25 600 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998

nr. 42
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 maart 1998

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over het Soldier Modernisation Programme (25 600 X, nr. 22).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 maart 1998.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

De Lange

1 en 2

In wat voor situaties biedt het Soldier Modernisation Programme (SMP) betere veiligheidswaarborgen voor de soldaten?

Bij welke eenheden zal het SMP ingevoerd moeten worden? Hoeveel manschappen zullen uiteindelijk met (onderdelen van) SMP worden uitgerust? Wordt grootschalige invoering voorzien of zal het SMP alleen elite-eenheden betreffen?

Het SMP is in de eerste plaats gericht op de gevechtssoldaat te voet, die onder operationele omstandigheden te velde veelal afhankelijk is van zijn persoonlijke uitrusting. Het is er op gericht de soldaat, meer dan nu het geval is, middelen te bieden waarmee hij over voor zijn taak noodzakelijke informatie beschikt en waarmee hij zijn taak optimaal kan uitvoeren zonder onnodige risico's. Deze middelen verschaffen de voorwaarden voor een slagvaardiger, effectiever en veiliger optreden. Zoals in mijn brief van 2 december 1997 is uiteengezet, kunnen een vizier dat niet aan het wapen vast zit en de «Soldier Digital Assistant» de veiligheid van de soldaat vergroten. Hij hoeft zich bij het vuren dan namelijk niet bloot te stellen aan vijandelijk vuur en is door de verbeterde «situational awareness» beter in staat risicovolle situaties te vermijden. De middelen zullen worden ingevoerd bij eenheden die te voet optreden: de pantserinfanteriebataljons, de infanteriebataljons luchtmobiel, de verkenningseenheden en het Korps Commandotroepen. Naar verwachting gaat het in totaal om zo'n 3500 man. Daarnaast is ook op beperkte schaal invoering mogelijk bij het Korps Mariniers, het Luchtmachtbewakingskorps en bijzondere eenheden van de Koninklijke Marechaussee.

In het vervolgtraject zal per deelproject worden bepaald waar invoering noodzakelijk is.

3

Wat zal de uiteindelijke financiële omvang van het SMP zijn als het project operationeel wordt? Waarom wordt alleen de onderzoeksfase financieel onderbouwd en niet de totale financiële omvang van het project aangegeven? In welke categorie van grootte moeten de middelen ingeschat worden die gemoeid zijn met eventuele concrete materieelprojecten? Welke bedragen zijn bijvoorbeeld gemoeid met de concrete projecten «Soldier Digital Assistant» en de loskoppeling van het vizier?

Op dit ogenblik kan de omvang van de materieelprojecten die uit dit programma zullen voortvloeien nog niet worden vastgesteld. Zeker is dat de effectiviteit en de slagvaardigheid van te voet optredende gevechtssoldaten belangrijk kunnen worden verbeterd door nieuwe technologieën toe te passen. Onderzoeken in verschillende landen hebben dit aangetoond en alle grote landen zijn met programma's op dit gebied begonnen. Ik heb er, door middel van mijn brief van 2 december 1997, voor gekozen u al in een vroeg stadium te informeren over het voornemen optimaal bij deze ontwikkelingen aan te sluiten. De brief had evenwel niet het karakter van een operationele behoeftestelling. Thans kan alleen concreet worden aangegeven dat voor het onderzoeksprogramma f 1 miljoen per jaar is gereserveerd. Uit de voorgenomen onderzoeken moet blijken welke programma-onderdelen in de plannen moeten worden opgenomen. Dan is het ook mogelijk de financiële omvang van de deelprojecten te ramen. Projecten als de «Soldier Digital Assistant» en een «losgekoppeld vizier» zullen waarschijnlijk enkele tientallen miljoenen guldens gaan kosten. Zodra concrete materieelprojecten aan de orde zijn, zal de voorgeschreven DMP-procedure worden gevolgd.

4

Hebben de verschillen met de bondgenoten (procedure e.d.) substantiële effecten op de te hanteren systemen of is er slechts sprake van een beperkte aanpassing van deze systemen? Waar is het voorgenomen eigen onderzoek precies op gericht?

Het uitgangspunt is dat optimaal wordt aangesloten bij internationale ontwikkelingen en bestaande producten. Hiervan kan worden afgeweken als de eigen nationale middelen dit nodig maken, zoals bijvoorbeeld bij de koppeling met de gevechtsveldradio. Uit de voorgenomen onderzoeken moet blijken in hoeverre de verschillende concepten als basis kunnen dienen en in welke mate aanpassingen nodig zijn. Ook kunnen de producteisen gedetailleerder worden opgesteld en kan een vergelijkings- en effectiviteitsonderzoek worden uitgevoerd. Via het eigen (bescheiden) onderzoeksprogramma kan Nederland gemakkelijker toegang verkrijgen tot onderzoeksresultaten van andere landen en kan in een zo vroeg mogelijk stadium de Nederlandse industrie bij het programma worden betrokken.

5

Welke afspraken zijn er met Duitsland en Engeland gemaakt over samenwerking? Op welke onderdelen van het project wordt samengewerkt? Ligt het, gezien de samenwerking met Engeland (mariniers) en Duitsland (Duits-Nederlands Legerkorps) niet voor de hand om zo veel mogelijk samen op te trekken in de ontwikkeling?

Zowel met Duitsland als met het Verenigd Koninkrijk zijn afspraken gemaakt over samenwerking onder meer op het gebied van «Soldier Modernisation». Deze samenwerking zou gezamenlijk onderzoek kunnen behelzen, alsook de gezamenlijke ontwikkeling van producten, gezamenlijke beproevingen en een gemeenschappelijke verwervingsprocedure voor eventuele deelprojecten.

6

Wordt overwogen het SMP met meer deelprojecten uit te breiden? Zo ja, welke?

Aanvullende deelprojecten zijn denkbaar op het gebied van kleding en bepakkingssystemen, nieuwe camouflagemiddelen, systemen voor vriend-vijand herkenning, geïntegreerde hoofdbescherming en de integratie van bestaande en komende commandovoerings- en informatievoorzieningssystemen. Nader onderzoek naar de haalbaarheid is voorzien.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Huys (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP), vacature PvdA.

Naar boven