal zoals poetsdoekjes wordt gedaan. Hij zou graag van de minister vernemen welke maatregelen worden genomen opdat er geen meldingen meer gedaan behoeven te worden van besmette containers.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) had het ook verbaasd dat de Kamer in korte tijd zoveel verschillende berichten bereikten, maar zij vond het ernstiger dat er in de afgelopen tien jaar meer gevallen van besmetting zijn geconstateerd. Het baarde haar zorgen dat dit kon gebeuren zonder dat de Kamer of het ministerie dat wist. Dat afwijkingen niet worden gemeld aan de overheid, vindt zij merkwaardig. Hoewel de bedrijven daartoe juridisch niet verplicht zijn, was dat toch wel gepast geweest. Volksgezondheid is erg belangrijk. Mevrouw Scheltema meende dat de bedrijven daarom niet te voorzichtig moeten zijn met het melden en dat de meldingsplicht gewoon in de wet moet worden vastgelegd. Dat leek haar beter dan de meldingsplicht alleen als vergunningsvoorwaarde te hanteren.

Met de aangekondigde maatregelen was mevrouw Scheltema het eens. Zij vroeg wanneer deze maatregelen geïmplementeerd zullen zijn en wanneer de transporten weer kunnen plaatsvinden. De retourcontainers moeten daarbij niet uit het oog worden verloren. Het wekte bij haar weinig vertrouwen dat deze transporten zolang ongecontroleerd konden plaatsvonden. Hiervoor vroeg zij de minister om een verklaring. Nu de Kernfysische dienst volgens het bericht in De Volkskrant van alles op de hoogte was, begreep zij niet dat deze informatie niet door Sociale Zaken aan VROM is doorgegeven.

Tot slot vroeg zij naar de mening van de minister over een in te stellen onafhankelijk Europees toezichtsorgaan. Dit leek haar immers een internationaal, of zeker Europees probleem dat op Europees niveau moet worden aangepakt.

De heer Feenstra (PvdA) sprak waardering uit voor de brief van de minister van 19 juni. Uit deze brief blijkt dat er sprake is van een normoverschrijding. Hij vroeg zich af of de overschreden norm is gebaseerd op transporten met uitgewerkte brandstofelementen. Het was hem opgevallen dat de overschrijding voornamelijk optreedt bij containers die leeg uit het buitenland retour komen. Er zal dus niet alleen in Nederland wat moeten worden verbeterd, maar ook in het buitenland.

Aangezien gegevens over onregelmatigheden bij transporten er wel zijn, maar niet worden doorgegeven, trekt de heer Feenstra de conclusie dat een passief informatiesysteem wordt gehanteerd. Deze merkwaardige informatievoorziening hangt volgens hem samen met de gesloten cultuur van de sector. In feite zou dit moeten worden omgezet in een actief informatiesysteem, waarbij alert wordt gereageerd en alle openheid wordt betracht. Binnen zo'n actief systeem worden dan alle onregelmatigheden gemeld aan de overheid, die daarop nagaat hoe deze voorkomen kunnen worden.

Bij de initiatieven die de minister heeft genomen, sluit de PvdA-fractie zich aan. Het is belangrijk dat de inspectie milieuhygiëne zelf controlemetingen gaat uitvoeren en dat een meldingsplicht in de vergunningsvoorwaarden wordt opgenomen. Komt deze meldingsplicht alleen in de nieuwe vergunningen of kan zij ook worden ingebouwd in lopende vergunningen? Het was hem verder gebleken dat de Belgische medewerking aan transport stagneert als containers lang op Dodewaard staan. Hij vroeg de minister hoe lang containers daar mogen blijven staan en wat er met die containers gebeurt. Voorts vroeg hij of overheden en diensten voldoende bekend zijn met de transporten en adequaat kunnen optreden bij incidenten.

De heer Feenstra had begrepen dat containers een vrije val van 9 meter en gedurende 30 minuten een brand van 800 °C moeten kunnen doorstaan. Het leek hem dat deze criteria snel onvoldoende zijn en hij vroeg zich dan ook af of deze niet opnieuw bekeken moeten worden. In het nieuwe millennium zullen lege containers naar het buitenland gaan en gevulde containers Nederland binnenkomen. Is al iets bekend over de logistiek die daarbij wordt gehanteerd en zijn de desbetreffende overheden daarop voldoende voorbereid?

Antwoord van de regering

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ging eerst in op de gang van zaken rondom de informatievoorziening.

Rond 18 mei zijn berichten in de pers verschenen over problemen met containers met bestraalde splijtstof, afkomstig uit Duitsland en Zwitserland. Aan de buitenkant van deze containers werd bij aankomst in Cap la Hague in Frankrijk een besmetting geconstateerd. Op 25 mei heeft het ministerie van VROM de Franse autoriteiten gevraagd of er ook problemen waren met uit Nederland afkomstige containers. Op 25 en 26 mei heeft het ministerie eveneens navraag gedaan bij de kerncentrales Borssele en Dodewaard. Van die zijde werd verklaard dat containers voorafgaand aan het transport worden gecontroleerd en dat nimmer besmette containers de centrales hebben verlaten. Op 26 mei heeft het ministerie ook aan de Britse autoriteiten gevraagd of bij BNFL, waar de bestraalde splijtstof uit Dodewaard wordt opgeslagen, besmettingen zijn geconstateerd aan uit Nederland afkomstige containers. Op deze datum werden ook de vragen gesteld door GroenLinks. Op 28 mei antwoordde de Franse overheid dat er in de jaren 1994 tot en met 1996 – in 1996, 1997 en 1998 vonden geen transporten plaats – geen besmettingen aan de Nederlandse containers zijn geconstateerd. Aan de hand van deze informatie is het conceptantwoord opgesteld. Op 29 mei ontving het ministerie van VROM echter een aanvullende fax van de Franse overheid, waarin stond dat in 1993 op een uit Nederland afkomstige container een besmetting is geconstateerd van 23 Bq/cm2. Op 2 juni werd het conceptantwoord hieraan aangepast. De minister legde verder uit dat zij op 9 juni het antwoord op de Kamervragen heeft ondertekend. Door een administratieve fout is het antwoord op schrift echter niet in overeenstemming gebracht met het nieuwe antwoord op de daarbij horende floppy. De minister hoopte hiermee duidelijk te hebben gemaakt dat er geen sprake is geweest van het achterhouden van informatie. Zij benadrukte dat op haar ministerie thans naar een methode wordt gezocht waarbij de floppy en het daarbij behorende schriftelijke stuk niet meer van elkaar kunnen afwijken.

De minister maakte verder duidelijk dat er nimmer gevaar is geweest voor werknemers of de omgeving, maar dat zij toch maatregelen heeft aangekondigd omdat zij als verantwoordelijke voor de vergunningen onvoldoende is geïnformeerd over de afwijkingen van de normen die gelden voor de onderhavige transporten. Tot deze maatregelen zijn ingevoerd, zullen geen transporten meer plaatsvinden. Zij kon niet precies zeggen hoe lang dat zal duren, maar het zal in ieder geval een halfjaar zijn.

De normen die in dezen worden gehanteerd zijn tweeërlei. Er is een norm voor stralenbelasting. Deze heeft betrekking op de hoeveelheid straling die uit de container inclusief inhoud afkomstig is en dient ter bescherming van werknemers en omgeving. Deze norm is nooit overschreden geweest. De tweede norm betreft een mogelijke besmetting aan het oppervlak. Deze norm is op internationaal niveau op 4 Bq/cm2 – een buitengewoon kleine hoeveelheid – vastgesteld en dient om mensen die de container vullen, schoonmaken en transporteren, te dwingen zo zorgvuldig mogelijk te werken. Overschrijding van deze norm houdt in dat de container moet worden schoongemaakt. Dat is volgens de minister in alle gevallen gebeurd. Overschrijding van deze besmettingsnorm draagt vrijwel niet bij aan de totale blootstelling aan straling. Dat neemt echter niet weg dat de transporten met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dienen te geschieden. De overheid heeft er daarom bewust voor gekozen een belangrijk deel van die verantwoordelijkheid te leggen bij het betrokken bedrijfsleven. De minister benadrukte dat het bedrijfsleven met deze verantwoordelijkheid goed is omgegaan. De maatregelen die moeten worden genomen na het constateren van een besmetting, zijn altijd genomen. Nimmer is een besmette container vanuit een Nederlandse centrale op transport gesteld. Voorts is van de geconstateerde besmettingen en de controlemetingen na reiniging een nauwkeurige administratie bijgehouden. Als gevolg van het ontbreken van een meldingsplicht in de nationale en internationale regelgeving, is de informatievoorziening volgens de minister echter onvoldoende geweest. De minister zei toe te willen bekijken of deze meldingsplicht ook in de wet kan worden opgenomen. Zij zei tot opname in de vergunning te hebben besloten omdat dit het snelst effect heeft. Verder zegde zij toe haar Franse, Britse en Belgische collega's op zeer korte termijn te benaderen voor het maken van afspraken over de informatievoorziening. Voorts zal de rijksoverheid actief moeten toezien op de naleving van de voorschriften. De minister legde uit dat zij daarom de inspectie milieuhygiëne de opdracht heeft gegeven zelf controles uit te voeren. Zij meende hiermee voldoende greep te hebben op alle zaken die rond de transporten van belang zijn.

Op de vraag van mevrouw Vos naar technische maatregelen, meldde de minister dat haar uit een werkbezoek aan Borssele is gebleken dat zeer consciëntieus wordt gewerkt. Controles vinden plaats door de Kernfysische dienst. In Frankrijk worden de procedures voor het retour zenden van containers in heroverweging genomen, en wel naar aanleiding van de nu ontstane discussie.

Aanvullend op de brief van 19 juni merkte de minister op dat in 1995 in Cap La Hague weliswaar een besmetting is geconstateerd op een container afkomstig uit Borssele, maar dat niet duidelijk is of die besmetting is ontstaan in Borssele of in Cap La Hague. Volgens de gegevens uit Borssele kan de besmetting daar niet zijn ontstaan. Haar leek dan ook de conclusie gerechtvaardigd dat de besmetting in La Hague is ontstaan. Voorts kwam zij terug op de besmetting van 220 Bq/cm2 in 1993 in Dodewaard. Uit nieuwe informatie blijkt dat de besmetting niet 220, maar 180 Bq/cm2 was. Tevens is op een zending uit Sellafield bij aankomst in Dodewaard in 1993 een besmetting van 5 Bq/cm2 geconstateerd. Aan de inspectie milieuhygiëne is de opdracht gegeven de rapporten van de centrales te vergelijken met de gegevens die naar de Kamer zijn gestuurd. Daaruit is gebleken dat deze geheel met elkaar in overeenstemming zijn.

De minister legde verder uit dat de Kernfysische dienst de arbeidsomstandigheden inspecteert en een onderdeel is van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze dienst richt zijn inspectie vooral op de activiteiten binnen de centrales. De KFD heeft niet de opdracht om de minister van VROM te informeren. Als er problemen zijn, rapporteert hij aan de minister van Sociale Zaken. De minister zei daarom aan de minister van Sociale Zaken te hebben voorgesteld, de KFD onder te brengen bij het ministerie van VROM. Thans wordt ervan uitgegaan dat de overdracht op 1 januari 1999 zal plaatsvinden.

Over de risico's merkte de minister op dat de lokale besmettingsniveaus tientallen tot enkele honderden Bq/cm2 bedroegen. Voor een begeleider die zich een aantal uren naast de vrachtauto bevindt, betekent dit een stralingsdosis van 1 nanosievert. Dat is eenmiljoenste van de norm van 1 millisievert per persoon. Op de vraag van de heer Van den Akker naar de behandeling van containers in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, zei de minister dat Frankrijk heeft laten weten dat de procedures bij Cogéma worden geëvalueerd en dat de controles moeten worden verscherpt. Uit het Verenigd Koninkrijk had zij nog geen nadere informatie ontvangen. Verder merkte zij op dat de nationale wetgeving zoveel mogelijk de internationale wetgeving volgt. Volgens de nationale regelgeving is het invoeren van radioactieve materialen vergunningplichtig. In Nederland wordt als extra voorziening in een aantal gevallen het dragen van persoonlijke stralingsmeetapparatuur voorgeschreven. Verder biedt de Kernenergiewet de mogelijkheid een vergunning om gewichtige redenen ontleend aan het algemeen belang in te trekken.

Tegenover de heer Klein Molekamp maakte de minister duidelijk dat het stopzetten van de transporten alleen Borssele en Dodewaard treft. Voor andere bedrijfstakken geldt dit niet.

Voor de controle op de arbeidsomstandigheden bij de centrales is de KFD verantwoordelijk. Is er sprake van besmetting, dan worden containers pas na reiniging verder behandeld door het centrale personeel. Voor het personeel zijn er dus geen extra stralingsrisico's. Het schoonmaakmiddel, poetsdoeken etc. worden direct in een aparte afvalcontainer gedaan. Op de vraag wanneer de maatregelen worden geïmplementeerd, antwoordde de minister dat de inspectie haar werk nu al doet en dat de meldingsplicht per direct is ingegaan. Zij benadrukte dat de overheid geen conflict heeft met de centrales en dat de centrales geen enkel probleem hebben met de opgelegde meldingsplicht. Wanneer afspraken gemaakt zullen zijn met Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk kon zij niet zeggen, maar zij ging ervan uit dat deze op niet al te lange termijn gemaakt kunnen zijn.

Aan de heer Feenstra legde zij uit dat de gehanteerde norm op splijtstofcontainers betrekking heeft. Het is een algemeen geldende norm voor alle transporten. De container in Dodewaard, waar de heer Feenstra naar vroeg, staat leeg en schoon in Dodewaard. Om de paar jaar wordt deze in het Verenigd Koninkrijk opnieuw geïnspecteerd. Daarna verstrekt de Britse overheid een nieuw certificaat en mag de container weer worden gebruikt. Tot slot merkte zij op dat de gestelde criteria waaraan een container moet voldoen – het doorstaan van een val van 9 meter en een 30 minuten durende brand van 800 °C – zeer zwaar zijn en onder reële transportomstandigheden zelden voorkomen.

De minister van Economische Zaken antwoordde op de vraag van de heer Van den Akker dat de gevolgen van het stopzetten van het transport voor Dodewaard beperkt zijn. Het eerstvolgende transport is pas gepland na de zomerperiode. Voor Borssele zijn de gevolgen eveneens beperkt. Het opslagbassin op deze centrale beschikt over voldoende opslagcapaciteit voor een jaar.

Op de vraag van de heer Klein Molekamp zei de minister dat de directies van de kerncentrales zich keurig aan alle regels hebben gehouden. Zij realiseren zich goed dat informatievoorziening rondom dit soort zaken essentieel is voor maatschappelijke acceptatie en willen alle duidelijkheid geven.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Vos (GroenLinks) verzocht de minister toe te lichten hoe het harde oordeel dat de minister van VROM velt over de informatievoorziening zich verhoudt tot de actie die haar ministerie heeft genomen na het bekend worden van de besmette transporten in Duitsland. Mevrouw Vos zag niet in hoe de minister nu kan stellen dat er nimmer een besmette container op transport is gezet terwijl de minister zelf heeft gezegd dat van alles mis is gegaan met de informatie. Er zijn immers wel degelijk besmette containers vervoerd.

In Duitsland wordt door het ministerie van milieu gezegd dat 20% van de Duitse transporten te maken heeft met besmetting. Is dit ook in Nederland het geval en zijn niet net als in Duitsland een aantal verdergaande technische maatregelen nodig?

De heer Van den Akker (CDA) herinnerde de minister aan zijn vraag naar de retourcontainers.

De heer Klein Molekamp (VVD) vond het belangrijk dat er nimmer gevaar is geweest voor de werknemers of de omgeving. Aangezien beide ministers hebben uitgesproken dat de bedrijfsvoering in Borssele buitengewoon zorgvuldig is geweest, vroeg hij zich af welke reden er nog is tot het stopzetten van de transporten. Zijn fractie had de indruk dat de tekortkomingen die bij VROM zijn gesignaleerd, nu voor een deel worden afgewenteld op de bedrijven. Dat zou hij betreuren.

De heer Poppe (SP) vroeg of het juist is dat containers bij het vullen wel besmet raken, maar worden schoongemaakt voor ze op transport worden gezet. Blijft onder klinknagels en oneffenheden besmet materiaal zitten dat tijdens het transport uitzakt over de container waardoor een besmetting per cm2 kan optreden? Als dit inderdaad zo is, vroeg hij zich af of de vulprocedure niet moet worden aangepast. Voorts had hij vernomen dat voor schoonmaakwerkzaamheden van licht radioactief vervuilde containers en ruimten personeel wordt ingezet van een uitzendbureau. Hij verzocht de minister aan te geven of dit juist is.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) was van mening dat de wettelijke verankering van de meldingsplicht op termijn toch gewenst is. Zij verzocht de minister in te gaan op haar suggestie om voor het transport van kernafval een onafhankelijk Europees toezichtsorgaan in het leven te roepen.

De heer Feenstra (PvdA) vroeg nogmaals of Nederland voldoende is geprepareerd op de transporten en de opslag na 2000. Het leek hem een goede zaak dat de KFD wordt ondergebracht bij het ministerie van VROM. Hij wilde wel voorkomen dat het ministerie van Sociale Zaken over een aantal jaren onvoldoende op de hoogte is van de arbeidsomstandigheden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer benadrukte nogmaals dat in eerste instantie is gemeld dat er niets aan de hand is omdat zich geen ernstige incidenten hebben voorgedaan. Bezien vanuit de wettelijke norm van 4 Bq/cm2, is er echter wel sprake geweest van een overschrijding. Voorzover het de minister bekend was, zijn de maatregelen die in Duitsland zijn genomen, ook in Nederland genomen.

De geconstateerde besmettingen en de discussie daarover is volgens de minister voor eenieder die daarbij betrokken is, aanleiding om nog eens extra te kijken of procedures rondom het transport kunnen worden verbeterd en of besmettingen tijdens het transport kunnen worden voorkomen. Alle vaten worden gecontroleerd als zij op transport gaan, het transport verlaten, in Duinkerken worden verladen of in Barrow aankomen. De minister zei niet te kunnen garanderen dat nooit meer een overschrijding van 4 Bq/cm2 zal plaatsvinden, maar zij kon wel garanderen dat de overheid van die overschrijding op de hoogte zal zijn en dat er alles aan wordt gedaan om de overschrijdingen te voorkomen.

Tegenover de heer Van den Akker merkte zij op dat het transport van lege containers niet vergunningplichtig is. Dit moet volgens haar op een andere manier worden geregeld. Bekeken zal moeten worden of dit transport kan worden stopgezet totdat een en ander is geregeld.

Alle eisen die gesteld worden aan het personeel in de kerncentrales en alle arbeidsomstandigheden die gelden voor dit personeel zijn uiteraard ook van kracht voor uitzendkrachten.

De minister was niet tegen het opnemen van de meldingsplicht in de wet. Zij wilde wel bezien hoe zich dit verhoudt tot de Kernenergiewet en de Wet milieubeheer. Op de vraag van mevrouw Scheltema naar het onafhankelijk toezicht antwoordde de minister dat er geen systeem van internationaal toezicht bestaat. Het leek haar verder helder dat Nederland zich moet prepareren op de situatie na 2000.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Te Veldhuis

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), fgd. voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Van Gijzel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Essers (VVD), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Meijer (CDA), Van Wijmen (CDA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA) en Van der Staaij (SGP).

Plv. leden: Van Beek (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Van Zuijlen (PvdA), Van Zijl (PvdA), Valk (PvdA), Geluk (VVD), De Wit (SP), Koenders (PvdA), Duijkers (PvdA), Niederer (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Biesheuvel (CDA), Eisses-Timmerman (CDA), Bos (PvdA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Leers (CDA), Belinfante (PvdA) en Van Boxtel (D66).

Naar boven