25 600 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 1998

nr. 67
MOTIE VAN HET LID KALSBEEK-JASPERSE C.S.

Voorgesteld 25 juni 1998

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat voor de bestrijding en preventie van jeugdcriminaliteit en de jeugdhulpverlening in het regeerakkoord 1994 extra financiële middelen zijn uitgetrokken;

overwegende, dat niet duidelijk is in welke mate deze middelen inderdaad zijn aangewend voor dat doel;

overwegende, dat er onvoldoende zicht is op effectiviteit en doelmatigheid van beleid zoals uitgevoerd op basis van de specifieke uitkering Jeugdhulpverlening;

overwegende, dat zo de facto politieke prioriteitstelling onmogelijk wordt en er onvoldoende zicht bestaat op de samenhang en effectiviteit van beleid;

verzoekt het kabinet voor 1 oktober 1998 een plan van aanpak te maken waarin wordt aangegeven:

– wat wordt verwacht van degenen die hetzij rechtstreeks, hetzij via andere overheden gelden ontvangen in het kader van de «rijksbrede uitgaven voor het jeugdbeleid»,

– hoe jaarlijks samenhangende en betrouwbare verantwoordingsinformatie zal worden gepresenteerd waarin ondermeer duidelijk wordt wat met de reguliere geldstroom wordt gefinancierd en wat met het extra geld gebeurt,

– hoe zo spoedig mogelijk een landelijk beleidsinformatiesysteem zal worden ingericht dat geldt voor de jeugdhulpverlening en de inspanningen die zijn gericht op het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit,

– op welke wijze het werken met projecten zal worden bezien op zijn effectiviteit.

– op welke wijze er een folluw-up wordt gegeven aan het vastgestelde probleem dat er veel uiteenlopende bestuurlijke verantwoordelijkheden zijn die deels op een andere schaal functioneren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Kalsbeek-Jasperse

J. M. de Vries

Van de Camp

Kant

Naar boven