nr. 89
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 juli 1998
Ingevolge mijn toezegging aan de kamer om elk kwartaal te rapporteren
over de uitputting van het ORET- en MILIEV-programma stuur ik u bijgaand overzicht1.
Het eerste overzicht stuurde ik u toe op 22 april. Op dat moment berekenden
we een beperkt overschot in 1998 en een tekort in 1999.
De situatie is in de afgelopen drie maanden als volgt gewijzigd. In het
vorige overzicht waren in behandeling zijnde aanvragen die niet onder het
oude regime2 vallen per abuis geteld onder de
oude verplichtingen. Ook waren enkele oude aanvragen onder het nieuwe regime2 gebracht omdat de gewenste aanvullende informatie niet
beschikbaar kwam binnen de gestelde tijd. In het nieuwe overzicht is dit gecorrigeerd.
Het aantal gesloten en nog niet afgeronde overeenkomsten (A) is gestegen tot
80 en het daarmee gemoeide bedrag tot ruim f 391 miljoen. Het aantal
aangeboden schenkingen (B) – waartoe Nederland zich verplicht heeft
indien het contract tussen leverancier en afnemer tot stand komt en indien
het ontwikkelingsland de schenking aanvaardt – is per saldo gelijkgebleven,
terwijl het daarmee gemoeide bedrag is gedaald. Het aantal nog in behandeling
zijnde aanvragen (C) is gedaald naar 28, terwijl het daarmee gemoeide bedrag
is gedaald naar f 356 miljoen. Het aantal opgeschorte aanvragen is gestegen
tot 10, het daarmee gemoeide bedrag gedaald tot f 92 miljoen.
De kans dat in behandeling zijnde (C) en opgeschorte (D) aanvragen tot
uitgaven komen in 1998 neemt met het vorderen van de tijd af. Naast de correctie
voor de kans op slagen is daarom nu een correctie voor de kans op doorschuiven
aangebracht. De aangekondigde aanvragen (E) zullen thans zeker niet meer tot
uitgaven leiden in 1998: van de voor slagingskans gecorrigeerde bedragen wordt
100% doorgeschoven. In principe kunnen alle aangeboden schenkingen (B) nog
dit jaar getekend worden, zodat in elk geval een aanbetaling uit de schenking
wordt gedaan. De kans dat vervolgbetalingen nog dit jaar plaatsvinden is echter klein; daarom wordt 30% van de bedragen doorgeschoven. Van de lopende
schenkingen (A) is thans f 71 miljoen uitgegeven, dat wil zeggen 18%.
Volgens de betalingsschema's zijn de grootste uitgaven te verwachten in de
tweede helft van het jaar, zoals dat ook het geval was in voorgaande jaren.
In de praktijk blijkt er een behoorlijke risico te zijn dat betalingen die
zijn gepland in de twee laatste maanden uiteindelijk doorgeschoven worden
naar het volgend jaar. Medio 1998 wordt standaard rekening gehouden met 10%
doorschuiven. In een volgend kwartaalrapport zal dat percentage uiteraard
hoger worden.
Als de correcties juist zijn, worden er minder uitgaven gedaan in 1998,
maar meer in 1999 en volgende jaren, resulterend in een overschot van f 73.7
miljoen in 1998, een overschrijding van f 82.2 miljoen in 1999 en een
budgetbeslag, van f 136.6 miljoen in 2000 (vrije ruimte dus f 112.6
miljoen).
De overschrijding in 1999 is voor een deel veroorzaakt door betalingen
op schenkingen volgens het oude regime. Het is nog te vroeg om effect te verwachten
van de beheersmaatregelen die op 1 januari dit jaar van kracht werden. Aan
de andere kant stijgt het aantal aanvragen voor schenkingen, ondanks de lagere
schenkingspercentages en het verlaagde transactieplafond. Met het oog daarop
zal bij het in behandeling nemen van aanvragen gelet moeten worden op de kasconsequenties
bij goedkeuring.
De aanvragen die door de Interdepartementale Projectencommissie voor behandeling
zijn toegelaten zullen worden afgehandeld, mits binnen drie maanden voldaan
is aan de voorwaarden voor behandeling die door de commissie zijn gesteld.
Nieuwe of hernieuwde aanvragen zullen worden toegelaten voor behandeling
voorzover er budget beschikbaar is, nadat zij door de commissie zijn gerangschikt
naar de verwachte ontwikkelingsrelevantie.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
J. P. Pronk